Het was met een bang hartje – eentje dat duidelijk nogal snel klopte – dat Merel naast me in de auto richting vaccinatiecentrum zat. Spuitjes, nee, ze is er geen held in.
Ter plaatse zag ze de stroom kinderen die ernaartoe gingen en terugkwamen, en ja, ze leefden warempel nog allemaal. Ze kneep in mijn hand en stapte dapper verder. Aan de ingang stond een koppel tropenreizigers ons op te wachten met een antibacteriële gel, achter hen stond een heuse olifant en wat verderop lag een tijgerin met kittens. Ah bon? Jawel, de hal was omgetoverd tot een halve jungle, “Let it go” schalde door de boxen en Merel kreeg zelfs een potloodje en een tekenspelletje in de hand gedrukt. Intussen werd haar ID-kaart gescand en dergelijke, maar zelfs mijn zesdestudiejaartje was afgeleid, en dat was perfect, ze had het niet eens door. Helaas, op de evenwichtsbalk werd ze wel krokodillenvoer…
Een meer dan vriendelijke, zeer professionele dame stelde haar nog wat later op haar gemak, legde geduldig uit wat ze precies ging doen, en gaf haar zonder problemen haar inenting. Merel opgelucht, ik opgelucht.
We wachtten nog een kwartiertje in de wachtzaal, terwijl een al even vriendelijke assistente vrolijk kwam kletsen. Ze wist te vertellen dat ze de vorige weken, bij de boosterprikken van de volwassenen, tot meer dan 6000 prikken per dag gaven, minder dan 1 minuut per persoon bij de verpleegkundige van dienst. Als volwassene heb je net graag dat het snel en efficiënt gaat. Bij de kinderen hadden ze in dezelfde tijdsspanne 900 prikken voorzien: veel meer tijd dus om alle kinderen op hun gemak te stellen. En als het een uur duurt om eentje een prik te geven, dan is dat maar zo.
Merel huppelde nog net niet naar buiten, deed nog snel even een limbo aan de uitgang, en zag dat het goed was.
Die tweede prik, dat wordt een fluitje van een cent. Dankjewel, Stad Gent, voor je helden!