Ikigai

Ikigai. Een principe waar ik eigenlijk al wel een paar keer bij stil heb gestaan, en waarvan ik denk / hoop / durf zeggen dat ik het eigenlijk wel bereikt heb.

Ikigai is eigenlijk het ultieme doel dat je zou moeten kunnen bereiken in je beroepsleven, namelijk een beroep dat je graag doet, waar je goed in bent, waar je voor betaald wordt én waar de wereld op zit te wachten.

Lesgeven, en meer bepaald nog het Latijn, is effectief iets wat ik zeer graag doe, dat lijdt over het algemeen geen twijfel. Als ik afga op wat mijn leerlingen zeggen, ben ik er ook vrij goed in, als ik zo onbescheiden mag zijn. Ik word er gelukkig ook voor betaald, en met mijn  universitair diploma en mijn anciënniteit is dat ook meer dan behoorlijk, daar heb ik hoegenaamd geen klagen over.

Zit de wereld erop te wachten? Goh… Daar blijven de meningen verdeeld over: is Latijn nog wel een nuttig vak? Maar ik had het erover met Bart, en die zei: “Goh, jij geeft eigenlijk geen Latijn, jij geeft Gudrun.” Ik moest daarmee lachen, maar in feite heeft hij wel gelijk: ik probeer toch altijd veel meer in mijn lessen te steken dan enkel Latijn. Dat dat soms ontaardt in de meest vreemde verhalen, tsja…

Maar ik, ik voel me er in elk geval bijzonder goed bij: ik heb totaal geen zin om te veranderen van werk, ik ben elke eerste september opnieuw goed gezind. En ja, soms zal ik wel eens kankeren op mijn werk, zoals iedereen, maar beter kan ik het eigenlijk niet treffen.

Ikigai. Ik mag mijn beide pollekes kussen, denk ik.

Integratie

Elk jaar komen er verschillende klasjes zesdestudiejaartjes een paar lessen volgen bij ons om kennis te maken met de school. Uiteraard krijgen ze dan vakken die ze in het lagere niet krijgen en waarvoor ze bij ons kunnen kiezen: technologie en ICT, cultuur en filosofie, wetenschappen, en natuurlijk ook Latijn.

Vorig jaar deed ik het terwijl ik nog net volledig in ziekteverlof was, dit jaar had ik meteen vier groepen om te “entertainen”. Ik kan niet zeggen dat ik dit graag doe, die kleintjes: het is drie kwartier aan een stuk praten, ze enthousiast proberen krijgen, en ook degenen die al lang beslist hebben om nooit Latijn te doen, mee te krijgen. Ik heb er wel aparte werkblaadjes voor gemaakt en ze zijn steevast bijzonder enthousiast, maar toch… Ik had die integratie dus van kwart voor negen tot twaalf uur, en ik was steendood, net als mijn collega’s trouwens. Voor zo’n lesjes ga je namelijk voluit, de hele tijd. Met een eigen klas is dat helemaal anders, maar deze kleintjes moet je voor je winnen, vandaar. Maar… het zusje van Arwen bijvoorbeeld was vast van plan om nooit Latijn te doen, en twijfelt nu keihard ^^

Missie geslaagd dus.  En het verslag met foto’s kan je hier vinden.

Frustratie…

Qua kas opfretten kan het de laatste dagen wel tellen, ja. Volgende week beginnen namelijk de examens, en ik wilde nog dingen afronden. Allez, meer bepaald: ik wilde mijn ongeziene teksten (aka versio aka vertaaloefeningen) zelf geven in vijf en zes. Die worden op voorhand gevraagd, omdat ik weet dat, als ik die op het examen zelf vraag, ze tegen dan al lang hun concentratie kwijt zijt.

Gisteren waren het die van de vijfdes, vandaag die van de zesdes. Nu, die dingen zijn zo opgesteld dat ze daar niet veel vragen kunnen bij hebben, maar toch, het is blijkbaar een pak geruststellender als hun eigen leerkracht aanwezig is. Of, dat mag ook, een andere collega Latijn. Helaas… Gisteren ging het écht nog niet, en vandaag… Tsja, ik had gehoopt van wel, maar driewerf helaas, langer dan een minuut of twee kan ik niet rechtstaan zonder te vergaan van de pijn, en zelfs misselijk te worden. Niet dus. Ook vandaag kregen mijn zesdes hun stukje examen van iemand anders, voorzag ik taken voor mijn eerstes (die toch geen examen Latijn hebben wegens  module, bij wie het dus niet zoveel kwaad kan) en voorzag ik ook taken voor mijn tweedes. Ik had gerekend op nog drie uur les en een herhalingsles bij die klas om nog een aantal dingen af te werken, maar ook hier: helaas. Blijkbaar was dat in twee richtingen, want ik kreeg in de namiddag een beleefd mailtje van een van de leerlingen vanuit de studie – uiteraard met toestemming van de toezichthoudende leerkracht – met een aantal vragen die nog net niet aan paniek grensden. Of zij dat bepaalde stuk dan ook moesten kennen, en of ik dat nog ging uitleggen, en wat ze nu moesten doen met die ene tekst die we wel gezien hebben maar nog niet verbeterd? Ik mailde hen een geruststellend antwoord terug dat we alles maandag nog wel gingen oplossen, en dat ik een paar dingen ging schrappen, geen probleem. Oef.

Maar man, mocht het ook maar enigszins gelukt zijn, ik had daar gestaan in die klas, echt waar.

Nu lag ik dus in de zetel, en had ik het ongelofelijke geluk van een goede vriendin te hebben die niet alleen op vrijdag maar tegen elven moet beginnen lesgeven, maar ook nog eens verzot is op ontbijt, en dus maar langs kwam met een doos vol koeken en een fijne, fijne babbel.

Intussen ben ik al zover dat ik wel een halfuurtje op mijn eigen goeie keukenstoelen kan zitten, en dus vrolijk mee kon kletsen en knabbelen. En daarna werd er natuurlijk verder gekletst in de zetel, boven respectievelijk een koffie en een thee.

Dit soort dingen, en nog steeds de mentale boost van vorig weekend, zorgen ervoor dat ik ondanks alles het kopje nog niet laat hangen. Want soms, soms is dat moeilijk met dat lijf van mij. Het is 47, en gedraagt zich als 85. Jippie…

Opnieuw aan de slag

“En, lukt dat lesgeven een beetje?”

Goh, ja, denk ik. Het doet in elk geval gigantisch veel deugd, en het voelt alsof ik nooit ben weggeweest: de collega’s, de leerlingen, het is allemaal onmiddellijk weer heel erg vertrouwd.

Alleen wil de rug toch niet altijd mee. Ik functioneer heel goed voor een bepaalde tijd, en dan knal ik keihard tegen de spreekwoordelijke muur. Ik zie die muur ook niet aankomen, he, plots is gewoon mijn pijp uit. Fini, gedaan, Schluss…

Het lesgeven op zich is ook niet ideaal: je staat recht, leunt wat, zit af en toe, maar echt bewegen doe je niet. En voor mij is het ofwel liggen, ofwel echt doorstappen, dat doet het meeste deugd.

Dus ja, voorlopig gaat het, maar fulltime is nog geen optie. Daarvoor merk ik dat die drie uur aan een stuk op woensdag al te lastig zijn. Tsja…

We leven in hoop, zeker?

 

20 jaar.

Twintig jaar. Een dubbele decade.

Exact twintig jaar geleden, op 10 oktober 1994, ben ik beginnen lesgeven. Mijn eerste lesdag, op nota bene dezelfde school als waar ik nu vastbenoemd ben. Niet dat ik geen andere scholen heb gedaan, verre van: Oudenaarde, Brugge, Waregem, Vilvoorde, … Ik heb zowat het hele land gezien in die eerste jaren. Maar uiteindelijk ben ik toch geland op minder dan vijf kilometer van mijn deur, in mijn eerste school.

Twintig jaar dus.

Ik zou liegen als ik zei dat ik er nog geen moment spijt van heb gehad. Er waren namelijk momenten, vooral in die eerste periode van interim na interim, dat ik er genoeg van had. Dat ik iets anders wilde doen. Dat het welletjes was. Dat ik het écht niet meer zag zitten.

Maar dat is gelukkig al een serieus aantal jaren geleden. Ik doe mijn job nog steeds met hart en ziel, en ook al kan ik probleemloos de moeder van mijn leerlingen zijn intussen, ik heb het gevoel dat er nog steeds een goeie band is met hen.

Ik weet nu al dat ik er nog minstens vijfentwintig bij zal moeten doen. Dat ik nog niet eens halfweg ben.

Ik heb in die twintig jaar het onderwijs grondig zien veranderen, en ik heb er geen idee van waar ik zal eindigen. Zal er over twintig jaar überhaupt nog Latijn gegeven worden? Zal ik het nog zien zitten, of zullen we intussen helemaal geplet zijn onder de administratieve werklast? Of gewoon vervangen door de iPad? Ga ik nog diezelfde passie hebben als waarmee ik nu kan opgaan in een retorische tirade van Cicero? Of wegdromen bij de emoties in een prachtig gedicht van Catullus? Of vol bewondering de schoonheid vatten van de brevitas van Tacitus? Of met handen en voeten de tegenstellingen in de fameuze stellingen van Parmenides staan uitleggen? Of tekenen op bord hoe de arme Achates van zijn schip wordt geslingerd in de storm bij Vergilius?

Ik weet het niet.

Ik weet alleen dat de Latijnse lessen me diepgelukkig maken momenteel, en dat ik daar dankbaar voor ben. Al twintig jaar lang.

Peut.

De dinsdagavond, da’s zo’n dag om gewoon in mijn zetel te vallen als ik thuiskom, en niet veel poot meer te verzetten.

Ik heb in dit lesrooster namelijk een behoorlijk zware maandag: 7 uur les, als het tegenzit een uur studie, en een kwartier toezicht, zodat ik op de hele dag amper een 45 min. pauze heb, om te eten.

Dinsdag is nog zo’n dag: eerst om 8.00u werfvergadering, dan vijf uur les, met minstens één uur studie, en een half uur toezicht in de eetzaal. Om kwart over vier cross ik richting de school van de kinderen om hen op te pikken, en meteen door te rijden naar Evergem, naar Wolfs gitaarles. Dan kan ik even naar huis om de kleintjes af te zetten en zo, en om zes uur moet ik Wolf weer ophalen.

En ja, daarna kan u me samenvegen.

Voor ik u nu hoor mompelen: “Jaja, mens, zeven uur, da’s de gemiddelde werkdag hoor!”: geef eens een presentatie van een uur? Doe dat nu eens zeven uur lang? Want dat is uiteindelijk wel lesgeven, he, geen gewone bureaujob.

Vandaag was dan ook nog eens het dochtertje van een collega mee, omdat zij zelf klassenraden had. Extra werk, extra druk, en vooral extra getetter en lawaai. Poeh.

Nee, op dinsdagavond hoeft u me niet al te veel meer te vragen. De kans dat ik u verdwaasd aankijk met een zombieblik in mijn ogen, is vrij reëel.