Eind september regelde ik een MRI-scan in het Jan Palfijn voor mijn rechterhiel. Ondertussen is de pijn er niet bepaald op verminderd, integendeel.
Deze ochtend stond ik dus kwart voor zes onder de douche en om twintig over zes aan de nachtingang van de medische beeldvorming. Alwaar een bordje hing dat de afdeling pas opende om half zeven. Hmpf. Daar stond ik dus nog tien minuten te draaien op een zere voet en met een zere rug. Ik ben dan maar weer in de centrale hal gaan zitten waar ze wel stoelen hebben.
Stipt half zeven drukte ik op de bel: geen antwoord. Ook niet om 6.35 uur. Of om 6.40 uur. Intussen stond ik daar al niet meer alleen, ook de volgende patiënten stonden al vertwijfeld in het kleine halletje op de bel te duwen. Pas tegen 6.45 uur – was ik daarvoor zo vroeg opgestaan, zeg? – werd ik binnengelaten, een kleine vijf minuten lag ik al netjes onder de scanner. Ik had een hoofdtelefoon gekregen, maar de muziek was me veel te druk op dat uur: ik heb niks tegen Netsky, maar niet om kwart voor zeven ’s morgens, en het stond dan ook nog eens veel te luid. Ik heb dan nog liever het geklop en gedreun van de scanner zelf, die stoort me niet, integendeel, ik val ervan in slaap.
Soit, tegen half acht was ik weer thuis, net op tijd om te ontbijten met Kobe.
Benieuwd wat het verdict zal zijn: over een paar dagen eens bellen naar Wouter, me dunkt.