Ik weet niet meer waar ik het gelezen had, maar het leek me een prima idee: een nachtje kamperen in je eigen tuin (of die van oma, maar da’s geen optie), en dan een nachtwandeling maken.
Gisteren leek me een ideale avond: niet kouder dan 21°, en geen regen. Die combinatie is vrij zeldzaam, meestal krijgen we van die warmteonweders op ons dak. Ik heb met Wolf de tent opgezet, we hebben slaapmatjes en slaapzakken bovengehaald, en rond negen uur hebben de jongens zich geïnstalleerd. Vroeger was quasi niet te doen, want het bleef 28° buiten. Slapen hebben ze dat eerste stuk niet gedaan, wel gegiecheld, geprutst en gegoefeld.
Rond half elf heb ik ze uit de tent gehaald, toen je aan de westelijke horizon nog net wat lichter blauw zag dan aan de rest van de hemel. Gewapend met een zaklamp voor mezelf, kleine lichtjes voor hen, en een paar flesjes water – het was nog steeds 27° – zijn we naar de Lange Velden getrokken, een parkje langs een nieuwbouwwijk, van de R4 afgescheiden door een hoge aarden wal. Echt stil of echt donker was het daar niet, maar dat was ook niet de bedoeling, zo met een negen- en een zesjarige. En vooral: het is op wandelafstand.
We hebben een fijne wandeling gemaakt, geluisterd naar de krekels en de (brul)kikkers, ons een kriek gelachen met het geluid van een van die beesten – het leek wel een badspeeltje waar je langzaam op trapt – en naar de sterren gekeken. Veel kon je er niet van zien, zo dicht bij ’t stad, maar genoeg om hen de Grote Beer en de poolster te tonen.
We zijn rustig teruggewandeld, Kobe is dan toch maar in zijn eigen bedje gekropen, en Wolf heeft heerlijk geslapen in de tent, zegt hij.
Om eerlijk te zijn, ik kijk al uit naar ons midweekje in Waimes, in de Ardennen. Ik ga hen nog veel meer sterren tonen, en alle mogelijke dierengeluiden. En zorgen dat de zaklantaarns mee zijn, echt wel.