Dat wij nog wat gaan tegenkomen met dat kind, ik zeg het u!
Ze was zondag dus behoorlijk ziek als in: serieus wat overgegeven, maar verder had ze de hele dag flink gespeeld. Maandag heb ik ze dan ook gewoon naar de creche gebracht, want ze gedroeg zich normaal, speelde en taterde zoals anders, en moest niet meer overgeven. Alleen was ze niet in haren eet: dat kind kan ongelofelijk eten, vier grote boterhammen ’s avonds zijn geen uitzondering. Haar fles melk van 300 ml had ze uitgedronken, maar boterhammetjes had ze afgeslagen. Soit, ik hield mijn hart vast en mijn GSM binnen handbereik, maar de creche belde niet. Alleen wist Cindy ’s avonds wel te vertellen dat Merel vrijwel niks had gegeten de hele dag.
Idem dinsdag en woensdag, en dinsdag ook nog een heel, heel erg lopende kakbroek. Maar geen koorts, geen extreme hangerigheid of gezaag, gewoon een beetje kalmer en lustelozer dan anders. Hmm.
Toen ik Merel donderdagmorgen ging afzetten, kreeg ik de volle laag van de creche. Dat het niet verantwoord was en getuigde van weinig respect naar de andere kinderen dat Merel nog steeds kwam, dat het kind ziek was, en dat ik ze thuis moest houden. Uhhuh. Ik kan wel geen verlof pakken in ’t onderwijs, en ik kan ze thuis ook moeilijk aan een haakje hangen. En voor een oppas van het ziekenfonds moest ik een doktersbriefje hebben, maar de dokter ging écht niks verkeerds vinden aan mijn vrolijk taterend en spelend kind. Die bovendien de avond voordien drie stevige boterhammen had binnengespeeld, en bij mijn weten een min of meer normale stoelgang had.
Enfin, ik kon de dame van de creche kalmeren en overtuigen om Merel toch aan te nemen (die al vrolijk gaan spelen was, overigens), maar mocht er weer zo’n vreselijke waterkakbroek zijn, ging ze me verwittigen en zou ik mijn leerlingen wel richting studie sturen. En ik beloofde ook om Merel tegen half vier of zo af te halen.
Soit, geen telefoontje gehad, alles bleek in orde, en ik haalde Merel dus op. Vandaag, vrijdag, ging ik haar thuis houden: ik moest niet lesgeven, had wel een vriendin op bezoek, maar het ging wel lukken, en we vertrokken toch op weekend rond vier uur.
Bon, Merel sliep dus tot een uur of negen, ging daarna onder luid protest in bad, en was maar kalm te krijgen door de belofte dat ze dan mee mocht naar de winkel en in de kar mocht zitten. Merel dus mee naar de Delhaize, helemaal vrolijk en opgewekt. Tot we daarna terug de garage indraaiden, ik de motor aflegde, en vrolijk uitriep: “We zijn thuis!” Ze keek me verschrikt aan, schudde heftig het hoofd, en riep: ‘Nee! Nee, mama, nie tui!” Toen ik haar uit de autozetel plukte, begon ze hartstochtelijk te huilen. Ik begreep maar niet wat ze wilde, maar in de keuken nam ze opnieuw haar jas, en begon tegen de garagedeur te duwen. Toen ik die opende, ging ze naar de garage, en bleef ze daar staan huilen aan de auto. Pas na enig denkwerk stelde ik haar de vraag: “Mereltje, wil jij soms naar Cindy?” Waarop een langgerekt en opgelucht: ‘Jaaaah!” volgde. Toen ik haar probeerde uit te leggen dat dat geen optie was, bleef ze hardnekkig in de garage staan huilen, en ging ze er uiteindelijk zelfs bij zitten. Ik heb na tien minuten dan toch de telefoon gepakt en naar de creche gebeld en de situatie uitgelegd. Cindy toonde begrip, en ik mocht Merel alsnog brengen, met de belofte dat ik haar ging komen halen als ze lastig werd.
En dus ging een opgeluchte, door haar tranen heen lachende Merel even later trots de creche binnen, naar haar speelgoed en haar vriendjes. En had ik een bijzonder rustige, fijne middag met mijn vriendin, en kon ik vooral rustig koken.
Man man man. Wat een karakter!