Het heeft opnieuw wat voeten in de aarde gehad, maar er was vandaag ein-de-lijk weer een sessie van de leesclub van de school.
In schooljaar 2019-2020 kreeg ik de leesclub precies niet van de grond: er was weinig tot geen interesse, de collega’s hadden echt geen zin en/of geen tijd, en dan als enige leerkracht, met zelden nog geïnteresseerde leerlingen? Nee, bedankt.
En toen was er uiteraard corona en mochten we ook niet samenkomen. Online dan? Nah, ook dat geeft niet het gewenste effect.
Maar na de krokusvakantie zag het er allemaal goed uit en dus plande ik nog een boek na de paasvakantie, dat met enig uitstel begin mei werd. Ik koos, achteloos, voor het meest recente boek dat ik bijzonder graag had gelezen: “The Song of Achilles” van Madeline Miller.
Vorige week was er dus de leesclub met nog één collega en vijf leerlingen. Allemaal meisjes, zo bleek. En – iets waar ik niet bij stilgestaan had – eigenlijk ook zo goed als allemaal LGBTQ+. Huh?
Blijkbaar ben ik zo naïef als de pest: ik had het boek gelezen als een prachtig, romantisch verhaal over de liefde tussen twee jongens, een aanvulling op de Ilias. Ik had er dus eigenlijk, serieus waar, echt niet bij stilgestaan dat dat homo-erotisch was. In mijn hoofd zijn homoseksuele relaties doodnormaal en zag ik geen verschil met een andere relatie. Werd ik daar even met mijn neus op de feiten gedrukt! Want het boek geldt als een must-read binnen de LGBTQ+ jongerengemeenschap, omdat het vrijwel nooit voorkomt dat je een dergelijk genormaliseerd verhaal krijgt. Oké, de Oud-Griekse samenleving maakte nu ook totaal geen punt van een homoseksuele relatie, zolang je maar nakomelingen had die jouw bloedlijn verderzetten. En zowel Achilles als Patroclus hebben ook op een bepaald moment heteroseksuele seks, maar dat wordt gezien als een inbreuk op hun relatie, niet als ‘normaal’.
Ik zat echt op een bepaald moment met open mond te luisteren naar de dames die het hadden over vooroordelen, over acceptatie, over LGBTQ+ literatuur, over het gebrek aan voorbeelden en normalisatie, en ik viel gewoon uit de lucht. Ik had trouwens ook helemaal niet door gehad bij drie van de vier dames dat die eventueel onder die noemer zouden vallen. Irrelevant, toch?
Bon, het is me dus toch maar weer eens duidelijk geworden in wat voor een gepriviligieerde bubbel ik eigenlijk zit, eentje waarin racisme en homohaat gewoon niet aanwezig zijn. En dat een vriendenkring met een ruime keur aan – al dan niet getrouwde – homo’s, lesbiennes, genderfluïden en transgenders in beide richtingen blijkbaar niet standaard is.
Tsja.
Er is nog werk aan de winkel in onze samenleving, me dunkt.