Mijn grootmoeder is honderd. Jawel.
Een eeuw. Geboren in 1911. Getrouwd in 1936, nog voor de tweede wereldoorlog, stel je voor.
Tien kinderen op de wereld gezet, waarvan er zes zijn blijven leven tot ze volwassen waren. Vijf leven er nog steeds, twee zijn gescheiden en (de ene al jaren) samen met een andere partner, de rest is nog steeds bij hun eerste.
Dertien kleinkinderen, waarvan de meesten intussen ook al getrouwd en/of samenwonend zijn. Eentje is intussen ook alweer gescheiden, de rest doet het blijkbaar nog prima.
Twaalf achterkleinkinderen en een dertiende voor elk moment, tussen acht jaar en tien maanden.
Vandaag waren we allemaal bij elkaar, om feest te vieren. Er werd gespeecht, er werd gezongen, er werd gegeten en gedronken, en we zagen dat het goed was.
En oma? Ik denk dat die trots was op wat zij allemaal veroorzaakt had. Ze liet het zich in elk geval allemaal welgevallen, at stevig door, liet de wijn smaken, en zat zonder bril de speech na te lezen die een van haar zonen geschreven had.
Mijn oma, da’s een taaie. Echt waar.
(de foto is van in april, want ik had mijn fototoestel niet mee)