Om niet te zeggen: paniek.
Ik had de voorbije dagen al wat last van vermoeidheid en spierpijn, en vorige week had ik ook al serieus koppijn gehad. Dokter, zegt u? Ik had de jongens al op sleeptouw genomen naar de logopedist en de tandarts, ik vond dat ik nog wel een paar dagen kon wachten tot ze op kamp waren, om dan in alle rust naar de dokter te gaan. Lees: op dinsdag, na het lang weekend.
Mijn lijf vond van niet.
Deze morgen maakte Bart me rond half tien wakker met de boodschap dat Merel net wakker was geworden, en of ik haar kon doen, want hijzelf zat met een serieus zere rug. Geen probleem. Fluks wipte ik uit mijn bed, om kreunend vast te stellen dat dat niet zo’n goed idee was: mijn handen en voeten deden pijn en stonden helemaal dik. WTF? Zuchtend en steunend daalde ik de trap af – dat gaat niet zo vlot als uw gewrichten pijn doen – en viste Merel uit bed, goedlachs maar met een immense kakbroek. Ik dropte haar op de luiertafel en begon haar te verversen – en werd toen gigantisch misselijk, in die zin dat ik me op de grond gelegd heb om niet helemaal flauw te vallen. Ik riep Bart te hulp, en deelde vanop de grond mee dat een dokter of zelfs ziekenhuis me geen raar idee leken. Intussen was ik rechtgekrabbeld, om na een minuutje of zo opnieuw languit op de grond te gaan liggen.
Uiteindelijk ben ik naar beneden gegaan om me in de zetel te leggen, en daar ben ik effectief flauwgevallen. Compleet met koud zweet, braakneigingen en alles erop en eraan. Twee maal zelfs.
Bart en de jongens waren tegen dan in paniek, of toch zo ongeveer. Bart ging de 100 bellen, maar ik stelde mijn moeder en de dokter van wacht voor, en zo geschiedde. Ma to the rescue, en iets later ook de dokter. Die vertrouwde het absoluut niet, en sommeerde me naar de spoed te gaan voor verdere onderzoeken. Ik heb me min of meer aangekleed, en mijn ma heeft me naar het Jan Palfijn gebracht. Daar namen ze de klachten echt wel serieus, vooral dan de kleine rode vlekjes – petechiën – die over mijn ganse lijf waren opgedoken. De inderhaast opgetrommelde neurologe was formeel: ik moest een nachtje in het ziekenhuis blijven, ter observatie. Ik vermoed dat ze vooral bang was voor meningokokken, ofte hersenvliesontsteking. HEt oedeem en de bijhorende gewrichtspijn vonden ze blijkbaar minder erg, al mocht ik gerust pijnstilling vragen.
Bon, tegen twee uur lag ik dus op een kamer in zo’n ziekenhuishemdje, met een ‘poortje’ in mijn arm en ettelijke buisjes bloed minder. Heerlijk rustig, dat wel. Ik heb geslapen, gelezen, geslapen, tv gekeken en geslapen. En onnoemelijk veel goesting gehad in chocolade.
En de onderzoeken op mijn bloed? Die wezen uit dat alles perfect normaal was, en dus hadden de artsen geen touw om ergens aan vast te knopen. Ze hebben geen idee wat er aan de hand is, maar willen toch zeker zijn dat het niks ernstig is, en dus blijf ik hier een nachtje.
Yay. Not.