Canada dag zeven: van watervliegtuigen en watervallen

We waren om half acht al allemaal wakker – Bart en ik van zes uur alweer – omdat we op tijd weg wilden zijn: we hadden een afspraak om twaalf uur in La Tuque voor een vlucht in een watervliegtuigje over Parc Mauricie. Maar toen ik rond half zeven de blinden naar boven deed, zat er een marmotje in het stukje tuin voor het raam. Knap beestje.

Om negen uur begonnen we aan het volgende stuk van onze road trip, waardoor we al om kwart over elf in La Tuque waren. De bedoeling was om daar nog even te chillen, vooraleer we het vliegtuigje op gingen. Alleen… had het reisbureau blijkbaar een foutje gemaakt, want terwijl onze routeplanner ons wel degelijk naar hier stuurde, stond er op de vouchers dat we moesten opstijgen in Saguenay, zo’n 300 km verder. Euh… Gelukkig bleek het dezelfde firma te zijn en was er een vliegtuigje en piloot vrij, maar dan wel onmiddellijk. Tot zover de reispilletjes dus. Maar het zicht was wel prachtig: bomen en water zo ver je kan kijken, en af en toe een huisje aan dat water. Het moet hier prachtig zijn om te wonen, maar ook behoorlijk geïsoleerd.

Het resultaat was wel dat ik zo misselijk werd als een hond en effectief van het kotszakje moest gebruik maken. Ik ben na het uitstappen dan ook even gaan liggen en heb eigenlijk niet gegeten, terwijl de rest picknickte naast het vliegdinges. Maar wel blij dat ik het gedaan heb.

Toen reden we verder naar Le Lac Saint-Jean, een gigantisch meer waarvan je dus de overkant niet eens kan zien en het gevoel krijgt dat het de zee is. Daar hadden we twee minichalets in een camping naast Val-Jalbert, een soortement plaatselijk Bokrijk dat de jaren 1920 evoceert. Er is daar een enorme waterval waar ook nu nog een kleine krachtcentrale is, en waar vroeger een papiermolen was. Het dorp daarrond bleek een modeldorp te zijn waarvan men enkele huizen en gebouwen weer in oorspronkelijke staat heeft gebracht en daar nu aan re-enactment doet.

En de huisjes? Wel, het was er vooral bloedheet – het is hier al dagen rond de 30° – en er was geen airco, alleen het geraas van de rivier letterlijk aan de deur. Mooi, dat wel!

Ik had onderweg zelfs aan Bart moeten vragen om even te rijden, zo misselijk was ik, en we zijn zelfs even gestopt zodat ik een kwartiertje kon liggen in de schaduw op een handdoek omdat het echt niet meer ging. Maar bon, uiteindelijk reed ik toch zelf tot in Val-Jalbert, maar daar ging ik ook onmiddellijk plat. Kobe deed dat ook, Bart en Wolf smeten zich met ware doodsverachting op het bouwen van een dammetje in het riviertje.

Soit, tegen zes uur waren we allemaal voldoende op onze plooi om alsnog tot aan de waterval te rijden en iets te eten te zoeken. Dachten we. Want de waterval ligt effectief in het dorp van Val-Jalbert, achter de betalende ingang. Nu, die bleek gewoon in het verblijf inbegrepen te zijn, dus parkeerden we een 200 meter verderop en gingen het park binnen. En daar bleek een treintje te zijn dat ons tot boven aan de voet van de waterval kon brengen. We waren allemaal een beetje moe en het was nog steeds 29° zodat we dat treintje dan maar namen. Want die waterval, dat was echt wel de moeite: een serieus geval met een kabelbaantje naar boven dat nu niet meer in werking was. We keken dus even rond, namen wat obligate foto’s en wandelden toen op ons gemakje terug, want het restaurant aldaar was volzet.

We komen morgen dan wel terug om effectief naar boven te gaan en ook het dorpje te bezoeken.

Maar we moesten dus nog wel eten en het was al na zevenen. Alleen is er hier duidelijk niet de restaurantcultuur die wij gewoon zijn, of in zowat elke stad in Europa. Je vindt hier heel veel fast food, maar zo’n gezellig Italiaantje met een terras, of zelfs maar een Chinees? Nope.

Wolf keek rond op Google en met behoorlijk wat moeite kwamen we uiteindelijk uit op La Marina, een restaurantje aan het haventje aldaar, dat blijkbaar vooral hip was, en toch weer redelijk vettig. We moesten ook twintig minuten wachten tot er een tafel vrij kwam, maar het eten zelf was best lekker.

We kwamen thuis in een snikheet chaletje, met niet al te beste bedden, en ik moest zelfs alle ramen sluiten omdat de rivier zo luid was. Yup, het is ook nooit goed :-p

Canada dag vijf: le Pourvoirie du Lac Blanc

We zijn hier met ons gat in de boter gevallen, denk ik zo. Ik heb gisteren de chalet beschreven: wel, die is zo zalig als gezegd. Bart en ik waren iets over zessen wakker en ik installeerde me op de veranda – of hoe noem je zo’n typisch Amerikaanse porch? – met mijn boek. Tegen acht uur kwam Merel stilzwijgend naast me zitten in een van de zetels, en ik gaf haar een beker melk, die ze zwijgend aannam. Héérlijk, die dochter van me, ik ben verliefd op dat moment en op de foto die ik nam. En later voegden de jongens zich ook bij ons om buiten te ontbijten.

We werden verder langzaam wakker, lazen een beetje, niksten wat, en tegen elf uur trokken de kinderen en ik naar het centrale punt waar je kajaks en bootjes en zo kan lenen. Niet dat ik ook maar enige intentie had om mee te varen, dat zou niet praktisch geweest zijn voor de rug, maar iemand moest toch op de spullen letten, en ik kon meteen ook informatie vragen over de rest van de activiteiten. Ik boekte meteen ook een uitstapje “beren kijken” om half zes. Bart werkte intussen nog aan een dossier dat binnen moest.

Kobe vertrok in een kajak, Merel en Wolf in een roeiboot, maar dat wisselde onderweg af en toe, terwijl vooral Merel veel in het water lag – met opzet: zwemmen met zo’n reddingsvest aan vindt ze de max! Ik zat intussen op het terras met een koffie en genoot van het uitzicht.

Tegen een uur waren we terug aan de chalet, tijd voor een broodmaaltijd en een tukje. Dat plots twee uur bleek te duren. Ik was precies een beetje moe, en de rest wilde ook wel chillen.

Maar we hadden een afspraak met de beren om half zes. Allez, vonden wij toch: de beren vonden van niet. Meh.

Ene Pierre legde in sappig Canadees Frans uit wat de bedoeling was en we werden in een oude yellow schoolbus geladen om toch nog een eindje te rijden. Daarna ging ene Will de etensresten van het restaurant gaan dumpen op de standaard voederplek, terwijl wij met 31 man in een kijkhut plaats namen. En toen begon het wachten. En nog meer wachten. En waren er gelukkig wel zo’n 20 roodkopgieren die boven ons en rond het kleine meertje cirkelden, zodat we tenminste nog iéts zagen. Na een uur blies Pierre de aftocht: het was een bijzonder zen uurtje geworden, en voor ongeveer 120 euro mag dat wel. Bummer.

Maar Bart had in de namiddag al fantastische spaghettisaus gemaakt en we hoefden dus niet te lang te wachten op eten. En dat het smaakte!

Daarna ging iedereen gewoon min of meer plat, en om half elf gingen ook hier de oogjes toe.

Wat ik wel gedaan heb, is op regelmatige tijdstippen een foto gemaakt van het meer op dezelfde plek (6.30 – 7.30 – 8.30 – 9.30 – 13.30 – 16.30 – 19.30 – 20.30 – 21.30). Het lichtspel is machtig…