Laatste lessen van een schooljaar, dat blijft toch altijd iets speciaals. Er is natuurlijk de vragenronde en het afwerken van de leerstof, maar ook het afscheid van de leerlingen.
Sommigen stoppen met Latijn, anderen gaan naar een collega volgend jaar, de vijfdes schuiven gewoon door naar het zesde, maar mijn zesdes… Tsja, die ben ik kwijt. En hoe onnozel het ook moge zijn, ik mis hen elk jaar opnieuw. Ik heb ze twee jaar (drie jaar, vroeger) na elkaar in de klas gehad, en ze zijn zo een beetje van mij, mijn Latijnses. Ik heb hen ook altijd zo hard zien evolueren, volwassen zien worden, zien uitgroeien van onzekere pubers tot (bij momenten) zelfzekere, maar vooral zelfbewuste jongvolwassenen. Oh, soms zijn nog zo’n piepkuikens, soms kunnen ze zo volwassen uit de hoek komen, maar bovenal zijn het de mijne. En ik zie hen graag, telkens weer. Ik denk dat ik anders deze job niet zou kunnen blijven doen, moest dat niet het geval zijn.
Ik geef namelijk niet alleen Latijn aan hen, ik probeer hen ook zo veel andere idiote dingen bij te brengen. En vooral dat het allemaal goed komt. Hoe onzeker ze ook mogen zijn, hoe somber het er soms uit ziet, het komt goed. Echt waar. Ik ben daar het levende voorbeeld van. En zij, zij leren me ook telkens weer een beter mens te zijn.
En dus bakte ik deze morgen om acht uur een taart. Want ja, maandag taartdag, ook in deze klas. Ik geef toe, toen ik hen vorig jaar in het vijfde binnen kreeg, waren ze wat awkward, vooral heel stil, en moest ik er soms aan trekken en sleuren om hen tot leven te krijgen. Nu zijn ze nog steeds braaf en rustig, maar er zit echt wel leven in. Heerlijk verbaal weerwerk bij momenten, diep gezucht bij andere, maar altijd wel antwoorden en opmerkingen. Zoals ik het graag heb.
Ik ga ze missen, mijn zesdekes. En dus bakte ik taart, zoals zij dat het hele schooljaar hebben gedaan.
Het ga jullie goed, lieverds!