Zoals altijd stak ik Merel gisterenavond in bed. Ik kruip dan heel even mee onder de dekens, en dan praten we nog even over de voorbije dag, of over wat haar bezig houdt – net zoals ik eigenlijk nog altijd geregeld bij de jongens doe.
Ik weet niet meer precies hoe we erop kwamen, maar het ging plots over ouder worden. Het had wellicht te maken met het feit dat mijn vader vandaag 73 werd – gelukkige verjaardag, pa! – maar in ieder geval was Merel er heel hard over aan het nadenken. Dat mensen dus ouder worden, verslijten, dat alles niet meer zo vlot gaat, bijvoorbeeld opa’s oren die versleten zijn, en dat oudere mensen sterven. Zoals bompa.
En plots begon ze hartverscheurend te huilen, met lange uithalen. Dat ze niet ouder wilde worden, en dat ze niet dood wilde gaan.
Ik had de grootste moeite om haar te kalmeren, en ook Wolf kwam verschrikt aangelopen. Het hielp niet met te zeggen dat ze nog klein was en dus nog heel veel jaren voor de boeg had, ze wilde altijd klein blijven. En jong, en niet versleten. Maar ik vond dat ik haar nu ook niet moest wijsmaken dat zij nooit dood zou gaan, of dat zij nooit oud zou worden.
Uiteindelijk werd ze rustig. Maar ik moest wel beloven dat we snel samen op bezoek gingen gaan bij omoe van 102. Gewoon, zomaar.
Toen ze deze morgen wakker werd, was het trouwens ook weer het eerste wat ze zei: “Mama, ik ga nog lang niet oud worden, he? En jij gaat ook nog niet doodgaan, he?”
Ik gooide het raam wijd open, liet het zonlicht en de koude ochtendlucht binnenstromen, en gaf haar een stevige knuffel.
“Nee, meisje, wij gaan nog heel lang samen blijven!”
Dansend in haar roze slaapkleedje liep ze de badkamer binnen.