Naar huis!
Jawel, na meer dan een maand in het ziekenhuis mocht ons vader vandaag eindelijk naar huis. Oef! Vorig weekend had hij een dag mogen proberen, en dat was al bij al meegevallen. Hij was eigenlijk zelfs blij terug in zijn eigen omgeving te zijn.
Vandaag ben ik hem iets over elf gaan ophalen met al zijn gerief, en we hebben hier thuis gegeten. Na het eten heb ik hem dan naar Zomergem gebracht, waar het huis intussen al lekker warm was. Hij had ook meteen brood mee, charcuterie, een paar yoghurtjes, dat soort dingen, zodat hij de eerste dagen geen boodschappen moet doen. Voor morgen heeft hij ook een volledige maaltijd mee, al zit de kans er wel in dat hij bij Jeroen mag gaan eten.
Met de auto rijden is voorlopig nog geen goed idee, maar als het moet, kan hij wel te voet naar de slagerij gaan, waar ze zowel dagschotels als beleg verkopen, en dan heeft hij meteen ook wat hij moet hebben.
Was hij blij dat hij thuis was? Jazeker. Maar meteen overviel hem ook weer een stevige melancholie: hij mist ons ma, en vooral het alleen zijn in dat huis dat hij altijd met haar deelde, valt hem zwaar. Alleen… daar is geen oplossing voor, geen troost, en dat weet hij ook.
Ik heb nog eens goed gekeken of hij wel goed geïnstalleerd was, heb hem nog eens stevig geknuffeld, en reed toen naar huis. Allez ja, met een omweg, want er waren hier nog twee geocaches die ik nog wilde oppikken. Eentje daarvan lag in de Kattenwegel bij een prachtig uitzicht en mijn broers op één na favoriete bank.
De volgende lag een eindje verder, de Molenstraat naar beneden, en dan Ro in. En daar, daar sloeg ook voor mij de melancholie toe. Dit was een van de favoriete straten van ons ma, met het ongelofelijke weidse uitzicht. Als kind en tiener gingen we hier soms fietsen, en dan genoot zij immens.
Ik was er in geen twintig jaar langs gereden, en bij het zien van diezelfde velden heb ik me even moeten parkeren, ik geraakte niet verder. Als ergens ons ma haar geest nog rondwaart, dan zal het hier in Ro zijn. Met haar haar overhoop gewaaid en glinsteringen in haar ogen.
Ik mis u, ma. Maar we doen voort, en we doen het goed. En ons pa, die redt zich wel. Gaat gij nog maar een eindje fietsen, hier in Ro. En vergeet uw fleske water niet in uw fietstas te steken hé.
Opname, jawel.
Deze voormiddag is ons pa blijkbaar zelf opgestaan, aangekleed en naar beneden gekomen. Hij zat te lezen toen ik thuis kwam, maar verklaarde zelf dat het helemaal nog niet lukte. En dat het misschien best was om toch naar het ziekenhuis te gaan, aangezien het de vorige keren wel na 24 uur was opgeklaard, en nu nog niet.
Na het middageten – dat mijn liefste al helemaal had klaargemaakt, we hoefden het maar op te warmen – zijn we dus naar spoed gegaan. Ik had meteen een gans blad afgeprint met al zijn gegevens op en het hele verhaal, compleet met twee foto’s, helaas van meer dan 24 uur na het accident. Op die manier hoefden we niet direct alles vijf keer herhalen en was er ook geen discussie of verkeerde notatie. Ze vonden het wel zo gemakkelijk.
De ongelofelijk sympathieke spoedarts – echt, zo maken ze er niet veel, wat een dame! – luisterde, las, trok bloed, en stuurde hem naar de hersenscan. Wat mij een half uurtje opleverde om even in de stralende zon wat nieuwe caches rond de Watersportbaan te zoeken, en meteen de broodnodige rust in mijn hoofd te krijgen.
Tsja, oordeelden ze, er zal inderdaad wel iets zijn, maar de hersenscan levert niet echt meteen iets op.
Tegen vijf uur werd hij dan naar een kamer op de afdeling neurologie gebracht, en we zullen dan later wel horen wat er aan de hand is. Feit is dat hij nog steeds gewoon omvalt, en dat hij dus hoegenaamd niet alleen kan blijven.
Bon ja, hij is nu tenminste veilig en in goede handen. Ik ben wel opgelucht, ja.
En intussen is Bart deze namiddag zijn moeder gaan installeren in een appartement in Triamant in Ronse, een verblijf waar ze de nodige zorg krijgt zonder dat het een ziekenhuis is.
En zo blijven we bezig…
Zemels
De dag was vandaag nogal wisselend qua stresslevels, dat kan ik wel zeggen.
Het begon met de allereerste fietstocht van Merel naar school. Technisch gezien kan ze wel fietsen – ze heeft deze week veel geoefend op starten en stoppen – maar ze durft gewoon niet, zoals bij haar wel vaker het geval is. Maar bon, vandaag zag ze het helemaal zitten om te fietsen, en ik dus achter haar aan. Wel, om eerlijk te zijn deed ze het heel goed: ze rijdt netjes waar ze moet, neemt mooie bochten, let op de auto’s, maar… ze rijdt soms zó traag dat ze zou omvallen, en dus moet ik haar opjutten. Enfin, content dat mijn haar geverfd is, want er zouden anders wel een paar grijze exemplaren bijgekomen zijn.
De voormiddag verliep dan heel rustig, maar ik moest natuurlijk ook nog met haar terugkeren, en eigenlijk verliep dat ook heel vlot.
De beloning was dan een grote schotel lasagne, die ik zondag nog had voorzien. We zijn ermee op het terras gaan zitten, en het was echt heerlijk, daar buiten in de zon.
Daarna reed ik rustigjes door het Vlaemsche land naar Ronse, om er Nelly bij te staan in een doktersbezoek. Sinds een aantal dagen heeft ze namelijk serieus last van haar rug, meer dan anders. Ik heb haar geholpen met aankleden, en aangezien ik toch wel behoorlijk wat te vroeg was, hebben we nog rustig wat in de keuken gezeten voor we naar het ziekenhuis vertrokken.
Daar sloegen dan de zenuwen toe: de dokter deed Nelly even neerliggen, onderzocht haar, en stelde als verdict dat ze een ingedeukte wervel had, dat dit op te lossen is, maar dat ze daarvoor wel volledige rust moest hebben. Iets wat ze natuurlijk in haar huis níet heeft, aangezien ze alleen woont. Hij wilde dan ook dat ze meteen, die namiddag nog, zou opgenomen worden voor een weekje platte rust.
Nelly stamelde dat hij dan toch wel morgen bedoelde? Neenee, herhaalde de arts, die middag nog, voor vijf uur, want morgen zat hij in Brakel.
Hmmm. Nelly was meteen in alle staten, en bleef maar verklaren dat ze vanzeleven op twee uur niet ging klaar zijn voor zo’n verblijf, dat ze al haar gerief moest verzamelen, en dat ze nog kweetniehoeveel mensen moest verwittigen en bellen. Ze werd op slag doodzenuwachtig en bleef maar ratelen. Ze haalde er zelfs haar beste vriendin bij, die haar gelukkig een klein beetje kon kalmeren, en een uur later zaten we met twee grote weekendtassen aan tafel, om kwart over vier, volledig klaar. Waarop ze, nog doodzenuwachtig, verklaarde dat ik haar even tijd moest geven want dat ik wel niet goed besefte wat dat allemaal was. Mja.
Enfin, we reden opnieuw naar het ziekenhuis, ik schreef haar in, en we gingen richting kamer. Waar er blijkbaar dringend een telefoon moest zijn, en de kast niet goed was, en dat bed naar beneden moest, en het bakje van de tv niet werkte, en dat dan moest uitgelegd worden want dat ze het niet snapte, en dat haar iPad nog geen wifi had, en haar kleren wel in de kast moesten gelegd worden, en dat die tv niet luid genoeg was en te kleine letters, en dat het blijkbaar lange dagen gingen worden.
Zucht. Intussen was ik zelf behoorlijk over de grens van mijn rug gegaan, vooral ook door domweg de tassen uit de auto naar de hal te dragen, in plaats van ze meteen op een trolley te zetten. Ik dacht ook van tegen vijf uur thuis te zijn, en stuurde dan maar een berichtje naar Kobe dat hij om brood moest, want dat het net iets later werd.
Om de intussen knallende koppijn te verdrijven ben ik nog snel drie caches in de Ronsische natuur gaan opzoeken: ik had echt nood aan een beetje stilte en frisse lucht, en het deed deugd.
Iets na zevenen was ik thuis, en de kinderen hadden gelukkig al gegeten. Bij Bart is het momenteel ook zodanig druk, dat ze eigenlijk regelmatig alleen zitten. Ik ben daar geen fan van, maar het is niet dat er veel alternatieven zijn, en ze doen dat echt wel goed. Gelukkig maar.
Wijsheidstand nummer drie
In 2006 had ik aan de linkerkant al mijn twee wijsheidstanden laten uithalen, want die waren gemeen pijn beginnen doen.
Nu was ook de onderste tand aan de rechterkant beginnen pijn doen: hij zat namelijk met een heel klein hoekje achter mijn kaakbeen gehaakt, en begon te duwen. “Tsja”, had de tandarts gezegd, “laat die gewoon uithalen: dat zal niet veel werk zijn, maar het gaat u een hoop pijn besparen, want als dat plots begint pijn te doen, begint dat meestal meteen serieus veel pijn te doen.”
Afspraak bij de stomatoloog dus, in het Sint-Lucasziekenhuis. Dat ziekenhuis had ik nog niet gehad, dus waarom ook niet. Oorspronkelijk lag dat volgende week, tussen de examens door, maar blijkbaar was er een conferentie tussen gekomen, en was het verplaatst naar vandaag.
Soit, om 13.35 uur meldde ik me aan aan de balie voor een afspraak om kwart voor twee, maar… Niks in de agenda! Bleek het in de andere vestiging te zijn, een beetje verderop, de vroegere Volkskliniek. Intussen was het al kwart voor, en heb ik een sprintje getrokken naar de andere gebouwen. Daar moest ik dan weer wachten om me aan te melden, en het was dus iets over twee tegen dat ik boven stond.
Blijkbaar zat dokter De Latte volledig op schema, en had ze al de volgende patiënten genomen. Maar bon, ik kon ertussen: ik kreeg een spuit, en tien seconden later was de hele kaak al verdoofd. Een kwartier later stond ik alweer buiten, een stevig grote tand en een stukje kaakbeen armer, en een verdoofde mond en een zakje ijs rijker. Oh, en een ganse waslijst met richtlijnen, waaronder spoelen met mondwater, en pijnstillers.
Ik hield nog de hele avond ijs op de kaak, en langzaam was die aan het wakker worden, maar met die Ibuprofen viel dat nog mee.
Allez bon, ik ben benieuwd, met mijn historiek van ontstekingen.
Zeepreventorium
Het gaat niet goed met Wolf, zoveel is duidelijk. In december had prof. Van der Looven ook al vastgesteld wat wij intussen al wisten: dat het niet betert. Ze had toen andere, sterkere medicatie voorgeschreven, reactivatie bij de kine, en vooral ook pychotherapie. En dus ook een nieuwe afspraak na drie maanden, in plaats van zes.
Nu, de kinesiste stelde zelf na een aantal keren voor om te stoppen, want het gaf geen enkel resultaat. Wolf heeft braaf één doosje medicatie uitgenomen, maar vond het toen welletjes, want ook dit bracht geen enkel soelaas… Alleen de sessies bij de psychotherapeut moest hij blijven volgen, want hij moet er echt mee leren omgaan dat zijn lijf kapot is.
Maar de laatste weken werd de pijn ook van langsom erger, merkte ik. We keken allemaal uit naar vandaag, naar het bezoek aan de dokter. Het maakte me niet veel uit wat ze ging zeggen, ik wilde geen geduld meer uitoefenen, maar desnoods bij andere dokters langsgaan, of verdere onderzoeken, als er maar iets gedaan werd.
Nu, we kregen eerst haar assistent, dokter De Win, die aandachtig luisterde, noteerde, onderzocht, en daarna ging overleggen met Van der Looven. Twintig minuten later kwam zij ook zelf langs, luisterde nog eens, onderzocht hem, en besloot toen: “Wij kunnen hier eigenlijk niks meer doen: de medicatie werkt niet, en een opname hier in het ziekenhuis heeft weinig zin, want dat is kortverblijf en daar gaan ze op een paar dagen tijd geen oplossing voor de pijn vinden. Ik stel voor: Zeepreventorium.”
Ik keek verwonderd op: Zeepreventorium? Dat is toch voor obesitas bij kinderen, en kinderen met astma en muco en zo? Blijkbaar is er ook nog een derde luik voor kinderen met chronische ziektes zoals metabolismestoornissen en spierziekten en zo, en zijn ze vooral ook sterk in pijnbestrijding. Wolf en ik zijn allebei beginnen huilen, maar dan van opluchting. Als ze het daar niet vinden en hem niet kunnen helpen, dan kunnen ze het nergens.
Ik vermoed dat ze ons nu pas konden doorverwijzen aangezien het om een chronische ziekte moet gaan, en het is nu pas een jaar. Al een jaar. Al een jaar afzien en pijn lijden.
Maar bon, ze ging er proberen spoed achter te zetten, zodat we zo snel mogelijk langs kunnen gaan voor een intakegesprek, en dan hopelijk ook opname. Geen idee of er een wachtlijst is, en voor hoe lang hij daar zal moeten blijven. Er is wel een volwaardige school, dus da’s ook al veel. Het zal op internaatsbasis zijn, met de weekends thuis.
Man, ik hoop zó, zó hard dat hij snel mag gaan, en dat ze er vooral snel een oplossing voor de pijn vinden. Mijn hart bloedt als ik hem zie…
Verlengd
Met een bang hartje, ik geef het toe, trok ik met Bart naar het ziekenhuis vandaag. Man, ik was blij dat Bart mee was, want we hebben liefst anderhalf uur moeten wachten. Ik heb gezeten, een tijdje gelegen op drie zetels naast elkaar, geijsbeerd, en vooral op mijn tanden gebeten. Anderhalf uur zonder deftig te liggen, dat was er los over. Zodra we binnen mochten in een behandelkamer, heb ik me dan ook neergelegd. Opluchting!
De dokter zelf was bijzonder vriendelijk en mededeelzaam: hij haalde er de foto’s van de scan bij, en legde minutieus uit wat er precies aan de hand is. Blijkbaar mis ik een verbinding tussen de wervels achteraan, het aangeboren stuk, waardoor het meestal maar een kwestie van tijd is voor de zwaartekracht ervoor zorgt dat de wervels verschuiven. Die bewuste plek is (lumbaal5-sacraal1) is sowieso de plek die het meest gewicht te verduren krijgt, en de discus die er tussen zat, is al helemaal weggesleten. Ergo: kroniek van een aangekondigde verschuiving. Tsja.
Op de scan is inderdaad, ter hoogte van de stippellijntjes, goed te zien dat de gewone vloeiende lijn van mijn ruggengraat verschoven is, en dat er ook geen plaats meer is voor een discus, maar dat het been op been is.
Aangezien een operatie om alles aan elkaar vast te zetten behoorlijk ingrijpend is, geen garantie op succes is én uiteraard ook risicovol, wordt er meestal een paar maand afgewacht om te zien of het zonder operatie ook niet leefbaar is. De literatuur spreekt van zes tot acht maanden, verklaarde hij. Dus ja, het advies was: afwachten en rusten, en herbekijken eind december. Hij schreef me dan meteen ook maar thuis tot aan de kerstvakantie.
Juist ja.
En toen werd het even hectisch, want het was net half vier, op school was alle elektriciteit uitgeschakeld omwille van werken, maar ik wilde nog snel verwittigen én ik wist dat mijn interimaris naar een andere school ging luisteren voor een nieuwe interim na de vakantie. Enfin, na veel heen-en-weergebel kreeg ik eindelijk het nieuws dat Sara na de vakantie gewoon mijn interim verder blijft opnemen. Oef, grote opluchting!
Daartussen kreeg ik nog telefoon van Kobe, van de lagere school en van Wolf, maar da’s dan weer een verhaal op zich.
Nog een dagje ziekenhuis
Was het nu omdat het gisteren fout liep, dat ze vandaag meer meegaand waren? Geen idee, maar ik ben deze keer wel netjes gewassen door een vriendelijke doch kordate jongeman, en heb meteen ook een vers bed gekregen. Ik ben zelf tot aan de badkamer geraakt, heb zelf mijn bovenlichaam gewassen, en ik ben daar al trots op, kunt ge u voorstellen?
Ik zit diep, ik geef het toe. Komt dit ooit nog goed?
Ik ben namelijk met de kinesiste en mijn stok tot aan het eind van de gang geschuifeld en terug, en ik ben nat van het zweet en stikkapot, en de tranen staan in mijn ogen van de pijn en de inspanning. Stel u voor.
Gelukkig kwam Bart rond vier uur met de kinderen: Merel nestelde zich prompt bij mij in bed, en Kobe speelde op zijn iPad in de zetel naast me, met mijn hand in zijn hand, en zo hebben we tv gekeken, terwijl Bart met Wolf naar de kinesist ging. Ik heb hen gemist, en zij mij ook, zoveel is duidelijk. Het is niet alsof we de hele tijd hoefden te praten, gewoon samen zijn was meer dan voldoende, en heeft me deugd gedaan.
De dokter is daarna opnieuw langs geweest, en hopelijk mag ik zaterdag naar huis, op voorwaarde dat ik me bijzonder rustig hou. Hij heeft me sowieso thuis gezet tot aan de herfstvakantie, en dus kan ik een interimaris krijgen, waardoor ik ook niet geneigd zal zijn te snel opnieuw te beginnen werken. Rusten is zeer belangrijk nu, en ik geloof hem grif: ik heb niet de behoefte om te bewegen momenteel, en dat wil al wat zeggen.
Ik heb ook pas vanavond mijn computer voor het eerst ter hand genomen, ook al staat hij hier al een paar dagen: ik zag het gewoon niet zitten, en vier dagen zonder computer, dat is heel, heel uitzonderlijk. 107 niet-werkgerelateerde mails, ugh.
Spondylolisthesis
Ik geef het toe, ik begon het zeer vreemd te vinden dat ik intussen al meer dan 24 uur in het ziekenhuis was, volop pijnstilling en dergelijke kreeg, zonder een dokter gezien te hebben.
De verpleging viel de helft van de tijd ook uit de lucht: ik lig blijkbaar op de gang van de geriatrie, waar ze heupen vervangen en dus liefst binnen de dag de mensen aan het wandelen krijgen. Dat leidde tot (ongeveer) volgende conversatie met de verpleging in de loop van de voormiddag – let wel, ik had me nog quasi geen vin verroerd, had al liggend gegeten (waarbij ze mijn vlees voor mij hebben gesneden):
“Moh, mevrouw, u kan zich niet zelf wassen? Allez, u kan toch op zijn minst gaan zitten! Nee? Echt niet?”
De jonge verpleegster verdween, om tien minuten later met versterking terug te keren, zijnde drie dames. Een van hen, op een strenge, vermanende toon: “Mevrouw, wat dacht u van een douche? Ik vind dat uit uw bed moet komen en tenminste de moeite moet doen om te proberen, wat is dat nu!”
Ik ben schamper in de lach geschoten. “Mevrouw, ik kan niet staan, ik kan niet zitten, ik kan me met moeite draaien en zit onder de pijnstillers! Ik zou dolgraag een douche nemen, maar dat gaat niet!”
Met verwijtende stem: “U zat vanmorgen toch in uw zetel?”
“Uh?? Nee, u zal mijn man gezien hebben.”
Vol ongeloof: “Uw man???” Blijkbaar is er geen bezoekuur in de voormiddag en laten ze meestal geen mensen binnen. Ze vonden dit bijzonder ongeloofwaardig dus, maar zuchtend hebben ze me dan maar zo gewassen, dik tegen hun zin. En ik kon dus nog steeds niet uitleggen wat er precies scheelde, want ik had nog steeds geen dokter gezien.
Wat later is de hoofdverpleegster langsgekomen met een halfslachtige verontschuldiging, want ik had intussen mijn beklag gedaan over hun houding. Ik ben trouwens prompt beginnen huilen in het gesprek met die hoofdverpleegster: ik zou me echt dólgraag zelf kunnen wassen, maar ik kan geen kanten uit.
Rond een uur of vier kwam de dokter dan toch nog af, en bleek hij gisterenavond nog aan mijn bed gestaan te hebben, maar ik sliep blijkbaar zodanig diep, dat hij me niet wilde wakker maken.
De scans wezen inderdaad op twee gedegenereerde discussen, maar vooral op spondylolisthesis. Blijkbaar is mijn onderste lendenwervel naar voor geschoven ten opzichte van mijn heiligbeen, en zorgde dat voor de helse pijnen. Voorlopig moet ik nu vooral rusten, onder pijnstilling, en heel gecontroleerd zachtjes weer in beweging komen. De dokter vertelde me dat 50% van de patiënten daarmee leert leven, en dat de andere helft uiteindelijk kiest voor een operatie om de wervels vast te zetten, omdat ze het niet leefbaar vinden.
Ik weet dus nog niet of dit terug goed komt, en ik ben doodsbang voor die pijn, ik geef dat eerlijk toe. Daarstraks ben ik met de kinesiste – en mijn vertrouwde stok – tot aan het toilet geraakt en terug. Ik voel me minstens honderd…
Gelukkig zijn er ook bezoekjes: Bart was deze morgen nog wat spullen komen brengen, en deze middag stond plotseling David (Konijn) hier. Ik had hem al in geen tijden gezien, en ik vond het zalig. Minstens even zalig was het bezoekje van Nathalie, een van mijn beste vriendinnen uit het middelbaar. Ook bij haar was het vreselijk lang geleden dat we elkaar gezien hadden, maar eigenlijk maakt dat niet zoveel uit. Ook zij had via Facebook gelezen dat ik in het ziekenhuis lag, en ze was dus even langsgekomen.
Tsja.
Hier lig ik dan. Nog wel eventjes, heb ik de indruk.
Een geest die de wereld aankan, en een lijf dat u ongenadig in de steek laat.