Pokkeheet op de motor, zalig koel in de binnentuin
Meer dan dertig graden in september, nu vraag ik u. Serieus zeg!
Ik trok gisteren rond half twaalf sokken, laarzen, handschoenen en een dikke jas aan – tsja, verplicht bij wet – en zweette me steendood bij het uithalen van de moto. En zelfs op het machien zelf bleef het verschrikkelijk warm. Man toch! Ne mens moet er wat voor over hebben, als hij met de moto wil rijden in dit soort weer. En dat rijden op zich is niks, maar sta maar eens in volle zon een paar minuten voor het licht?
Aan de andere kant is er sinds vorige lente een heuse buitenklas op school. Nu ja, meer dan een paar stevige picknicktafels in de binnentuin is het niet, maar da’s meer genoeg voor bepaalde lessen met hogere jaars, als je geen bord of beamer nodig hebt. In dit weer is het er zalig zitten in de schaduw van de bomen, en met de kleine klasjes van achttien leerlingen lukt het net. Ik heb de buitenklas al gereserveerd voor elk uur met mijn vijfdes en zesdes deze week. Daarna zal ’t snel gedaan zijn met de lol, vermoed ik, maar in dit weer? Machtig gewoon!
Hedera, of toch een versietje ervan
Sinds een paar jaar heeft de larpwereld, en dan meer bepaald de reeks Omen, een eigen folkbandje. De bezetting ervan is echt moeilijk, want er zijn zowel leden uit West-Vlaanderen als Limburg en Geldenaken, en dat maakt het niet bijzonder praktisch. Niet dat ze vaak samenkomen om te oefenen, dat is net eigen aan folk natuurlijk, dat je vrij makkelijk kan samenspelen.
Nu, om één of andere reden hadden ze besloten om te spelen op een wiccadagje in Wachtebeke, en ik had me erbij aangesloten. Voor de gelegenheid waren we met vijf: twee dames die tot hiertoe eigenlijk het voortouw hadden genomen, maar er nu allebei gingen mee stoppen, na dit. De ene zingt en speelt thin whistle, de andere zingt, doet percussie, en speelt prachtig harp. Verder was er ook nog Lorre, de enige man in het gezelschap, die zingt en gitaar speelt, en voor de gelegenheid werden we bijgestaan door Mabyr, die een kei is in percussie en banjo. En ik daar dus bij, met vooral zang, en een klein beetje viool en verder nog castagnetten. Tsja…
We namen op voorhand alles nog kort even door, en hadden dan een optredentje in de tuin van ongeveer 50 minuten in een loden hitte. Nog een chance dat we in de schaduw van een paar bomen stonden.
Daarna volgde een optreden van een Ierse dansgroep in het zaaltje, waar het nog warmer was. Kudos voor die mensen, die hebben liters gezweet, dat weet ik wel zeker!
Daarna kwamen wij nog eens met een ingekort programma, en dat vond ik niet erg, want het was pokkeheet daar op dat podium. Maar ik heb wel genoten van het zingen, serieus.
Terwijl Lorre Katrien naar huis bracht, reed ik nog heel even rond om een cache of twee te zoeken daar op de Nederlandse grens, met beperkt resultaat overigens.
Tegen kwart over zeven zaten Lorre en ik heerlijk aan de tuintafel te eten, nog wat later bracht hij me met de auto naar de motogarage om de motor op te halen – eindelijk klaar, na de vraag tot reparatie in maart – en nog later reden we samen op diezelfde motor naar Barts kantoor. Ik dacht wel dat Lorre het gebouw zou appreciëren, en jawel, hij was serieus in de wolken.
Het was nog steeds 27°, en dus bleven we buiten zitten, met wat kaarsjes en een glas mede, en Bart kwam ons zowaar nog wat hapjes brengen ook. Goud waard, die man van mij! En op deze manier heb ik ook de tuin eens in actie gezien ’s nachts, en ik geef het u op een briefje: ik geniet er intens van!
Ik denk dat het na enen was toen we gingen slapen, na een bijzonder fijne avond. Ik maak niet makkelijk vrienden, maar ik denk dat ik er nu toch wel eentje heb bijgemaakt. Enfin, ik hoop het toch. Fijne gast, echt waar.
Efkes paniek!
Deze voormiddag zat ik rustig mondeling examen af te nemen, toen plots mijn telefoon ging met de ringtone van Bart. Huh? Bart belt me sowieso nooit als ik op school ben, en al helemaal niet tijdens een examen. Ik verontschuldigde me bij de leerling (gelukkig mijn beste, die zich niet van de wijs liet brengen) en nam op. Een verontruste Bart zei: “Je moet naar huis komen, nu!” Ik antwoordde schamper: “Schat, ik zit midden in mondelinge examens, dat kan niet!” “En toch moet het! Want bij ons thuis is het rookalarm aan het afgaan, en ik wilde ernaartoe rijden, maar ben gevallen met de moto.” Oh. Juist. “Ik bel je terug, wacht even.” Mijn leerling zat geduldig te wachten, terwijl ik in een paniek naar Delphine, onze apotheker belde die een sleutel heeft, of zij kon gaan kijken. Dat ging niet, maar ze ging wel iets vinden. Een examenvraag later belde ze terug dat ze naar onze buren had gebeld en dat die gingen kijken. Oef. Ik belde terug naar Bart, en die zei dat hij zich naar de spoed ging laten brengen, want dat zijn knie echt niet in orde was. Juist, helemaal paniek! Ik belde het secretariaat, en die belde de rest van de leerlingen op om te zeggen dat alles een uur opschoof, werkte het – overigens schitterende – examen van die ene leerling af, verontschuldigde me bij de drie al wachtende leerlingen en liet hen studeren in het lokaal, sprong in de auto, reed naar huis. Daar was net het brandalarm gestopt met piepen, wist de buurman te vertellen, en was er niks te zien. Toch al één opluchting!
Ik grabbelde de krukken mee en reed naar Sint-Lucas. Daar zat Bart op spoed te wachten met een hele dikke knie, waarvan ze net foto’s hadden genomen. Ik zag dat hij veilig zat, gaf hem de krukken, reed terug naar school, draaide de knop in mijn hoofd om, en nam verder examen af.
En toen ging ik Bart ophalen van de spoed, waar men wist te zeggen dat het niet gebroken was, maar dat het veel te dik stond voor echo en CT-scan, en dat we morgen terug moesten komen.
Bon.
Ik heb hem hier thuis met een paar grote pijnstillers in de zetel geïnstalleerd, heb mijn LARP-weekendje met pijn in het hart afgezegd, en dat was dat.
Tsja. Shit happens.
Motoweer
Eigenlijk ben ik met de jaren een goed-weer-rijder geworden, dat geef ik volmondig toe. Er is een tijd geweest dat ik enkel mijn moto had, lang lang geleden. Maar toen vond mijn schoonmoeder dat de tocht Gent-Oudenaarde toch te ver was in de winter met de moto, en gaf ze ons een auto. Wij zeiden geen nee, natuurlijk ^^
Sindsdien heb ik altijd al een moto gehad, dat wel, steeds een Suzuki Savage, een 650: laag, simpel, goedkoop, en wijs.
Hij heeft in de garage gestaan sinds november: als je een auto staan hebt en geen files moet trotseren, dan neem je in de winter de auto, geloof me. Toch als je moet lesgeven en geen vijftien kilo kleding wil uitdoen, en daarna nog kinderen moet ophalen aan school. Maar intussen komen de kinderen te voet naar huis, en is die moto eigenlijk echt wel fijn, als ik niet de tijd heb om te fietsen. Vandaag heb ik hem dus weer uitgehaald. Bart had vorige week al gereden, maar in de vakantie kan ik er moeilijk de drie kinderen op stapelen.
Ik wist meteen weer waarom ik het ding ondanks alle kosten en het gevaar blijf houden: ik ben verliefd op het rijden. Ik ben wel in mijn dubbel springuur tot aan de garage gereden om mijn vering te laten bijstellen: daar was iets mis mee. Maar verder? Heerlijk ding.
Ooit, als ik groot ben, koop ik me een Harley. Later, ooit eens. Serieus.
365 – 20 april 2015 – motoknutselaar
Pissed
Zijt anders ne keer megacontent met uw moto…
In dit weer is het zalig om te rijden, en het ganse weekend was hij blijven stilstaan, omdat ik niet echt ergens naartoe moest, toch niet zonder de kinderen. Maar vandaag zag ik het helemaal zitten om te rijden. Ik begin pas in de namiddag les te geven, en ik hoef me niet te haasten om de kinderen op te halen, want die zitten sowieso in de opvang op maandag. Ik dus een jeans aan, laarzen, mijn dikke Goretexvest, handschoenen, helm en zonnebril, en al mijn spullen in een rugzakje. Met een grote grijns ging ik op de moto zitten, en… niks. Zelfs geen verklikkerlichtje, niks, nada, nihil, noppes, tipota.
Het lag duidelijk niet aan mijn batterij, want ik was vrijdag nog fluks naar huis gereden, en dan zou ik nu op zijn minst nog de lichtjes moeten gehad hebben, en de startmotor. Ik koppelde ze om zeker te zijn toch even aan de lader, maar nee, de batterij was wel degelijk vol. Zucht. Ergens dus een slecht contact of zo.
Met een rothumeur ben ik naar binnen gelopen, heb mijn motospullen daar gegooid, heb een ander vestje gegrabbeld, en heb me verdorie nog moeten haasten om op tijd op school te zijn. In een snikhete auto.
Blah.
Serieus.
Blah.
Moto
Het was eigenlijk ongelofelijk stom, maar ik ben pas vandaag de moto kunnen gaan ophalen in de garage. Het is al een serieuze tijd prachtig weer geweest, ik weet het, maar we waren in de verbouwing zo’n beetje de sleutels van de tweede garage kwijtgespeeld, waardoor ik niet aan de moto kon. Stom, ik weet het.
Ik laat de moto elke lente even nakijken: het ding is op zich al gevaarlijk genoeg, ik wil dat het meteen ook in orde staat.
Dit jaar heeft het me wel wat gekost: er moesten nieuwe banden op. Ik rijd niet veel, maar de banden verslijten en versterven na een tijdje sowieso.
Waarom doe ik de moto dan niet weg? In termen van geld is het inderdaad een duur ding, het staat meer stil dan wat anders. Het geeft me alleen zo’n enorm gevoel van vrijheid, gewoon weten dat ik, als ik wil, de moto opspring. Dat daar in praktijk vooral drie kinderen tegenover staan en ons Belgisch weer, dat vergeet ik voor het gemak even.
Tsja.
Ieder zijn hobby zeker?