Ik lees al graag eens een boek van Margaret Atwood: het staat buiten kijf dat het mens kan schrijven. Toch was ik geen fan van dit boek, als ik eerlijk ben. Het kwam door Goodreads dat dit onder mijn aandacht kwam, en ik dacht: “Waarom ook niet? Ik heb nu net de twee Women of Troy gelezen van Pat Barker, waarin je het verhaal van Troje krijgt door de ogen van Briseis. Waarom dan niet het verhaal van de Odyssea – of toch ongeveer – vanuit het standpunt van Penelope? Het is ook maar een klein boekje, zo’n 200 pagina’s.”
Wel? Nee, niet echt. Atwood laat Penelope vertellen vanuit de hedendaagse onderwereld, waarin het hoofdpersonage bij momenten verwijst naar smartphones en dergelijke, en dat slaat echt als een tang op een varken. Penelope vertelt ook hoe de zeden vroeger anders waren, alsof zij als persoon de huidige maatschappij zou kunnen vatten. Niet dus.
Op zich valt er ook niet zo heel erg veel te vertellen, natuurlijk. Terwijl Odysseus twintig jaar weg was, zat zij thuis, met een een opgroeiende zoon, een nijdige schoonmoeder, een angstige schoonvader, een bemoeial van een voedster en een reeks ongemanierde meiden die over de schreef gaan. En in de laatste jaren ook 120 ‘vrijers’. Eerlijk? Ik vind dat Atwood er allemaal heel licht over gaat, ze gaat er nergens echt dieper op in. Die vrijers, die worden eigenlijk met moeite genoemd, en al zeker niet bij naam. Het lijkt wel alsof Penelope aan het kampvuur haar verhaal vertelt en het allemaal heel licht en luchtig moet blijven.
Atwood doet nochtans haar best om er de sfeer van een Griekse tragedie in te brengen door er regelmatig een koor van de twaalf meiden in te steken. Soms is dat geslaagd, soms ook echt niet. Het blijft een feit dat het een beetje bizar is in de Odyssea dat Odysseus naast de vrijers ook die twaalf meiden ophangt, maar om daar nu een gans verhaal van te maken?
Nee, dit is geen boek dat ik ga aanraden, om eerlijk te zijn. Een klein tussendoortje, maar zeker niet beklijvend.