Lieve Jeroom
vandaag zou je tachtig geworden zijn. Man, wat zouden we daar een feest van gemaakt hebben zeg! Met lekker eten, en veel rondspringende kleinkinderen, en jij die zichtbaar zou genieten van de aandacht.
Ik wou dat ik je nog één keer kon spreken. Dan zou ik bij jou in de keuken komen zitten, jij in je favoriete stoel, ik op de zetel ernaast. Ik zou je vertellen, in de eerste plaats, over je kleinkinderen. Hoe groot Wolf intussen al geworden is, en dat hij de eerste pubertrekjes begint te vertonen. Hoe hij in het weekend al wat langer slaapt, en een heerlijk sarcastisch gevoel voor humor aan het ontwikkelen is. Jij zou monkelen, en zeggen dat hij dat van geen vreemden heeft. En ik zou stoefen met zijn gitaar: hij speelt graag en veel, en doet het ook bijzonder goed.
Ik zou je vertellen over Kobe: dat hij het zo goed doet op school, maar dat zijn schrijven nog wel wat werk kan gebruiken, en jij zou vermanend opmerken dat ik hem daarin moet trainen, en dat zijn vader ook van die hanepoten had. Maar ik zou je ook vertellen wat een ongelofelijke fantasie die jongen heeft, en hoe smeuïg hij kan vertellen, en wat een enorme energie hij kan uitstralen. En dat hij toch wel een paar vijzen mist bij momenten, en opnieuw zou je monkelend opmerken dat ook hij duidelijk mijn zoon is.
Ik zou je uiteraard ook vertellen over Merel: hoe zalig het is om in haar lange blonde haar te kroezen, en wat een eeuwig vrolijk kind dat toch is, dat altijd aan het zingen en dansen is, met die grote blauwe kijkers van haar. Ze zouden je onmiddellijk doen denken aan die van je vrouw, want die ogen, die heeft ze duidelijk van Nelly geërfd.
Je zou me aankijken met een zachte blik, en mijn hand nemen, en me vertellen wat voor fantastische kinderen ik toch heb, en dat ik me mag gelukkig prijzen met hen. Ik weet dat, Jeroom, geloof me, ik weet dat.
Maar dan zou er iets bezorgds over je komen: je zou me vragen hoe het met Bart is. Hoe het écht met hem is, en je zou me vragen om toch echt goed zorg te dragen voor hem. Want je weet maar al te goed hoe hard je oudste zoon op jou lijkt: even koppig, even volhardend, en even hard werkend als jij altijd deed. Hij klopt teveel uren, die man van mij, hij gaat er soms té hard voor, en dat eist bij momenten zijn tol. Maar, zou ik je zeggen, ik kan hem toch niet verbieden om te doen wat hij zo ongelofelijk graag doet? En jij zou zwijgen, en dan begrijpend knikken, maar toch zachtjes je hoofd schudden.
En dan zouden we samen even tot het eind van de tuin lopen, tot bij de kippen, terwijl je me weer een of andere maffe anekdote vertelt en me aan het lachen brengt.
Ik mis je, Jeroom. Ik had je zo graag tachtig zien worden vandaag.
Lieve kus van je kleinkinderen en je schone dochter, zoals je me altijd noemde.