Dit fantasyboek wordt standaard gerekend onder de klassiekers, en het is ook geen wonder dat hij in de Big Read-lijst staat.
Toen ik enkele jaren geleden vroeg naar aanraders in het fantasy-genre, ging blijkbaar iedereen er zowat van uit dat ik dit al gelezen had. Quod non. Bij deze maak ik het euvel dus goed, en ik snap ook helemaal waarom dit een klassieker is: het is bijzonder toegankelijke fantasy met vooral middeleeuwse gevechten, een kasteel dat moet verdedigd worden, jonkvrouwen in nood, maar dus ook elfen en dwergen – klassiek afgebeeld zoals bij Tolkien – en, vreemd genoeg, een buitenwerelds volk dat aanvalt en wil veroveren via een soort scheuren in de realiteit, de rifts uit de titel van de reeks. Veel kom je er in dit boek eigenlijk (nog) niet over te weten.
Het verhaal begint bij Pug, een jongetje dat op zijn ‘bestemmingsdag’ de leerling wordt van een magiër en en in die functie met zijn leermeester en de hertog op reis moet om kond te doen aan de koning (aan de andere kant van het rijk) van buitenaardse invallen. Een echt coming-of-age-verhaal wordt het echter niet, want al vrij snel gaan er enkele jaren overheen en is Pug een jaar of achttien, valt hij in handen van de vijand en verdwijnt hij uit het verhaal. Dat verhaal focust dan een tijdje op zijn beste vriend Tomas en verschuift dan naar kasteel Crydee, waar Pug vandaan komt en waar we een heuse belegering krijgen.
Daar ongeveer stopt deel één, waardoor je eigenlijk naadloos naar deel twee grijpt. In een eerdere editie vormen die overigens één volumineus geheel.
Het verhaal is vlot geschreven, klassiek maar net weer origineel genoeg om niet te vervelen, en je leeft helemaal mee met de protagonisten. Feist kan vertellen, dat is zeker, hij weet hoe hij spanningsbogen moet opbouwen en hoe hij karakters moet beschrijven.
En dus, jawel, grijp ik meteen naar deel twee. Zoals het betaamt.