*Waarschuwing: hier volgt een uitgebreide restaurantpost met een massa slechte foto’s!*
We wilden het eigenlijk al een paar jaar, eens gaan eten bij In De Wulf, het driesterrenrestaurant – blijkbaar heeft hij maar één ster – van Kobe Desramaults. Poging een en twee werden gedwarsboomd door het feit dat ik twee keer zo ziek als een hond was, maar juicht ende jubelt: derde keer goeie keer!
Wij tuften dus meer dan een uur richting Dranouter door de pletsende regen, en ik hield een paar keer mijn hart – en mijn stuur – vast voor de capriolen van blijkbaar minder regenbestendige chauffeurs.
Maar eenmaal ginder was het leed geleden, en kreeg ik voor het eerst een alcoholvrije cocktail die ook echt een cocktail was, niet zomaar wat sapjes bijeengegooid. Lekker! Maar vraag me nu niet meer wat erin zat. Alleszins vlierbloesem.
En toen begon een spervuur aan hapjes, het een al verrassender dan het ander. Bart nam er de aangepaste wijnen bij, en kon helemaal niet volgen. Hij vond dat dus totaal niet op elkaar afgestemd: 7 glazen wijn en 1 glas bier was wat van het goeie teveel. Ik nam er de aangepaste sappen bij, maar ook daar had ik moeite om te volgen: 7 sapjes, zoveel drink ik doorgaans niet. Maar het was wel een unicum, en daarom alleen al eens de moeite: een zeer groen iets, dat ook zo smaakte: lavas-angelica. Het tweede was een dik sap, dat eerst bijzonder raar aandeed, maar wel paste bij het gerecht, na een paar slokjes: gerst-honing. Het derde was wortel-witloof, daarna volgde appel-aardpeer, en dan mijn favoriet kweepeer-braambes bij het rundsvlees. Bij de nagerechten kwam sap van duindoornbes, en daarna rabarber-salie.
Ik heb ook niet alle gerechten gefotografeerd – gewoon vergeten – en de foto’s zijn met de GSM in het halfduister, dus ook niet ideaal, maar je krijgt wel een idee. Het menu was trouwens altijd zeer kort van stof.
* Daslookstengel. Lekker! Moet ik zelf eens zoeken, die daslook.
* “Mille Couleurs”. Bart moest lachen: te veel bloemetjes! Maar allemaal zeer lekker. De decoratieve lindebladeren waren niet om op te eten, dat niet. De bloemen wel.
* Makreel, kerrieplant.
* Wulken.
* Het ei.
__
Na de hapjes kwamen de eigenlijke voorgerechten, maar eigenlijk waren die niet echt groter dan de rest. Wel weer veel, dat wel.
* Hondshaai, lavas.
* Krab, bloemkool.
* Asperges van boer ‘Deswarte’, gerookt eigeel, geuze.
* Kreeft uit ‘Audresselles’
* Zurkelstoemp. Het patatje was gegaard in een dikke zoutkorst, en moest je zelf in je bord vermengen met de verse zurkel en de saus. Lekker, dat wel, maar inderdaad: stoemp.
* Tarbot, preihart
* Slakken uit ‘Comines’, daslook, jonge sjalot
* ‘Holstein koe’, warmoes, sleedoorn, klaproos. De klaprozen waren ook eetbaar, en het rundsvlees was eerst gebakken, en daarna versneden tot tartaar. Het ontlokte Bart de opmerking: “We gaan zeker geen honger meer hebben, maar toch blijf ik ergens op mijn honger zitten: ik wil eens een stevig stuk vlees waar ik mijn tanden kan inzetten, in plaats van het ene hapje na het andere. Ook dit vlees is weer hapklaar versneden. Het heeft een beetje een te hoog “Kijk eens wat ik kan!”-gehalte.” Ik volg hem daar wel in.
* Flamiche Vieux gris de Lille
Tussendoor was ook nog plots een hapje van de chef opgedoken, dat niet op het menu stond. Iets met kleine taartjes varkenskop. Lekker!
__
En toen ging het richting desserts. Allez, of toch op zijn minst nagerechten, want er zaten ook hartige dingen tussen.
* Verse geitenwrongel, oude geitenkaas, ijzerkruid en spar. Geserveerd in een kommetje van ijs om alles goed koud te houden. Het kommetje was trouwens niet bedoeld om op te eten.
* Kersen, lijsterblad, vlier. Machtig lekker!
* Rabarber, zuring
En toen werden we uit de toch wel vrij luidruchtige eetzaal naar het salon gebracht. Een vuur brandde er niet, dat was ook niet nodig, maar het was er wel aangenaam zitten. We bestelden nog koffie – matige slow-coffee voor 7 euro per kopje – en kregen er nog de laatste gang bij, en daarna gewoonweg nog een paar oliebollen!
* Millefeuille, hazelnoot
Wat vonden we ervan? Wel, eigenlijk gewoon wat Bart hierboven al zei. Lekker, zeer lekker, maar te… nerveus. De gangen volgden snel, al mochten we gerust vragen om te vertragen. Er is zaalpersoneel, maar het zijn de koks zelf die de gerechten komen opdienen, en dus ook bij momenten de chef zelf. Ik snap daar de bedoeling wel van, maar het doet allemaal zeer hipster en geforceerd aan, vond ik.
Als ik mocht kiezen – hoor mij, verwende snobistische dikkenekkentrut! – zou ik eerder teruggaan naar de Hertog Jan. Ook zeer innovatief, maar… rustiger, uitgepuurder, en daarom ook net iets vaker een wow-gevoel. Ik herinner me nu nog steeds de smaak van de gelakte paling daar, en ik kan niet zeggen dat er hier me een gerecht zo keihard is bijgebleven. Vergelijk gerust met de bespreking van toen.