Canada dag vijf: le Pourvoirie du Lac Blanc

We zijn hier met ons gat in de boter gevallen, denk ik zo. Ik heb gisteren de chalet beschreven: wel, die is zo zalig als gezegd. Bart en ik waren iets over zessen wakker en ik installeerde me op de veranda – of hoe noem je zo’n typisch Amerikaanse porch? – met mijn boek. Tegen acht uur kwam Merel stilzwijgend naast me zitten in een van de zetels, en ik gaf haar een beker melk, die ze zwijgend aannam. Héérlijk, die dochter van me, ik ben verliefd op dat moment en op de foto die ik nam. En later voegden de jongens zich ook bij ons om buiten te ontbijten.

We werden verder langzaam wakker, lazen een beetje, niksten wat, en tegen elf uur trokken de kinderen en ik naar het centrale punt waar je kajaks en bootjes en zo kan lenen. Niet dat ik ook maar enige intentie had om mee te varen, dat zou niet praktisch geweest zijn voor de rug, maar iemand moest toch op de spullen letten, en ik kon meteen ook informatie vragen over de rest van de activiteiten. Ik boekte meteen ook een uitstapje “beren kijken” om half zes. Bart werkte intussen nog aan een dossier dat binnen moest.

Kobe vertrok in een kajak, Merel en Wolf in een roeiboot, maar dat wisselde onderweg af en toe, terwijl vooral Merel veel in het water lag – met opzet: zwemmen met zo’n reddingsvest aan vindt ze de max! Ik zat intussen op het terras met een koffie en genoot van het uitzicht.

Tegen een uur waren we terug aan de chalet, tijd voor een broodmaaltijd en een tukje. Dat plots twee uur bleek te duren. Ik was precies een beetje moe, en de rest wilde ook wel chillen.

Maar we hadden een afspraak met de beren om half zes. Allez, vonden wij toch: de beren vonden van niet. Meh.

Ene Pierre legde in sappig Canadees Frans uit wat de bedoeling was en we werden in een oude yellow schoolbus geladen om toch nog een eindje te rijden. Daarna ging ene Will de etensresten van het restaurant gaan dumpen op de standaard voederplek, terwijl wij met 31 man in een kijkhut plaats namen. En toen begon het wachten. En nog meer wachten. En waren er gelukkig wel zo’n 20 roodkopgieren die boven ons en rond het kleine meertje cirkelden, zodat we tenminste nog iéts zagen. Na een uur blies Pierre de aftocht: het was een bijzonder zen uurtje geworden, en voor ongeveer 120 euro mag dat wel. Bummer.

Maar Bart had in de namiddag al fantastische spaghettisaus gemaakt en we hoefden dus niet te lang te wachten op eten. En dat het smaakte!

Daarna ging iedereen gewoon min of meer plat, en om half elf gingen ook hier de oogjes toe.

Wat ik wel gedaan heb, is op regelmatige tijdstippen een foto gemaakt van het meer op dezelfde plek (6.30 – 7.30 – 8.30 – 9.30 – 13.30 – 16.30 – 19.30 – 20.30 – 21.30). Het lichtspel is machtig…

Canada dag vier: van Montréal naar Saint-Alexis-des-Monts

Half zes wakker, het is een trend intussen. Maar bon, zeven uur geslapen, dus erg is het niet. Kwart over negen stonden de kinderen bij ons, nog wat later waren we aan het ontbijtbuffet in een hotel een paar huizen verderop. Vooral Merel kan daar intens van genieten, maar jarige Kobe – eindelijk 17! – zag dat ook helemaal zitten.

We pakten ons boeltje in, staken alles in de auto en reden naar Ile Sainte-Hélène, waar nog de remnanten van de Wereldtentoonstelling uit 67 staan. Wat we vooral zagen, is dat het hele eiland gewoon één en al evenmentenplein is geworden, waar ze nu ook alles aan het opzetten waren voor een groots festival. Bewoning is er blijkbaar niet: vanop de brug zagen we ook een immens pretpark. We staken een brugje over naar een tweede eiland, en dat bleek zowaar het Formule 1-racecircuit te zijn van Montréal! Wijs!

We wandelden rond de Biosfeer, gingen even tot aan het water aan de andere kant van het eiland, en reden toen terug de stad zelf in om er een Tim Hortons te zoeken: dat is zowat het Canadese equivalent van de McDonalds, maar dan met wraps, pizza en broodjes.

Daarna reden we al naar het noorden van de stad, naar het Oratoire de Saint-Joseph, een immense basiliek op het hoogste punt van Montréal. De basiliek is de grootste kerk van Canada, maar vooral het uitzicht is schitterend.

En toen begonnen we aan onze road trip: anderhalf uur naar het noorden, met een fijne playlist.

We reden verder naar het kleine stadje Saint-Alexis-des-Monts, om daar proviand in te slaan en dan een kwartier verder naar de Pourvoirie du Lac Blanc te gaan. Dat is een soortement vakantieparkje, maar dan op zijn Canadees: een centraal huis/restaurant met een zwembad en hot tub, gelegen aan het meer waar je naar hartenlust kan varen met een kano, kayak of pedalo of gewoon zwemmen. Tegen betaling kan je ook paardrijden, beren gaan spotten en dat soort dingen.

We kwamen aan onze chalet, en man, wat een luxe! Volledig in hout, maar voorzien van een volledig uitgeruste keuken, een overdekt terras – een echte ‘porch’ dus – en vier kamers, elk met een eigen badkamer met bad of douche en toilet. We hebben dan eens vier kamers, slapen Wolf en Kobe toch wel samen zeker! Maar ze mogen uiteraard kiezen.

En onze kamer, wel, die heeft gewoon bijna rondomrond uitzicht, waarvan een stuk op het meer.

We genoten even van de rust en de stilte, Bart maakte op verzoek van Kobe worst met appelmoes en puree, en we eindigden de dag met een kaartspelletje dat Merel glansrijk won.

En toen was het na tienen en meer dan welletjes voor ons…