Haven dus, een nieuwe larp voor mij. Heb ik me geamuseerd? Welzeker! Maar toen spelleiding me dat op zaterdag in de vooravond vroeg, moest ik nog antwoorden: “Ja, maar ondanks Haven, eigenlijk”. Door het concept – je komt als vreemd volk toe in een compleet onbekende wereld met compleet andere, onbekende culturen – bleef mijn personage zeer op haar hoede, en legde nauwelijks contact met anderen.
Het hielp natuurlijk niet dat er al twee van mijn volk aanwezig waren, en dat we een eigen kampementje hadden gebouwd, een beetje – logischerwijs – verwijderd van de rest. Héél gezellig, met worstjes op de vuurkorf en al, en fantastisch gezelschap, maar we waren helemaal niet betrokken bij het spel.
Dat veranderde radicaal toen we – oorspronkelijk enkel Mireille en ik, later ook Sabrina en Hanneke erbij – mee de crypte in gingen, doorheen een soort doolhof, dan een tunnelsysteem, om voorbij een stevige golem in een kamer terecht te komen waar in een vreemde taal – het zelf verzonnen Eskhi Ganu – een hoop opnames konden beluisterd worden. En toen werd de linguïst in mij niet alleen wakker, maar begon die zich te verlekkeren. We probeerden zo goed zo kwaad mogelijk een van de acht teksten fonetisch te noteren, om die dan later bij het kampvuur met behulp van een zeer onhandig lexicon te vertalen. Schitterend gedaan, en ik amuseerde me rot!
Ook zondagochtend hebben we in die crypte doorgebracht met de andere zeven teksten. Ik vermoed dat de anderen zich doodverveeld hebben, maar ik vond het zalig! Zelfs toen het bericht kwam dat ze buiten aan de eindbash bezig waren, kon ons dat niet schelen: we deden voort!
Enfin, het volk van de Taoxka ligt me wel, het concept ook, en we bouwen het vooral verder uit. Ik kijk nu al uit naar de volgende Haven. Met àlle Vossen, deze keer.