Ik heb vreselijk moeten lachen vandaag, maar mijn dag was eigenlijk ook wel meteen goed.
Ze zijn hier al anderhalve week aan het werken in de straat: vernieuwen van de totaal verkalkte waterleidingen. Concreet betekent het een hoop lawaai, een hoop modder, alle voetpaden die opengebroken liggen, alle auto’s die ergens anders moeten parkeren, en een hoop malcontente mensen. Ik vind het ook niet leuk, maar daar kunnen die werkmannen ook niet aan doen, het is hun job en het moet gebeuren. En dus zeg ik altijd vriendelijk goedemorgen, en lach ik eens naar die mannen.
Dat had de voorman ook opgemerkt, en die zag mij blijkbaar wel zitten: al de hele week kwam hij aanbellen als er iets scheelde, om iets mee te delen, sprak hij me aan voor een babbeltje, enzovoort. Ik heb de indruk dat het een Italiaan is, of toch zoiets. Blijkbaar hield hij ook nauwlettend in de gaten wat ik droeg, want hij sprak me er lachend op aan dat ik ’s morgens nog een bril droeg, en later niet meer. Dat soort dingen dus.
Deze morgen kwam hij deemoedig melden dat ze het water in de straat hadden afgesloten, maar dat ze mij en de overbuurvrouw niet verwittigd hadden, omdat wij gedomicilieerd zijn in de andere straat, maar blijkbaar ons water betrekken uit deze straat. Ach ja. Ik heb dan maar flessenwater gedronken, douchen hadden we gelukkig allemaal ’s morgens vroeg gedaan.
Rond een uur of twee stond hij opnieuw aan de deur: dat het water terug was. En dat het zijn laatste dag hier was (het terug aanleggen van de bestrating is een andere ploeg), dat ze de werf aan het opkramen waren. En dat hij het dus jammer ging vinden dat hij me niet meer ging zien. Want, ha ja, “zo’n vriendelijkheid en mooiheid (sic) in één vrouw, dat ziet ge niet veel. Ofwel zijn ze heel mooi, maar dan zo vies en lastig, of omgekeerd”. En dat het niet eerlijk was dat ik gewoon alletwee had. Ik schoot in de lach, en zei dat mijn man dus geluk had. Wat hij volmondig beaamde, mij nog een stralende glimlach schonk (had ik al gezegd dat hij eigenlijk niet onknap was?), en weg was hij.
En ik, ik stond te grijnzen. Zeg nu zelf…