Klein stukje Beaufort

Eigenlijk had ik vandaag afgesproken met Véronique om met de fiets een stukje Beaufort te doen, maar gisterenavond rond elf uur liet ze me weten dat het niet zou lukken. Iets wat ze eigenlijk al enkele uren vroeger had kunnen laten weten, zodat ik nog een alternatief kon zoeken. Helaas.

Ik ben dan na het eten – rijkelijk laat, want ik moest hier nog een paar kleine brandjes blussen blijkbaar – alsnog vertrokken richting Knokke-Heist, naar de Dienst Toerisme aldaar, waar ik me het gidsje voor Beaufort aanschafte en meteen een klein toertje begon te fietsen: eerst richting het westen voor de laatste kunstwerken voor de grens, en meteen dus ook de kunstwerken van vorige jaren. En af en toe zomaar een beeld, dat ook. En een cache, en een ijsje. Dat hoort zo, toch?

Ik was eigenlijk niet erg onder de indruk: geen enkel van de kunstwerken maakte echt indruk op me. Het doolhof dat ik dus niet deftig op de foto heb en waar ik me zot gezocht heb naar een cache, raakte me nog het meest door zijn isolatie, maar emotie? Nope. Niet echt.

En de aanduiding slaat echt nergens op: ik had een plannetje in een boekje, maar dat was niet echt duidelijk. Werk 18 stond ergens in een bos, en dat was dan ook dat: je moest zelf maar gaan zoeken. Gelukkig had de dame van de Toeristische Dienst me gezegd waar ik het bos in moest gaan om het alsnog te vinden. Verder was ik bijzonder blij dat ik een boekje had en dus ook de echte adressen van de kunstwerken, want op de website staan ze uitgezet op een blinde kaart. Jawel, zonder straatnamen. En de fietsroute is er eentje van: sla na 72 m linksaf. Rij 417 meter rechtdoor, ga rechts. Euh, niet echt praktisch dus. Ik kon gelukkig in Google Maps de adressen ingeven en dan zelf een route bepalen.

Veel heb ik ook niet gedaan omdat ik om zes uur alweer richting huis moest vertrekken: ik had om half acht Cthulhu en ik wilde met de fiets gaan, wat ik dan ook deed. Man, ik hou ervan om te fietsen in het donker…

Triënnale Brugge 2024

Was het vrijdag nog strontweer waardoor de geplande uitstap naar Watou in het water viel, vandaag was het perfect weer: zon en wolken, 24 graden, een licht briesje… Ideaal dus voor ons gepland dagje Brugge om er de kunstwerken van de Triënnale te bekijken. Blijkbaar is dat voor mij zelfs al de derde keer: zes jaar geleden ben ik met de kinderen even naar Brugge geweest op de bezoekdag van het Zeepreventorium, drie jaar geleden maakten Bart en ik er ook al een daguitstap van.  Maar deze keer hadden we er wel degelijk aan gedacht de fietsen mee te nemen, en dat maakte een wereld van verschil. We parkeerden ons buiten het centrum aan de psychiatrische kliniek en fietsten meteen naar het kunstwerk aldaar, Full Swing. Mij deed het niet zo veel, Bart was wel onder de indruk van het desolate, opgesloten gevoel.

We fietsten vrolijk verder van kunstwerk naar kunstwerk en vonden het geen enkele moeite, terwijl we de vorige keer de verste hadden overgeslagen wegens te veel wandelen. Eten deden we op de Grote Markt, tussen drommen toeristen, wat dan wel weer amusant was om te bekijken. En ik pikte snel nog vijf labcaches op, dat ook.

En de kunst zelf? Goh… Zoals Bart het weer eens treffend stelde: je merkt dat dit door architecten is ontworpen, dat er weinig pure kunstenaars tussen zitten. Het is allemaal zeer cerebraal, er waren amper twee dingen die me ook echt raakten, en dat waren de laarzen op het water, waarbij je zelf de figuur die er zou moeten zijn kon verzinnen, en de tunnels. Die gaven een vreemd effect, ook weer alsof je in een andere wereld terecht kwam. Mooi.

We dronken nog een koffie op ’t Zand en fietsten terug naar de auto, om tegen half vijf terug thuis te zijn. Perfecte timing voor de Vuelta, en meer moet dat toch niet zijn, op zo’n vakantiedag?

Kunst, iemand?

In de auto had ik daarstraks een toch wel bizarre conversatie met Kobe. Niet bizar op zich, wel omwille van het feit dat Kobe nog altijd maar vier jaar is.

– Mama?

– Ja?

– Zie jij graag Paul Klee?

– Huh?

– Ik vind Paul Klee wel mooi, maar ik vind Miró nog mooier. En Kandinsky is moeilijker om zelf te tekenen, maar die heeft wel zo mooie kleuren…

– Euh *mond efkes vol tanden* Hoe kom jij daarbij, Kobe?

– Op school (tweede kleuterklas dus) leren we over schilderkunst, en we maken dan ook dingen zoals die schilders.

– Aaaahh. Enne, zijn er ook schilders die je niet mooi vindt?

– Ja, die met zijn lijnen en vierkantjes en zo, die enkel maar zwart en wit en geel en blauw gebruikt. Oh, en soms ook rood. Maar ik kan niet op zijn naam komen.

– Piet Mondriaan?

– Ja, die, mama. Die vind ik niet zo mooi, veel te weinig kleuren. Het liefst van al zie ik Miró.

– Serieus? Wij hebben daar thuis boeken van, hoor. Misschien niet van Miró, maar zeker van de anderen.

– Oooh mama, mag ik daar thuis dan eens naar kijken? Please?

Thuis waren we dat uiteraard al lang vergeten. Ik toch. Want iets later vroeg Kobe effectief nog naar die boeken, en ben ik samen met hem naar de boekenkast op ons kamer gegaan, en heb hem een boek van Paul Klee gegeven. Waarin hij dan zeer geïnteresseerd heeft zitten kijken, en af en toe gegiecheld heeft met de tekeningen.

Tsja, die zoon van mij, die ook altijd de autoradio op Klara zet – “maar geen opera mama, ik hou niet van dat zingen van die vrouwen” –  dat is een speciaal geval. Met een olifantengeheugen. Wij gaan daar nog wat mee tegenkomen.