Ikigai. Een principe waar ik eigenlijk al wel een paar keer bij stil heb gestaan, en waarvan ik denk / hoop / durf zeggen dat ik het eigenlijk wel bereikt heb.
Ikigai is eigenlijk het ultieme doel dat je zou moeten kunnen bereiken in je beroepsleven, namelijk een beroep dat je graag doet, waar je goed in bent, waar je voor betaald wordt én waar de wereld op zit te wachten.
Lesgeven, en meer bepaald nog het Latijn, is effectief iets wat ik zeer graag doe, dat lijdt over het algemeen geen twijfel. Als ik afga op wat mijn leerlingen zeggen, ben ik er ook vrij goed in, als ik zo onbescheiden mag zijn. Ik word er gelukkig ook voor betaald, en met mijn universitair diploma en mijn anciënniteit is dat ook meer dan behoorlijk, daar heb ik hoegenaamd geen klagen over.
Zit de wereld erop te wachten? Goh… Daar blijven de meningen verdeeld over: is Latijn nog wel een nuttig vak? Maar ik had het erover met Bart, en die zei: “Goh, jij geeft eigenlijk geen Latijn, jij geeft Gudrun.” Ik moest daarmee lachen, maar in feite heeft hij wel gelijk: ik probeer toch altijd veel meer in mijn lessen te steken dan enkel Latijn. Dat dat soms ontaardt in de meest vreemde verhalen, tsja…
Maar ik, ik voel me er in elk geval bijzonder goed bij: ik heb totaal geen zin om te veranderen van werk, ik ben elke eerste september opnieuw goed gezind. En ja, soms zal ik wel eens kankeren op mijn werk, zoals iedereen, maar beter kan ik het eigenlijk niet treffen.
Ikigai. Ik mag mijn beide pollekes kussen, denk ik.