Canada dag zes: Parc Mauricie

Gewoonweg geslapen tot half acht, zeg! Tegen dat we hier weg moeten, ga ik de jetlag overwonnen hebben: kunnen we herbeginnen.

We lieten de kinderen ook nog wat slapen, en intussen zagen Bart en ik twee spechten die echt tegen een boom kwamen kloppen, denk Woody Woodpecker.

Tegen tien uur vertrokken we, met picknick en water in de rugzakjes, naar Parc Mauricie, het gigantische natuurpark op zo’n uurtje rijden.

Ginder namen we de dichtstbijzijnde ingang, en een jonge gast met een verschrikkelijk accent toonde ons de mogelijkheden. We kozen voor een pad van 5.5 kilometer, maar het is maar best dat ik niet op voorhand door had hoe hoog het wel allemaal ging. Enfin ja, ik zou het misschien toch wel gedaan hebben, maar het was serieus klimmen. Maar mooi!

Iets voor halverwege kreeg Merel een appelflauwte en hebben we gewoon ter plekke, op het bospad, onze picknick opgegeten. Dat hielp serieus, gelukkig maar. We klauterden verder over de boomstronken en rotsblokjes en kwamen uit op een pracht van een uitkijkpunt. Maar echt! En ja, we kwamen alweer van helemaal beneden. Ik heb líters gezweet, denk ik. Maar het is me, met mijn 35 kilo overgewicht, kapotte voeten en kapotte rug toch maar gelukt! Booyah!

Door al het geklauter, zowel naar boven als naar beneden, hebben we over die wandeling toch wel een drietal uur gedaan, en dat was meer dan genoeg. We keerden terug, passeerden nog eens langs Saint-Elie dat blijkbaar midden in de zomer een kerstmisfestival houdt waarbij alle huizen versierd zijn en waar Bart deze keer ook een filmpje van nam, gingen nog snel boodschappen doen, en waren tegen vijf uur weer thuis. Pompaf.

Bart kookte – biefstuk met broccoli en gebakken patatjes – en de kinderen gingen nog even zwemmen in het binnenzwembad, terwijl Bart en ik gewoon genoten van de stilte van de avond en het ingaan van de schemering over het meer. Echt, ik ga het hier missen, dat meen ik.

Canada dag vijf: le Pourvoirie du Lac Blanc

We zijn hier met ons gat in de boter gevallen, denk ik zo. Ik heb gisteren de chalet beschreven: wel, die is zo zalig als gezegd. Bart en ik waren iets over zessen wakker en ik installeerde me op de veranda – of hoe noem je zo’n typisch Amerikaanse porch? – met mijn boek. Tegen acht uur kwam Merel stilzwijgend naast me zitten in een van de zetels, en ik gaf haar een beker melk, die ze zwijgend aannam. Héérlijk, die dochter van me, ik ben verliefd op dat moment en op de foto die ik nam. En later voegden de jongens zich ook bij ons om buiten te ontbijten.

We werden verder langzaam wakker, lazen een beetje, niksten wat, en tegen elf uur trokken de kinderen en ik naar het centrale punt waar je kajaks en bootjes en zo kan lenen. Niet dat ik ook maar enige intentie had om mee te varen, dat zou niet praktisch geweest zijn voor de rug, maar iemand moest toch op de spullen letten, en ik kon meteen ook informatie vragen over de rest van de activiteiten. Ik boekte meteen ook een uitstapje “beren kijken” om half zes. Bart werkte intussen nog aan een dossier dat binnen moest.

Kobe vertrok in een kajak, Merel en Wolf in een roeiboot, maar dat wisselde onderweg af en toe, terwijl vooral Merel veel in het water lag – met opzet: zwemmen met zo’n reddingsvest aan vindt ze de max! Ik zat intussen op het terras met een koffie en genoot van het uitzicht.

Tegen een uur waren we terug aan de chalet, tijd voor een broodmaaltijd en een tukje. Dat plots twee uur bleek te duren. Ik was precies een beetje moe, en de rest wilde ook wel chillen.

Maar we hadden een afspraak met de beren om half zes. Allez, vonden wij toch: de beren vonden van niet. Meh.

Ene Pierre legde in sappig Canadees Frans uit wat de bedoeling was en we werden in een oude yellow schoolbus geladen om toch nog een eindje te rijden. Daarna ging ene Will de etensresten van het restaurant gaan dumpen op de standaard voederplek, terwijl wij met 31 man in een kijkhut plaats namen. En toen begon het wachten. En nog meer wachten. En waren er gelukkig wel zo’n 20 roodkopgieren die boven ons en rond het kleine meertje cirkelden, zodat we tenminste nog iéts zagen. Na een uur blies Pierre de aftocht: het was een bijzonder zen uurtje geworden, en voor ongeveer 120 euro mag dat wel. Bummer.

Maar Bart had in de namiddag al fantastische spaghettisaus gemaakt en we hoefden dus niet te lang te wachten op eten. En dat het smaakte!

Daarna ging iedereen gewoon min of meer plat, en om half elf gingen ook hier de oogjes toe.

Wat ik wel gedaan heb, is op regelmatige tijdstippen een foto gemaakt van het meer op dezelfde plek (6.30 – 7.30 – 8.30 – 9.30 – 13.30 – 16.30 – 19.30 – 20.30 – 21.30). Het lichtspel is machtig…