Rondje tandarts

Maandagmorgen was er plots een stuk tand weg. Als in: een spie zoals van een taart uit een grote kies rechts onder. Hmmm?

Ik belde de tandarts en die kon daar pas volgende week woensdag iets aan doen. Tsja, dan moest dat maar zeker? Ik hoopte vooral dat ik er intussen geen pijn in ging krijgen. Maar de tand was echt wel scherp en mijn tong was inmiddels al wat geïrriteerd.

Bon, ik ken mijn tandarts ondertussen al een beetje, weet dat het vooral een no nonsense vrouw is en stuurde haar een mailtje met de uren waarop ik deze week nog beschikbaar was, en de vraag om –  mocht er iemand afzeggen door bijvoorbeeld corona, weetuwel – me er alsnog ergens tussen te pakken. En jawel, woensdagmiddag verscheen er, zonder extra uitleg, gewoon een afspraakbevestiging voor de donderdagmorgen negen uur. Dik in orde, meer moest dat niet zijn. Ik bevestigde dat ik de mail gezien had, en donderdag zat ik dus ’s morgens bij haar in de stoel. Ze zag dat er rechtsboven ook nog een vulling was losgekomen, ging me eerst nog een extra afspraak geven, maar besloot toen dat ze dat eigenlijk wel in één keer kon. En ging toen als een bezetene verwoed aan het werk.

Het resultaat was dat ik om kwart over elf met een nog half verdoofde kaak voor de klas stond en dat de naam “Propertius” misschien toch niet helemaal zuiver klonk, tot jolijt van mijn vijfdes. Maar oef, tandproblemen toch weer eventjes afgewend. Mijn tandarts is de beste.

Tandperikelen

Allez zeg! Ga ik maandag nog met de kinderen naar de tandarts, neemt ze foto’s en verklaart mijn tanden prima in orde, breekt er daarnet (elf uur ’s avonds) toch wel een stuk van mijn achterste kies linksboven af zeker?

En ’t is niet alsof ik tijd heb morgen om opnieuw naar de tandarts te gaan: er is de begrafenis van mijn grootmoeder, en ’s avonds gaan we op restaurant. Mja. We zullen het wel zien maandag zeker? En hopen dat ik ondertussen geen tandpijn krijg.

’t Is toch ook altijd wat, he. Zucht.