Een paar weken geleden heb ik hier de mening van een vriend over het onderwijsdebat gepubliceerd. Daarin had hij het over de kansen die (in het nieuwe plan van onderwijsminister Smet) de echt wel goeie leerlingen ontnomen worden om uitgedaagd te worden, om te excelleren. Dat moet uiteraard kunnen.
Maar toen gaf een andere vriendin daar een aanvulling bij, vanuit de exact omgekeerde invalshoek, maar met dezelfde conclusie. Ik wilde u die niet onthouden, omdat ook dit relevant is. En ja, het onderwerp ligt me nauw aan het hart.
Zij schreef:
Hier bezien we dat van het omgekeerde schuitje. Twee van mijn vier kinderen waren echt op op op na de basisschool. Altijd maar mee proberen te geraken terwijl het boven hun pet ging. “Mama, ik ben het lompste kind van de klas, ik kan niks.”
(Die is na het vijfde naar het beroepsonderwijs kunnen gaan omdat ze reeds een keer was blijven zitten)
De ander kon geen hobby’s aan ’s avonds, want het was een hele avond afwerken wat niet in de klas klaar was, extra lezen omdat ze nog geen AVI 9 had, het huiswerk dat niet van een leien dakje liep en bovendien de lessen waar ze meer dan gemiddeld last mee had.
Wel, voor allebei was het eerste jaar beroepsrichting een ware verademing. Ineens waren ze niet meer de minst intelligente leerling, werd er op maat gewerkt, examens starten pas in het derde jaar, nu zijn dat projecten en wordt er zeer zeker aan het welbevinden van het kind gewerkt. Hoe erg het ook is, dat was heel erg nodig, want de derde graad van het lager was er eigenlijk al te veel aan. Laat staan dat ze nog eens twee jaar langer mee moeten met de grote hoop. Dan blijft er niks meer van over.
Mijnheer Smet, ik vraag het u nog eens: denkt u écht dat, na alle reacties van mensen die dagelijks in het onderwijs staan, en ouders die hun kinderen alleen maar het beste toewensen, dat uw plannen nog steeds de best mogelijke zijn?