Citytripje naar Amsterdam

Zoals gezegd doen we geen meerdaagse dingen deze vakantie, maar Amsterdam is niet zo ver natuurlijk, daar kan je makkelijk op een dag heen en terug. Bart wilde zeer graag de tentoonstelling van Marina Abramovic zien, en ik gaf hem geen ongelijk.

Wolf gooide ons dus om kwart voor acht af aan het station, zodat we de trein richting Brussel konden nemen. In mijn hoofd was Antwerpen logischer, maar volgens de NMBS kon dat niet om daar op te stappen op de HST. Waarop we prompt een tussenstop in Antwerpen maakten natuurlijk. Meh. Maar gelukkig was de trein wel rood: Bart wenst zich enkel in rode voertuigen te verplaatsen.

Enfin, iets over tien stonden we in Amsterdam Centraal en kreeg ik prompt een bericht van Jeroen dat ons pa bloed had overgegeven, en wat hij nu moest doen. Euh, de dokter bellen tiens? Die kwam langs, en stuurde, zoals verwacht, ons pa richting spoed. Ik vrat mijn kas op, daar in Amsterdam, het moest weer lukken natuurlijk. Soit, Jeroen bracht hem, en Roeland nam over in het ziekenhuis. En ik, ik nam extra maagmedicatie en stapte met Bart in een Uber richting Fabrique des Lumières voor een prachtig lichtspektakel zoals we al gezien hadden in Bordeaux.

Bart was eigenlijk ook op prospectie voor een latere reis met mensen uit zijn sector en had gedacht dat dit misschien wat te licht zou zijn, maar ik vond het prachtig. Het moet ook niet allemaal zwaar zijn, toch? En ja, je kan hier foto’s en filmpjes van blijven nemen…

Bon, we stapten buiten, genoten even van de prachtige omgeving en namen opnieuw een Über, richting Nxt Museum, gewijd aan digitale kunst. En ja, dit is zeker een aanrader. Niet bijzonder groot, maar wel indrukwekkend, als dit je ding is.

(Nog twee filmpjes komen eraan, maar ik moet even wachten van YouTube wegens spamgevaar)

Vanuit dit fijne museum wandelden we dan te voet richting ons restaurant: Moon in de A’Dam toren. Wij gaan enkel nog voor lunches in hoge ronddraaiende restaurants, toch? Maar waar de kwaliteit van het eten in Berlijn te wensen overliet, was dit echt wel goed. En een fijne ober, dat ook.

We namen het veer naar de overkant en daar dan opnieuw een Über naar het Stedelijk Museum voor Abramovic. Het was er druk, maar het was wel de moeite. Dat mens is echt wel een paar vijzen kwijt. Dat wist ik al, maar als je alles samen ziet zoals hier, spreekt daar toch echt wel enige vastberadenheid en engagement uit.

Eigenlijk was het plan om nog naar het MoCo te gaan, maar de rug was het echt wel aan het opgeven. Maar we waren nu toch al in het Stedelijk, en ik wilde dan toch nog de moeite doen om even naar de vaste collectie te gaan kijken. Daar heb ik geen spijt van gehad: prachtige, prachtige dingen.

Ook voor Bart was het welletjes nu. Het plan was om te voet terug te lopen naar het station, dat is een mooie wandeling dwars over de grachten heen. Alleen bleek gans Amsterdam buiten gekomen te zijn op deze eerste echt mooie zaterdag en zaten alle terrasjes ook overvol. We zijn dan ergens binnen – met groot open raam – iets gaan drinken om even te rusten en tot aan het station gewandeld. Dat gaat dan gelukkig wel weer voor de rug, al mag het niet al te lang zijn.

En toen bleek de trein terug geen HST te zijn, maar een gewone trein, zodat we er meer dan twee uur op zaten. Och ja, we zaten redelijk op ons gemak, dat viel dus wel mee. De trein vanuit Antwerpen naar Gent viel dan wel weer tegen: nog eens anderhalf uur, wegens boemeltrein met omleiding door werken. En nee, er was geen snellere trein meer, en ook geen betere verbinding vanuit Brussel. Meh. We waren dus pas om 22.50 uur in Gent, maar gelukkig stond onze trouwe zoon ons weer op te wachten.

Yup, goed gevulde dag, zou je kunnen zeggen. Maar het heeft deugd gedaan.

Berlijn, dag vier

Opnieuw ontbeten we gewoon op ons appartement en fietsten dan op het gemak naar het Museuminsel, want daar hadden we in het Neue Museum een tijdsslot om 11.00 uur gereserveerd. We gingen vlotjes binnen, dronken eerst een koffietje en gingen dan rondlopen, eerst in het Trojaanse gedeelte, daarna bij de oude Grieken en dan bij de Romeinen. Ik kon mijn hartje ophalen ^^ Er was daar ook overigens een afdeling over Berlijn zelf, van steentijdperk tot ongeveer nu.

Toen reden we, op aanraden van iemand, wat verderop naar een Japans/Aziatisch restaurant met een zeer fijne binnentuin. We hadden niet gereserveerd, maar gelukkig hebben ze behoorlijk wat tafels, zodat we niet echt hoefden te wachten.

Toen ging het terug naar het Museuminsel, naar het Alte Museum, met dagticket zonder uurslot. Man man man… Bart is me daar een tijdje kwijt geweest, want vooral bij de Grieken – ik ben momenteel de cursus Grieks aan het uitwerken – kreeg ik er maar niet genoeg van. Ze hadden twee thematische opstellingen, namelijk Sport in Hellas en de Griekse helden, en laat dat nu net de twee thema’s zijn die ik in dat tweede jaar ga behandelen! Soit, ik geef hier een paar van de foto’s mee, zoals de piesende hetaere, de man die zijn ezel neukt en de kotsende tafelgast, maar ook een prachtige quadriga en eentje die bij een race spectaculair op zijn muil gaat. De rest hou ik wel voor de cursus.

Toen was het voor Bart welletjes, die ging even rustig gaan wezen op onze kamer, terwijl ik nog wat ADHD-energie overhad en dus nog wat labcaches ging doen. Als iemand kan uitleggen wat dat gordeldier op dat standbeeld doet: graag.

Bon, netjes gedoucht, opgefrist en opgetoeterd ging het opnieuw de fiets op richting Rutz, een driesterrenrestaurant dat al 23 jaar bestaat. Het duurste dat we ooit al gegeten hebben, dat geef ik toe, maar ook het allerbeste. Bij een van de gerechten kreeg ik tranen in mijn ogen en dat zegt veel. En ja, het zag er ook allemaal even prachtig uit. Ze letten enorm op de details, ik kreeg zelfs mijn eigen menukaart: zoek het verschilletje.

Na een kort fietstochtje ploften we neer op ons bed: alweer een bijzonder gevulde dag. Maar man, zo fijn…

Berlijn, dag drie

Ontbijten deden we deze keer ook gewoon op de kamer: Bart had muesli mee voor mij. Wel gingen we daarna een koffietje drinken in de Hackeshe Höfe, blijkbaar een voormalig Jodenghetto dat nu prachtig is ingericht en een echte toeristenval is. We vonden zowaar ook het lokale graffitistraatje.

De tocht ging verder, langs het oude postgebouw naar de Nieuwe Synagoge. De oude synagoge moet bijzonder imposant zijn geweest, kathedraalachtig, maar helaas, ze is een beetje platgebombardeerd. Het is dan ook eerder een museum nu, maar wel eentje met permanente politiebewaking en metaaldetectorpoortjes. Tsja.

Een kijkje en een cache in een volgend hofje later reden we verder, voorbij de Reichstag – waarvan een bezoek aan de koepel blijkbaar al een maand op voorhand was uitverkocht – naar de Brandenburger Tor, waar we in een zijhofje een echte Duitse maaltijd verorberden: Flammkuche en nog wat.

Alras fietsten we verder, dwars door Tiergarten, naar de Victory Column, en dan verder door de stad, langs het water, tot aan de Potsdamer Platz. Daar zagen we overigens ook een fraai ingepakte wachttoren…

Verder ging het, met een omwegje langs de 2711 zuilen van het Joodse monument en Checkpoint Charlie, naar de Berliner Galerie, een museum voor hedendaagse kunst. Rare dingen gezien, zoals altijd, maar ook echt mooie.

Toen was het voor ons allebei welletjes en fietsten we terug naar huis, netjes tegen half zes, zoals gepland. Ha ja, want een tukje, een douche en een fietstochtje van een klein halfuurtje later zaten we bij Coda, een tweesterrenrestaurant met alleen maar desserts.

Ja, ik was even nieuwsgierig als u die dit nu leest. Ik wist ook niet wat te verwachten, maar het is vooral de vorm en textuur die dessertig is, de smaak niet noodzakelijk, al overheerste het zoete wel. En ja, biowater bestaat, blijkbaar.

Na afloop konden we zeggen dat het bijzonder lekker was, met verrassende combinaties en smaken, maar we misten toch wel wat beet: alles was een crème, een mousse, een taartje, een gevulde wafel, zoals de bedoeling was, maar je kon niet echt ergens je tanden in zetten. We misten zowaar een goeie steak of zoiets. Qua smaken was het wel knal erop, en dat mag ook niet verwonderen, want je krijgt niet zomaar twee sterren natuurlijk.

Enfin, een goeie fietstocht later waren we terug thuis, en behoorlijk moe na zo een dag.

Onverwacht dagje Namen

Rond half acht werd ik wakker – dat komt ervan als je zo vroeg gaat slapen – en in de ochtendschemering klom ik de ladder af, stak de kachel aan en klom fluks weer in bed. Ik kan me voorstellen dat het hier in de winter écht koud kan zijn. Anderhalf uur later liep Bart al door het bos om het ontbijt op te halen aan de parking, terwijl ik nog zachtjes lag te lezen. Het bed ziet er overigens beter uit dan het is, ik heb echt slecht geslapen, mijn rug was me niet dankbaar.

Het ontbijt maakte echter veel goed: veel, maar veel te uitgebreid: een croissant en een chocoladebroodje, een pistolet en een ciabatta, beleg allerhande, verse fruitsla, een flesje fruitsap, en dat per persoon. We hebben de rest ’s avonds opgegeten…

De fluitketel om koffie te zetten, klonk overigens als een kitten dat gepest wordt: goed gelachen!

Bon, we ruimden op, genoten nog even op het dakterras en stonden tegen elf uur op de parking.

Toen we nog wat later in de ronduit heerlijke herfstzon richting Gent zoefden, maakten we ons de bedenking dat we eigenlijk beter nog wat meer zouden genieten. We gingen sowieso nog ergens moeten stoppen voor het middageten, maar Aalst of zo is nu ook weer niet zo aantrekkelijk, als ge in de Ardennen zit. “Waarom niet Namen?”, stelde Bart voor. Ik was eerlijk gezegd nog nooit in Namen geweest, de beslissing was rap gemaakt.

We reden de citadel op, parkeerden daar, genoten van het uitzicht, en namen toen de kabelbaan naar de benedenstad. Heerlijk, zo’n ding! Maar wel bij momenten nog ferm hoog.

We liepen door de stad, deden labcaches, zagen charmante beelden en aten op een terras in onze T-shirt in de zon. November, dames en heren.

Tegen goed drie uur zaten we weer in de auto, tegen vijven waren we thuis en hadden we nog de rest van de zondag om bij de kinderen te zijn en de was te doen. En schoolwerk, dat ook.

Maar wat een glorieuze twee dagen, zeg! Ik heb er immens van genoten en daar zat het weer ook wel voor iets tussen, maar dan nog…

Parijs, dag drie

Dat een nachtje goed slapen toch een wereld van verschil kan maken!

Ik had mijn neusspuiter gebruikt zodat ik niet lag te snuiven, ik sliep onder een laken en Merel onder het donsdeken en blijkbaar was dat voldoende voor een deftige nachtrust. Oef!

We gingen ontbijten op de Place Choron – beetje veel verkeer, maar bon – en liepen te voet richting Opéra, want dat gebouw wilden we wel even zien, én daar zijn ook de fameuze, of misschien zelfs eerder beruchte Galleries Lafayette met dat schitterende dakterras.

Man, we keken onze ogen uit. Ik herinnerde me inderdaad dat daar alle chique merken zaten, maar wist niet meer dat die koepel er was, en dat de prijzen er voor sommige merken zó exuberant waren! Geef toe, 880 euro voor een vestje voor een vierjarige, Dior of niet… We liepen rond, voelden ons verschrikkelijk underdressed en toeristisch maar genoten van het gebouw.

En toen was er natuurlijk ook het dakterras met het fantastische uitzicht…

En verder ging de tocht: de Opéra werd eens grondig bekeken aan de buitenkant – de binnenkant hoefde echt niet voor Merel – en we namen de metro waar het vol stond met van die kleine geschilderde figuurtjes.

En toen, toen kwamen we bij de Tour Montparnasse, een veiligheidscontrole, een bagagescan en een uitzicht om u tegen te zeggen. En heet, heet!

Omdat het etenstijd was, mijn jongedame echt hangry kan zijn en de broodjes in de toren zelf er best wel lekker uitzagen en schappelijk geprijsd waren, bleven we daar dan ook maar iets eten. Alleen hun idee van ‘bière gourmand’ is ietwat vreemd, toch?

We namen de metro terug naar de Jardin des Plantes, de laatste halte van de Batobus, gewoon omdat we het zo leuk vinden om op die boot te zitten. We hadden evengoed rechtstreeks de metro kunnen nemen naar ons doel, maar da’s maar de helft van de lol, toch?

Tijd voor het grote werk: we stapten uit ter hoogte  van Le Petit Palais, wandelden via de afgrijselijke tulpen van Koontz naar de Champs Elysées, en merkten dat het verschrikkelijk heet was. We gingen voor een ijsje – toevallig bij blijkbaar het beste ijs van Frankrijk, en die mens heeft eigenlijk niet overdreven, het was echt ongeveer het beste dat we ooit gegeten hadden – en probeerden waterfonteintjes op te sporen, maar er waren er een aantal buiten gebruik. Meh.

Enfin, we zagen de Arc de Triomphe en het drukke verkeer errond, maar geen zebrapad. Allez! We hebben ons dan toch maar tussen het verkeer door geschoten, om pas achteraf te merken dat er gewoon een voetgangerstunnel was. Kiekens dat we zijn!

Het plan was om dan te voet tot aan de Seine terug te wandelen en intussen onze waterflessen op te vullen, maar dat liep niet zo vlotjes. Merel werd moe, we hadden allebei dorst, onze voeten deden zeer… We liepen langs bijzonder chique hotels met nog chiquere auto’s, en aan de Seine moesten we nog tot aan de Eiffeltoren voor een boothalte. En ja, op mijn open data kaart van drinkfonteintjes vond ik er eentje, een kleintje, niet ver van de Eiffeltoren. Het plan was om onze flessen te vullen, leeg te drinken en opnieuw te vullen, en er stond ook niemand. Maar tegen dat we gedronken hadden, stond er dertig man, I kid you not!

Het drinken hielp wel wat, ja. We namen de boot, stapten af aan Gare d’Orsay en namen daar dan de metro in één rechte lijn naar Saint-Georges, onze halte. En thuis, daar was er water ad libitum en blijkbaar ook een brie die je gewoon als koekje kan opeten. Moet kunnen, toch?

Voor onze laatste avond gingen we niet ver, in de Rue des Martyrs, voor een pokébowl. Merel kende het niet maar is wel fan, ja.

Tegen negen uur waren we terug en we sliepen allebei bijna onmiddellijk. Parijs, da’s vermoeiend, jong!

Parijs, dag twee

Man, maar hebben wij allebei slecht geslapen zeg!

Het lag niet aan de kamer, het lag niet aan het bed, maar wel degelijk aan ons. Tsja. Merel is absoluut niet gewoon om met twee in een bed te slapen en had het lastig met mijn zware ademhaling en af en toe blijkbaar licht gesnurk. Zij lag dan weer te smekken, te babbelen en zat op een bepaald moment zelfs recht. Maar vooral het ene deken voor ons beiden was niet praktisch.

Rond een uur of drie hebben we dan voor haar een nestje gemaakt aan de andere kant van de kamer: twee dekens en een donsdeken op elkaar gestapeld met daarover een laken waar ze zowel op als onder kon liggen. Dat scheelde een pak voor ons beiden, maar we waren eigenlijk nog moe toen we opstonden.

Tegen negen uur zaten we een paar straten verder op het voetpad aan zo’n piepklein bistrotafeltje met elk een croissant, ik met een stevige koffie en zij met een glas koude melk. Echt, gewoon eten in dat kind stoppen, dat scheelt al een pak!

We wandelden naar het dichtstbijzijnde metrostation en trokken naar Trocadero. Ah ja, want als je het mooiste – en bekendste – uitzicht wil op de Eiffeltoren, moet je daar zijn natuurlijk. Merel vond het héérlijk!

We liepen de trappen af, keken even rond in het park rond de Eiffeltoren, zagen dat dat al meteen betalend was, maar aangezien Merel geen zin had om de toren zelf te beklimmen, wandelden we terug naar de Seine.

Daar namen we een abonnement voor twee dagen voor de Batobus: de lijndienst op de Seine waarbij je 10 haltes hebt – vijf aan elke kant, de belangrijkste bezienswaardigheden – met een boot om de twintig minuten. 24 uur was 19 euro voor mij (11 voor Merel), 48 uur maar 21 (en 13 voor Merel). Ge ziet van hier dat we dat meteen 48 uur hebben gepakt!

En ja, het was ondertussen flink boven de dertig graden en behoorlijk heet op die boot in de volle zon, maar het was wel genieten! We bleven een dik half uur zitten en stapten af aan de Notre Dame, waar we eerst iets gingen eten op een terrasje aan de afgesloten brug. Met twee aan dezelfde kant op zo’n bistrotafel, dat is het toch niet…

Daarna waren we zo moe en zo warm dat we in een parkje vlakbij eerst een cache deden en daarna gewoon gingen liggen in het gras, zoals behoorlijk wat Parijzenaars, zo bleek. Het deed deugd, daar in dat gras in de schaduw.

En toen wandelden we rustig verder, gelukkig langs enkele openbare drinkfonteintjes, over het Île de la Cité, langs Hôtel de Ville, naar Centre Pompidou. Ik wilde dat ze die gebouwen toch minstens eventjes gezien had, en ik wilde haar eigenlijk vooral ook de fontein op het Stravinskyplein laten zien, met de bewegende kleurrijke beelden van Niki de Saint-Phalle en Jean Tinguely. Die had enorme indruk gemaakt op mij, blijkbaar, toen ik 16 was en met school naar Parijs was geweest. Alleen bleek de fontein in restauratie en was er geen bal te zien. Meh.

We liepen terug naar het water en namen de boot naar het Louvre. Altijd fijn, zo’n boot om eventjes rustig op te zitten en je voeten wat rust te geven.

Aan het Louvre was het niet alleen pokkeheet maar ook echt wel druk. Ik toonde Merel de Arc de la Caroussel, de rechte lijn van Parijs en uiteraard ook de glazen piramides, want die wilde ze zeker zien. Dat het Louvre niet zozeer die piramides was, maar wel een gigantisch museum en dat die piramides eigenlijk gewoon de ingang en lichtkoepels waren, daar had ze geen flauw idee van. Binnen wilde ze niet, en dat deden we dan ook niet.

We passeerden nog even langs de vreemde zuilen van het Palais Royal en besloten toen dat we allebei geen voeten meer over hadden en dat het welletjes was geweest. Een goeie metrorit later zaten we op een terrasje aan de Place Saint-Georges, het dichtstbijzijnde station bij onze kamer. Vijf euro voor een cola, en dat in een niet echt toeristische buurt…

In de studio gingen we allebei uitgeteld liggen en ik denk dat ik ook echt in slaap ben gevallen. Tsja, zoveel rondlopen na zo’n slechte nachtrust…

Maar tegen half acht stonden we fris en fruitig en netjes gedoucht op een leuk pleintje wat verderop en zagen we de lokale Indiër wel zitten. Man, schitterende keuze! Merel nam lam tikka massala, ik lam korma, met een ongelofelijk lekkere goa bij, een sapje van mango, papaya, ananas en kokos. Héérlijk gegeten en voor geen geld!

Tegen half negen waren we terug, niet veel later sliepen we beiden. Ik had nog gedacht van te bloggen, maar was daar eigenlijk veel te moe voor, zowel lichamelijk als mentaal.

 

Frankfurt: de bedenkingen

We hebben heel vaak de vraag gekregen: waarom Frankfurt??? Wel, Bart heeft eigenlijk gekeken naar alles wat binnen een cirkel van drie uur per HST lag. Ik word nog steeds zo slecht als een hond op alles wat beweegt, ik vermijd dus het vliegtuig als het enigszins kan, en de trein is best doenbaar. Vandaar ook Bordeaux vorig jaar.  Het wachten in een luchthaven is ook niet ideaal voor mijn rug, vrees ik.

Soit, Frankfurt dus.

  • Frankfurt lijkt wel het Wall Street van Duitsland: live hard, play hard. Massa’s banken en de bijhorende hoogbouw, flitsende pakken, dure auto’s, en zoals wij dus ondervonden hebben, hippe feestjes. Ik denk dat de stad draait op cocaïne.
  • Utilitair tot in de hoogste graad. We hebben er heel wat rondgefietst en er is – uiteraard ook door de oorlog – weinig mooie architectuur, weinig warmte. Alles moet zijn nut hebben, kregen wij de indruk. Residentiële wijken zijn er om te slapen, alles is functioneel.
  • Koning Auto regeert er nog steeds met strakke hand. Er is intussen behoorlijk wat fietsinfrastructuur – al is sommige ervan oppervlakkig en puur esthetisch en ben je als fietser compleet verward waar je nu precies verondersteld wordt te rijden – maar de fietsers volgen voorlopig nog niet. Enfin, dat komt hopelijk wel, kijk maar naar Gent.
    Maar de hoeveelheid patserbakken dat daar rondrijdt, je houdt het niet voor mogelijk. Echt. Ons hotel had twee hotelporsches, er stond standaard een Lamborghini en zo voor de deur… Ik heb er een paar gefotografeerd, maar de grootste Volvo’s en zo staan er niet op.
  • Ik ben jaloers op de  Mainsuver, aka de zeer brede, boulevardachtige oevers van de Main. Vroeger moeten er wellicht loodsen en dergelijke gestaan hebben, want hier en daar hebben ze de treinsporen laten liggen. Daarnaast ligt er op vele plaatsen een stevige verhoging, bijna als een dijk, waarop dan eerst een baan ligt en pas dan de huizen.
    Dat zorgt ervoor dat je een prachtig park hebt met zowel wandel- als fietspaden en heel veel ruimte rond het water. Dat mis ik wel in Gent, waar ze tot aan het water hebben gebouwd. Je ziet hier zo in de vorige eeuwen de dames en heren flaneren langs het water…
  • Je kan bijna nergens een gewone hotdog met Frankfurter worst kopen, tot onze verbazing :-p
  • Veel daklozen, zowat overal. Ik ben natuurlijk verwend in Gent waar er blijkbaar niet zo veel zijn of ze tenminste niet in het oog springen, maar hier vielen ze echt wel op. Denk Noordstation, maar dan quasi overal.
  • Ze hebben hier de meest bizarre winkelstraat, stijl Veldstraat: 1.2 kilometer lang de ene winkel na de andere, met in het midden een reeks bomen. We hebben die vakkundig gemeden.
  • Corona? Het zal hen worst wezen. Op papier gelden ongeveer dezelfde maatregelen als hier bij ons, maar je ziet heel veel mensen zonder mondmasker. In ons hotel droegen de receptionisten hun masker altijd, maar de portier, de kuisploeg, de maître d’ van het restaurant? Nee hoor.
    De laatste middag gingen we nog iets drinken op een terrasje, en toen ik binnen naar ’t toilet ging, stond het personeel gezellig te kletsen zonder masker.
    In de Main Tower was er beveiliging met een scanner en röntgen en al, stijl luchthaven, en werd er naar onze coronapas gevraagd. Bart toonde even de app, wat meer dan voldoende was: data zijn niet nagekeken.
    Bij Gustav geloofden ze ons op ons woord, bij The Seven Swans werd er zelfs niet naar gevraagd. Nergens, eigenlijk. Ze zijn het hier duidelijk even moe als bij ons.
  • Compact. Ik denk niet dat het groter is dan Gent, integendeel. Op vijf kilometer van het centrum zaten we eigenlijk al in Offenbach, terwijl je hier dan nog maar in Wondelgem of Mariakerke of zo zit.

Is het een bestemming om naar terug te keren? Nee, net zoals Bordeaux vorig jaar. Blij dat we het gezien hebben en de treinrit is amper drie uur, maar we hoeven het niet nog eens te zien. Het is duidelijk geen Londen, Parijs of New York.

En volgend jaar? Nog geen idee, ik laat dat aan Bart over.

Frankfurt: dag drie

Was het gisteren overdag nog rotweer, vandaag stonden we – vrij laat – op in stralende zon. Ik had dat op voorhand al bekeken en een fijne fietstocht gepland. Alleen wilde ik eerst langs de fietsenverhuurdienst, want de fietsen die we gekregen hadden, waren van die half sportieve dingen waarop je standaard voorover gebogen zit. Complete zelfmoord voor mijn rug, dus. Gelukkig hadden ze een tiental verschillende modellen, kon ik aan de telefoon al uitleggen wat ik nodig had, en stond er tegen elf uur een perfecte elektrische damesfiets te blinken voor mij.

Aansluitend wandelden we door Alt Sachsenhausen daar vlakbij: denk het Patershol meets studentenbuurt: oude huisjes met de ene feestlocatie naast de andere pub. Meh. Ik zocht er wat labcaches en had gisteren al gelezen dat er heel veel bronnen waren op die locatie, waaronder eentje waarbij een standbeeld van een oude vrouw op onregelmatige tijdstippen water spuwde. Alleen was ik dat alweer compleet vergeten, waardoor ik plots een heuse straal bronwater in nek en oren kreeg. Ugh!

Opdrogen deden we dan maar op een terras met een foccacia, in de schaduw zelfs.

En toen vertrokken we voor een fietstocht langs de Main: daar ligt een pracht van een fietspad langs de oever en een stuk door natuurgebied. In Offenbach stopten we even voor een verfrissing – en een ijsje – aan het mooie kleine haventje.

Ondertussen pikten we links en rechts een cache op – niet te veel, want Bart houdt niet van cachen en van dat voortdurende stoppen. Maar terug aan het haventje in Offenbach ging hij even een paar flesjes water halen, checkte ik de caches in de buurt en merkte dat er eentje lag die ik eerder die dag niet zien liggen had. Net uitgekomen, dus! We repten ons richting de cache 200 meter verder en haalden een first to find ^^

Rond vier uur waren we terug in de binnenstad, maar Bart was moe en wilde nog een paar mails beantwoorden. Ik had nog zin in wat extra caches en dus deed ik dat, zodat ik een 28 kilometer later moe maar zeer tevreden op de kamer terugkwam.

Een goeie douche later en met onze chique kleren aan gingen we per fiets naar Gustav, een tweesterrenrestaurant. We passeerden langs de Alte Operplatz waar het licht op dat moment prachtig was.

De locatie van Gustav was… ietwat vreemd, vonden wij. Een gewoon huis naast een pittazaak in een drukke straat. De voordeur bleef open staan en dus was er continu geraas van auto’s. De drie tafeltjes buiten op het terras waren jammer genoeg bezet, zodat we binnen zaten, maar wel in hele comfortabele stoelen en eigenlijk prachtige tafels. Ik geloof dat ik verliefd ben op een tafel.

En het eten? Ronduit fantastisch. Dit restaurant heeft door zijn eigenzinnige inrichting en de wellicht niet héél erg strakke hand van de gastvrouwe geen drie sterren, vermoeden we, want het eten verdient dat wel. Dit kon zonder problemen naast Hertog Jan staan qua smaken. Echt.

Vooral het gerecht met de spitskool en cantharellen was… wow. Dat was ook mijn eerste opmerking: ik nam een hap en zei spontaan wow. Bart, die nog moest beginnen, keek me vragend aan. “Proef gewoon”, zei ik. En jawel, ook zijn ogen gingen meteen een beetje verder open. Echt, een explosie van smaak zoals ik nog nooit eerder gegeten had.

Vlak voor het hoofdgerecht heeft de gastvrouwe ons trouwens verzet: ze zag ons vanuit onze hoek kijken naar de open dresseerbar en bood aan om ons aan een tafeltje met perfect uitzicht op de keuken te zetten, wat we dankbaar aannamen.

Echt, ongelofelijk goed. En voor die prijs eet je bij ons nog niet eens in een éénsterrenrestaurant, om eerlijk te zijn. Het tempo zat perfect, de bediening was top.

Als we ooit terug in de buurt van Frankrijk komen, weet ik waar we nog eens gaan eten. Echt.

Om kwart voor elf fietsen we gezapig terug naar ons hotel en genoten van de rit. Alweer.

Een fantàstische dag!