Wolf had slecht geslapen, zei hij, en Kobe heeft duidelijk nog last van het virus in zijn bloed. En Merel, tsja, die gaat als bijna-driejarige zò hard door het leven, dat er al even hard geslapen wordt. Nochtans hielden we het op een rustige morgen: eerst eendjes voederen,
en tegen kwart over tien in de Action Factory, waar de kinderen in het speelkasteel een kamp gingen bouwen, en er duchtig geklauterd werd.
Merel heeft een tijdje met mij in het kleine cinemazaaltje naar K3 en de Bengeltjes gekeken, en halfweg kwam Kobe erbij. Na een tijdje werd het echter al te lang voor woelmuis Merel, en die ging dan maar weer naar beneden bij papa en grote broer.
Terwijl Bart profiteerde van de goede WIFI in het gebouw en wat werkmails afhandelde, ging ik dan maar even vliegeren met de kinderen op de ‘dijk’. Ideaal vliegerweer: zonnetje, niet echt koud, en toch een mooie bries.
Alleen duurde het te lang voor Merel, die zelf geen vlieger had. Had ik maar haar buggy meegenomen, en de koekjes die ik bij had in de Action Factory… Met grollende magen keerden we terug, in die mate zelfs dat ik al naar Bart belde om eten te bestellen voor de kinderen. Merel zag er zowaar wit van, van honger en vermoeidheid.
Niks dat een stevige (volwasssen) portie spaghetti niet kan oplossen, zo bleek.
Het kind geeuwde ook zowat haar hoofd eraf, op weg terug naar het huisje, en ik dacht dat ze dus wel een stevige tuk zou doen. Niet dus. Ze heeft een uur in haar bed gelegen, maar liggen tateren, zingen en spelen dat het geen naam meer heeft. Ik vermoed dat de vastgestelde kakbroek er geen goed aan gedaan heeft. Bart was intussen naar het Grand Café gegaan, kwestie van een paar belangrijke mails te kunnen afwerken, en daarna boodschappen te doen. De jongens zijn dan met hun iPads naar hem toegegaan, want ook zij waren de vreselijke wifi in het huisje beu.
Tegen vier uur hadden we allemaal een vieruurtje binnen, en vertrokken we weer naar het centrum om te gaan zwemmen. Ha ja, want dat is wat je doet in Center Parcs! Ik ben met Wolf in de Turbo Twister gegaan, heb talloze liters water – of zo voelde het toch – gehapt in de wildwaterbaan met Kobe op mijn rug/hangend aan mijn benen/half zittend op mijn schoot/een halve meter voor of achter mij/zijn hoofd er bijna afgrijnzend. Daarna loste ik Bart af, en keek geduldig toe hoe Merel iets probeerde te bouwen met zand en er dan weer genoeg water over kiepte om alles weer weg te spoelen, of hoe ze in haar eentje op de glijbaan ging.
Helaas eiste het gebrek aan middagdut wel zijn tol: Merel wilde niet uit het water, maar zodra we op zoek gingen naar een kleedhokje – tien over zes was duidelijk spitsuur – en ik haar opnam met koude handen, begon ze te brullen. Letterlijk. Ik kreeg haar gewoon niet stil: pas toen ze helemaal aangekleed was, kalmeerde ze een beetje, gewoon omdat ze te moe was om nog verder te huilen, denk ik. In de buggy zat ze te knikkebollen, en eenmaal in het huisje ging ze volledig plat. Ik kon haar nog net haar pyjama aantrekken, legde ze in bed, kreeg haar nog zover dat ze een flesje melk dronk – een boterham was duidelijk te veel gevraagd – en weg was ze. De jongens verging het niet zoveel beter: die aten nog wel, maar gingen daarna toch ook strijk.
En eigenlijk moet ik niet zo luid roepen: toen ik me na het eten installeerde in de zetel, lag ik ook binnen de kortste keren te maffen. Ik denk dat ik in totaal zo’n tien uur geslapen heb vannacht, en blijkbaar was het nodig. Tsja, vakantie zeker?