Strikt genomen is het nog Gent, maar Sint-Kruis-Winkel is toch al gauw een dikke twintig minuten onderweg, zeker als je het veer neemt en dat net voor je neus wegvaart. Maar we waren absoluut niet haastig, mijn pa en ik, en we genoten van het tochtje.
In SKW parkeerden we ons aan de Moervaart en trokken het koppelingsgebied binnen om er een pracht van een wandeling te maken en ronduit knappe caches te vinden. We hebben vier caches gevonden vandaag, ik heb vier favorietpunten uitgedeeld, en normaal gezien ben ik daar niet zo scheutig mee.
Cache één was een eenvoudig doordenkertje, nummer twee was met een slot van een kluis en vroeg ook wel wat denkwerk. Ik had geluk dat mijn euro snel gevallen was.
Tegen dan waren we net geen kilometer ver en moest ons pa al even rusten: hij had geen evenwicht en haalde zwaar adem, al ontkende hij dat laatste ten stelligste. Toen ik hem zei dat we nog geen kilometer ver waren, geloofde hij me niet, maar zo’n geocache app liegt er niet om. Tsja.
Cache nummer drie was een pareltje dat ik eerder per toeval openkreeg, en die ik dan ook niet meer toekreeg tot ik effectief het mechanisme achterhaalde. Mooi mooi mooi!
En dan nam ons pa zijn pil van vier uur in, helaas zonder water, want dat had ik niet mee en daar had hij ook niet om gevraagd. Natuurlijk bleef ze in zijn keel steken, en dus gingen we op aanraden van andere wandelaars even verder tot aan een klein hoveke, waar drie mensen rustig op hun koerke zaten te kletsen. Ik vroeg om een glas water, en kreeg meteen de uitleg dat de eigenaar 95 was, daar ter plekke was geboren, nog steeds met de fiets reed en met de auto, en dat zijn vrouw 91 was en de zoon 71. Zeer sympathieke mensen, en ons pa knapte een pak op van dat glas water. Zozeer zelfs, dat hij niet meteen naar de auto terug wilde wandelen – we zaten intussen op anderhalve kilometer – maar nog langs een bospad tot aan de Moervaart, waar er nog twee caches lagen, wilde stappen. Dapper gingen we op weg, maar voor ik de volgende bankkaartcache oploste, heb ik hem toch voorzichtig gedumpt op een elektriekkastje, want hij was weer zwaar achter zijn adem aan het trekken. Wat geen waar was, volgens hem, maar bon.
Enfin, we wandelden terug naar onze auto, legden in totaal 2.8 kilometer af, en de laatste 300 meter zijn we om de 40 meter moeten stoppen, want het ging niet meer. Koppig, dat is hij wel, ik mocht de auto niet halen.
Ik denk dat ons pa vooral van zichzelf verschoten is: dat hij 2.5 kilometer niet meer kan wandelen zonder duizend keer te stoppen. Ik bedoel maar: we hebben er – met zoeken naar caches en al – drie uur over gedaan. En dan ging het nog niet op het einde.
Hij heeft me beloofd dat hij thuis vanaf nu elke dag – als het weer het toelaat – ging wandelen. Een klein tochtje maar, vanaf zijn deur via de Westeling langs de Adolf Lievensstraat en zo terug. Hij heeft zijn alarm aan, als er dus iets gebeurt, is er altijd snel iemand. Maar bon, dat heeft hij al ettelijke keren beloofd. Ik hoop dat hij nu voldoende geschrokken is van zichzelf om er ook echt iets aan te dóen deze keer. Want het zal alleen maar beteren als hij zelf begint te wandelen, iets wat al zijn dokters vragen, overigens.
Mja. ’t Is ne Rombaut, zeker?