Ik dacht, ik neem na dat hele lichte van Bridget Jones nog eens iets van de klassiekerslijst, kwestie van daar ook nog eens aan voort te doen. Mijn keuze viel op deze The Secret Garden uit 1910. Het is eigenlijk een kinderboek, maar dan wel eentje vol clichés. Ofwel zijn alle kinderverhalen daarna op dit verhaal gebaseerd, dat kan ook, het is per slot van rekening meer dan 100 jaar oud.
Het verhaal op zich – let op, spoiler, maar niet echt want je ziet het van mijlenver aankomen – is over een nors, stuurs weesmeisje, Mary, dat bij haar excentrieke nonkel moet komen wonen in een kast van een landhuis met meer dan 100 kamers. Nonkel is nooit thuis en ze wordt min of meer aan haar lot overgelaten. Alleen hoort ze ’s nachts regelmatig gehuil.
Bon, Mary gaat op onderzoek uit en vindt in de enorme landerijen een geheime tuin waarvan ze – wonder boven wonder – ook de sleutel vindt. Binnenin is alles overwoekerd maar wel prachtig. En dan blijkt dat het gehuil van een oververwend jongetje komt, de zoon des huizes waarvan men al jaren verwacht dat die elk moment kan doodvallen, die nooit buitenkomt, die zelfs niet kan stappen, en dat de reden is waarom de vader ook nooit thuis is.
Uiteraard zullen Mary en Colin vriendschap sluiten, zal zij hem mee naar buiten nemen, zullen ze samen de geheime tuin onder handen nemen, wordt ook Colin weer helemaal gezond en worden ze beiden flinke, gezonde kinderen.
Joepie.
Zoals gezegd, heel voorspelbaar, en net daarom kon het me niet echt bekoren. Ook de kinderen zijn bijzonder cliché, net zoals de andere personages. En ook al hou ik wel van Engels uit die periode, het werd net iets te vaak herhaald hoe stuurs en hoe lelijk en hoe nors Mary eigenlijk wel was. En hoe zagerig en klagerig Colin wel was.
Nope, geen fan.