Lectuur: “De Upgrade” van Steven Van Belleghem

Vorige week kwam Bart thuis met een boek, dat hij meteen in mijn handen stak. “Hier”, zei hij, “de nieuwste van Steven. Maar ik ben zo geen lezer. Als ge goesting hebt…” Ik stelde vast dat het om het tweede in een reeks ging, maar Bart stelde me gerust: deel één stond ook in zijn bureau.

Dat eerste boek nam ik dan maar ter hand, las het op twee dagen, en schreef er een bespreking voor.

En toen kwam uiteraard deel twee. Ook die werd op twee dagen gelezen, en eigenlijk vond ik die beter dan de eerste: Van Belleghem heeft iets meer zijn eigen draai gevonden, ik vind het ook iets vlotter geschreven. De auteur heeft niet meer de behoefte om telkens naar 2020 terug te keren, te refereren aan de gebeurtenissen van nu, zoals hij dat in het eerste boek wel vaker deed. Alleen heeft hij hier en daar nog steeds de aandrang om bij élke auto te vermelden dat die wel degelijk zelfrijdend is, zodat we zeker niet vergeten dat dit de toekomst is.

Het verhaal situeert zich in 2045, en Romy Bell, het hoofdpersonage uit Eternal is ook hier weer de centrale figuur. Nu staat ze aan het hoofd van een internationale federatie rond ethiek en heeft ze de gebeurtenissen van vijf jaar geleden grotendeels achter zich gelaten. Ze verdiept zich momenteel voornamelijk in DNA-modificatie, vooral dan bij embryo’s, via de crispr-techniek. Genetische modificatie om bepaalde ziektes uit te schakelen is misschien wel verantwoord, maar wanneer ga je te ver? Schakel je de techniek ook in om een blonde baby met blauwe ogen en een atletisch lijfje te krijgen? Eugenetica dus. Maar blijkbaar kan de techniek ook gebruikt worden om virussen te ontwikkelen die enkel op bepaalde DNA-kenmerken reageren, positief of negatief. En wanneer er doden beginnen te vallen onder DNA-wetenschappers en er blijkbaar met data is geknoeid, kan Romy niet anders dan zich in het onderzoek moeien, zeker wanneer een van de doden een goede vriendin blijkt te zijn met wie ze de avond voor haar dood nog had afgesproken…

De plot zit knap in elkaar en je wordt echt wel meegesleept in het verhaal. Alleen vond ik het boek op het einde een beetje inzakken: Van Belleghem wou per se nog een oplossing vinden voor een bijkomend probleem, nadat de hoofdplot was afgerond, en dat was er eigenlijk een beetje te veel aan. Hij had daar beter een andere draai aan gegeven, maar dat is een persoonlijke mening natuurlijk. Het feit dat Bell ook zomaar alle mogelijke presidenten aan de lijn krijgt, ongeacht de positie die ze heeft in de federatie, lijkt me ook wat gemakkelijk, als je weet hoe moeilijk het is om zelfs maar verschillende bedrijfsleiders in éénzelfde vergadering te krijgen.

Verder is dit best een aangename thriller, als je van het genre houdt: goed geschreven, een aannemelijke plot, een genuanceerd hoofdpersonage en een knappe setting. Conclusie: als er een deel drie komt, ga ik het ook lezen, al hou ik doorgaans niet van Nederlandstalig of van thrillers. Maar dit zijn fijne tussendoortjes.

Lectuur: “Les Disparus du Clairdelune” (La Passe-Miroir #2) van Christelle Dabos

Was ik door deel één gestoomd, dan was dat voor deel twee van deze Franstalige steampunk fantasyreeks niet anders.

Het verhaal loopt gewoon verder, waar het bij boek één geëindigd was op een cliffhanger. Ophélie bevindt zich nog steeds op Le Pôle bij haar verloofde, maar het is niet alsof ze een connectie kan maken met hem: zij wil hem niet en hij wil haar duidelijk ook niet. Maar er is intussen wel iets zeer vreemds aan de hand: er verdwijnen mensen in zeer onduidelijke omstandigheden.

Ophélie gaat, ondanks de bedreigingen die haar van alle kanten omgeven, op onderzoek uit en probeert alle illusies aan het hof van de Pool te doorprikken, wat haar niet bepaald in dank wordt afgenomen.

Dabos gaat verder op het ingeslagen elan en blijft het bij momenten ongemeen spannend maken. Ja, het blijft young adult en er komen een hoop emotionele problemen bij, maar eigenlijk is dat helemaal niet erg. De steam punk sfeer wordt nog sterker en de wereld krijgt nog meer vorm.

Ik blijf fan. Echt.

 

Lectuur: “Eternal” van Steven Van Belleghem

Bart kwam gisteren thuis met een boek. “Ha ja”, zei hij, “dat is de nieuwste roman van Steven Van Belleghem”. Nu ken ik Steven als schrijver van managementsboeken en gever van talloze lezingen en speeches. Dat hij ook fictie schreef, wist ik niet. “Oh”, zei Bart, “dit is al zijn tweede hoor! De eerste staat in mijn bureau. Steven stuurt me altijd zijn boeken op, ook al ben ik eigenlijk geen lezer.”

Mijn nieuwsgierigheid was geprikkeld en mijn vorige boek was net, net uit. Ik bekeek dus De Upgrade, las de achterflap, en viste meteen boek één, Eternal, uit Barts bureau op. Een Nederlandstalige thriller die zich afspeelt in Silicon Valley in 2041? Waarom ook niet?

Deze ochtend was hij dus al uit. Nog geen 400 bladzijden, dat leest vlotjes, en ook de schrijfstijl leent zich tot tempolezen. Van Belleghem schrijft een zeer vlot Nederlands met hier en daar wel een iets technischer jargon, maar voor een geek zoals ik – en voor de gemiddelde jongere lezer – is dat geen enkel probleem.

Aangenaam aan deze thriller is dat hij zich afspeelt in de nabije en ook wel zeer realistische toekomst. Geen dystopisch toekomstbeeld dus, wel iets dat perfect plausibel lijkt. Smartphones zijn vervangen door AI assistenten via een oortje. Denk Siri, maar een stapje verder. Niet zo onlogisch, als je denkt dat de allereerste GSMs – en dan heb ik het nog niet over smartphones – ook maar amper 20 jaar geleden algemeen gebruikt werden, en het internet zelf ook nog maar 30 jaar oud is. Auto’s zijn allemaal elektrisch en zelfrijdend, en domotica is alomtegenwoordig, Big Brother ook.

X-Com, de nieuwe grote speler op de technologiemarkt, wil Eternal uitrollen: een systeem van nanobots in je bloed dat ziektes opspoort en, waar het kan, oplost, maar vooral ook wil voorkomen. Op zich een nobel streven natuurlijk, en er heeft zich een ethische commissie zeer grondig over gebogen. En waar kan het dan mislopen? Goh…

Hoofdpersonage Romy Bell, een van de topmanagers van het bedrijf, ziet haar leven aan een razendsnel tempo in elkaar stuiken.

De plot zit goed in elkaar, gaat bij momenten ook razendsnel, en het is een page turner, toch wel. Ik had al eventjes door wie uiteindelijk de bad guy bleek te zijn, maar dat vond ik niet eens erg. Iets storender, maar wel essentieel voor het verhaal, was dat eraan gerefereerd wordt door de andere slechteriken als “Nummer Drie”. Waarom spreken ze elkaar dan verder aan met de voornaam en deze persoon  niet? Ze kennen die toch ook voldoende? Uiteraard zou het de plot weggeven zodra je de naam kent, maar toch… En de “James Bond”-achtige babbelziekte van de hoofdslechterik om toch maar alle beweegredenen en motieven uit de doeken te doen vooraleer de tegenstanders af te maken, goh… Dat had misschien ook wel op een andere manier gekund.

Maar toch is dit een meer dan deftige thriller die ik eigenlijk zo meteen als filmplot zag. Niet de blockbuster in de zalen, wel de betere film op tv of Netflix. En ook verfrissend: het is geen politiethriller.

Lees ik deel twee? Welzeker. Het is eens een aangename afwisseling met mijn standaard fantasy- of klassiekerslectuur.

Lectuur: “Les Fiancés de l’hiver” (La Passe-Miroir #1) van Christelle Dabos

Wolf kwam onlangs naar beneden met een tip voor mij: “Mama, ik ben een Frans boek aan het lezen, en ik denk dat jij dat wreed wijs gaat vinden.”

Mijn wenkbrauwen gingen omhoog: Wolf die leest en iets nog goed vindt ook, en dan nog in het Frans, of wa? Bleek dat hij enkel de eerste twee hoofdstukken moest lezen, maar dat het Franstalige, zeer goed geschreven fantasy bleek te zijn. Yup, mijn interesse was geprikkeld.

Dat bleek overigens zeer terecht: mijn zoon kent mij goed, ja. Het verhaal is gesitueerd in een compleet nieuwe wereld, of althans een verre toekomst waarin onze huidige wereld geëxplodeerd is en grote stukken – des arches – zweven in een vaste baan rond een ontoegankelijke kern. Elk stuk heeft zijn eigen kenmerken waarin wel een aantal kenmerken van hedendaagse landen terug te vinden zijn. Alleen hebben veel van de inwoners een speciale gave ontwikkeld, specifiek per ‘arche’. Zo is er Anima, het stuk waar Ophélie geboren is, en waar veel inwoners in staat zijn materie te manipuleren. Dat hun huizen en hun inboedel dan ook vaak geanimeerd zijn – letterlijk – en een eigen karakter hebben, dat moeten ze er dan maar bij nemen. Anima straalt de sfeer uit van een conservatief, gemoedelijk Frankrijk, en Ophélie heeft een dubbele gave: ze kan door aanraking het verleden van objecten ‘lezen’ en zich verplaatsen via spiegels.

En dan is er bijvoorbeeld ook Le Pôle, een zeer hiërarchisch gestructureerde ‘arche’ waar een polair klimaat heerst en dat nog het meest doet denken aan keizerlijk Rusland. De inwoners zijn er meesters in de illusie, maar ook bijvoorbeeld in gedachtenlezen en dergelijke. En laat daar nu ene Thorn wonen, een zeer enigmatisch figuur dat tegen wil en dank de verloofde wordt van Ophélie. Zij wordt gedwongen hem te volgen naar de Pool, maar er blijken – uiteraard – heel wat andere motieven mee te spelen…

Ik was, zoals gezegd, zeer, zéér aangenaam verrast. Dabos schrijft een helder, verzorgd, zeer bloemrijk proza in de passé simple, en ik was wel blij dat ik elektronisch las zodat ik regelmatig woorden kon aanklikken met de woordenboekfunctie. De wereld is zeer knap en logisch opgebouwd, heeft een sterk steampunk gevoel en ja, Ophélie is jong en heeft een eerste relatie, je kan het ook young adult noemen, denk ik.

Niet gedacht, maar ik las deze 600 pagina’s op een dag of vier en ging meteen voor deel twee: echt een van de betere reeksen. Zitten er minpuntjes aan? Tuurlijk: soms gaat het verhaal wat traag, en Ophélie kan echt soms een twijfelende, chronisch verkouden zaag zijn, maar meestal gaat het verhaal aan een immens tempo, is het intens spannend en, tsja, gewoon goed geschreven.

Aanrader? Vast en zeker!

Lectuur: “Perdido Street Station (New Crobuzon #1)” van China Miéville

Ik weet eigenlijk niet of ik dit onder fantasy of science fiction zou zetten. Een beetje de twee, denk ik zo. Want de wereld die Miéville in dit boek schetst, is op zijn minst vreemd te noemen. Veel fantasy blijft dicht bij de werkelijkheid, met misschien wel wat magie, of een andere wereld of zo, dat wel, maar herkenbaar.

Miéville gooit het radicaal over een andere boeg. Nee, het is geen ruimte fiction, helemaal niet, maar de wereld is duidelijk helemaal alien. De wereld van Crobuzon is bevolkt met mensen, maar daarnaast ook khepri, een wezen uit de Egyptische mythologie met een scarabee als hoofd, vodyanoi, een soort uit de kluiten gewassen kikker, cactacae, wandelende cactusmensen, en gharuda, geantropomorfiseerde roofvogels. Er zijn nog andere wezens, maar deze vijf soorten leven min of meer vredevol samen.

Hoofdpersonage is Isaac, een geflopte wetenschapper. Geflopt wegens niet betrouwbaar genoeg, te chaotisch, te weinig de regels volgend… Maar Isaac stoot op een nieuwe manier van energie opwekken, een baanbrekend onderzoek, en laat intussen ook per ongeluk een wezen ontsnappen dat de ondergang kan betekenen van niet alleen de stad maar uiteindelijk zowat het hele continent. Hij probeert het heft in eigen handen te nemen en een oplossing te bedenken en krijgt daarbij gelukkig de hulp van het meest onwaarschijnlijk stelletje, goh, vrienden kan je het zelfs niet noemen. Maar het loopt – uiteraard – bij momenten grondig fout, en Miéville schuwt de weerzinwekkende beschrijvingen niet. De stad is grauw, groezelig, ademt een steampunk-sfeertje uit en is duidelijk niet aangenaam om in te leven.

De auteur springt van het ene personage naar het andere qua vertelpunt en schetst een wonderlijk coherente wereld met een bizarre maar al bij al aannemelijke plot.

Ik heb vrij lang gedaan over het boek, maar het liet me ook niet echt los. Ga ik de volgende boeken in de reeks lezen? Wellicht wel, maar nu nog even niet. Daarvoor ligt het me iets te zwaar op de maag.

Lectuur: “De Schaduw van de Wind” van Carlos Ruiz Zafón

“Het lot staat meestal om de hoek te wachten. Alsof het een pooier is, een hoer, of een loterijverkoper: de drie meest gebruikte incarnaties. Maar waar het niet aan doet, zijn huisbezoekjes. Je moet er zelf achteraan gaan.”

Na de immense stapel pagina’s van Dorothy Dunnett wilde ik toch weer even terug naar een klassieker, eentje van de BBC-lijst. Mijn keuze viel op dit boek, en jawel, terecht een klassieker. Ik heb het bijzonder graag gelezen, al vragen de stijl en de inhoud wel een beetje inspanning.

Daniel Sempere wordt als jongen meegenomen door zijn vader, een boekhandelaar, naar het Kerkhof der Vergeten Boeken om daar een boek te vinden dat zielsverwant is met hem. De jonge Daniel haalt er De Schaduw van de Wind van ene Julian Carax uit de rekken, en haalt zich daarmee een hoop problemen op de hals. Want wanneer hij wil achterhalen wie die Carax eigenlijk was, komt hij te weten dat er iemand is die alle boeken van Carax opkoopt, zoekt, steelt en vernietigt. Hmm? Het houdt Daniel niet tegen om zich te verdiepen in de verdwenen Carax en diens leven te proberen reconstrueren. Maar net daardoor verzeilt hij zelf in een onoverzichtelijk kluwen waarbij zijn eigen leven een parallel lijkt te vormen met dat van Carax.

Uiteindelijk wordt het hele mysterie opgelost door een lange brief – ja, dat had wel eleganter gekund, ja – van een van de personages waardoor je eindelijk te weten komt wat er vroeger allemaal is gebeurd met Carax. En dan moet Daniels leven zelf nog opnieuw op de sporen geraken natuurlijk.

Zafón schrijft vooral een bijzonder bloemrijke taal, die wat doet denken aan Márquez, maar dat komt uiteraard ook door het magisch realisme dat beide auteurs aanhangen. De personages verliezen zich al eens in filosofische overpeinzingen en van de eerste tot de laatste hanteren ze dezelfde barokke taal, maar dat stoorde me eigenlijk niet. En dat de plot een beetje deus ex machina-gewijs opgelost wordt, eigenlijk ook niet.

Ik heb alvast genoten van het boek, ja. En ik heb nog maar eens beseft dat ik dringend eens naar Barcelona moet. Al ben ik blij dat het daar nu niet meer zo grimmig is als ten tijde van de burgeroorlog.

 

Lectuur: “Gemini” (The House of Niccolò #8) van Dorothy Dunnet

Het laatste boek van de reeks, en allemaal rond de 800 bladzijden, en het spijt me nog dat het gedaan is.

Nicholas zit nu weer zowat het hele boek in Schotland en probeert daar eindelijk een deftig gezinsleven op te bouwen. Alleen is er nog steeds zijn grootvader Jordan die hem het leven probeert zuur te maken, en David Simpson, ook een van zijn standaard vijanden. Tegelijkertijd is er een sterk politieke inslag deze keer, met alles wat er gaande is aan het Schotse hof. Maar er zijn vooral ook nog een reeks andere ontknopingen, en ik had sterk het gevoel dat ik eigenlijk de hele reeks nog eens wil herlezen. Aan de andere kant: er zijn zoveel goeie boeken, en ik wil eigenlijk de Malazan reeks ook eens herlezen, en…

Op het einde komt er wel een mooie link naar de Lymond Chronicles, en die heb ik eigenlijk nog liever gelezen. Zoals een andere lezer op Goodreads het ook zei: Lymond bleef in mijn hoofd hangen, ook al was ik niet aan het lezen, terwijl ik me niet zo kon inleven in het personage van Nicholas. Dat neemt niet weg dat het steengoeie boeken blijven en dat je niet anders kan dan bewondering hebben voor de schrijfster.

Is het een aanrader? Jazeker, maar zorg dat je er tijd voor vrijmaakt, want het is al gauw rond de 6000 bladzijden…

Lectuur: “Caprice and Rondo” (The House of Niccolò #7) van Dorothy Dunnet

Aangezien het hier momenteel vooral all work and no play is, valt er niet zoveel te beleven en val ik terug op boekbesprekingen. Nu, ik zat daar toch serieus mee achterop, dus dat is niet zo erg.

Deel zeven van deze reeks krijgt opnieuw van mij vijf sterren. Het blijven kleppers van boeken, maar Dunnet weet opnieuw van begin tot einde te boeien. Nicholas is verbannen uit Schotland, niet alleen door de heersers maar eigenlijk ook door zijn eigen familie en vriendenkring: hij is grandioos over de schreef gegaan. Hij bevindt zich dan ook als een bijna andere persoon in Polen, tot hij Julius en Anna opnieuw tegenkomt en quasi gedwongen wordt opnieuw Nicholas te worden. Hij trekt met Anna zelfs naar Rusland, al was het maar om ver weg van zijn familie te blijven en hen niet in gevaar te brengen. Helaas, de nodige verwikkelingen brengen hem toch terug naar Vlaanderen, waar hij uiteindelijk een reeks ontdekkingen en onthullingen doet die een groot deel van de overkoepelende plot oplossen en die me af en toe met open mond naar mijn scherm deden staren. Serieus zeg! De ‘vijand’ blijkt een compleet onverwacht iemand te zijn, en gelukkig heeft hij nu wél Gelis aan zijn kant.

Opnieuw weet Dunnet er de spanning meer dan in te brengen, maar vooral: een hele hoop losse draadjes worden hier opgepakt en aan elkaar geknoopt, irrelevante details uit de vorige boeken blijken dan toch belangrijk te zijn, en het personage van Nicholas wordt eindelijk volwassen en krijgt meer diepgang.

De moeite waard? Meer dan.

Lectuur: “To Lie with Lions” (The House of Niccolò #6) van Dorothy Dunnet

Na het intermezzo van The Broken Earth Trilogy en een klassieker en een lectuurlijstboek ben ik toch weer teruggegaan naar The House of Niccolo van Dorothy Dunnet. Die boeken zijn een stevige tijdsinvestering, maar zo goed…

Was het vijfde boek uit de reeks een overgangsboek dat “maar” vier sterren kreeg van mij, dan ga ik hier voluit weer voor de vijf sterren. Wat. Een. Intrige! Wat. Een. Spanning!

Nicholas bevindt zich opnieuw in Schotland, waar hij ook zijn jonge zoontje én zijn vrouw heeft geïnstalleerd. Gelis vindt het niet fijn, maar heeft geen keuze. Alleen blijkt het Schotse hof niet voldoende voor Nicholas: hij trekt naar IJsland met alle gevaren en problemen van dien, een paar prachtige beschrijvingen en een bloedstollend avontuur. Echt, je waant je in het landschap en je leeft bijzonder intens mee. Dunnet op haar best!

Het spel tussen Nicholas en Gelis gaat ook verder, op soms behoorlijk boosaardige wijze, en waar het me de vorige keer nog irriteerde, wordt het hier gewoon intrigerend. Het is ook onvoorstelbaar hoe ver Nicholas gaat en hoe meedogenloos hij kan zijn in het bereiken van zijn doelen.

Het enige jammere is dat Nicholas blijkbaar een wonderkind is dat in bijna niks niet de beste is: hij spreekt talloze talen, kan vechten en paardrijden als de beste, tekent prachtig, zingt op goddelijke wijze, en dan spreken we nog niet over zijn bovennatuurlijk talent met cijfers. Soms werkt dat wel eens op de zenuwen, ja.

Maar verder? Niks dan lof voor deze reeks. Echt.

 

Lectuur: “Vissen praten niet” van Tine Bergen

Ik schrijf deze bespreking dik 2.5 maanden nadat ik het gelezen heb, en ik had al geen flauw idee meer waarover het ging. Op zich zegt dit eigenlijk genoeg, als je weet dat ik van sommige boeken jaren na datum nog perfect de hoofdpersonages en de plot kan opsommen.

Ik heb het dus weer even opgezocht: Flo is een kleuterjuf wier man gestorven is, en daar blijft ze het – logischerwijs – moeilijk mee hebben. Het boek begint wanneer de politie aan haar deur staat in verband met de dood van de vader van een van haar kleuters. Blijkbaar had ze meer contact met die vader dan ze eerst laat uitschijnen. Arthur, zijn zoontje en een van haar kleuters, staat namelijk regelmatig vol blauwe plekken. Dat had ze dus in het voorjaar ontdekt en dat kon ze niet zomaar naast zich neerleggen. Meer nog, het lot van het kleutertje wordt een ware obsessie voor haar, met stalkerneigingen en dergelijke tot gevolg.

Het verhaal speelt zich grotendeels af als flashback vanop het politiekantoor: beetje bij beetje kom je te weten wat Flo die zomer allemaal heeft uitgespookt aan zee, met haar vriendin, en hoe haar man gestorven is.

Is het spannend? Bij momenten wel, ja, en het einde is ronduit verrassend. Maar Flo is zo’n vervelend mens dat je niet de neiging hebt je in het personage in te leven. De setting is wel heel herkenbaar: aan de Vlaamse kust, of in een Vlaams appartement, en dat is wel fijn.

Is het een aanrader? Meh. Waarom ik het dan gelezen heb? Wel, Wolf moest het lezen voor Nederlands, en dan lees ik gewoon mee. Tsja. Maar als je houdt van Nederlandstalige thrillers, dan is deze zeker niet slecht.