Hij is terug!

Tien dagen lang was ons huis Kobeloos. Zelfs Merel gaf toe dat ze hem begon te missen, al kan hij bij momenten hopeloos irritant zijn zoals alleen veertienjarige puberjongens dat kunnen zijn. Hey, hij geeft zelf toe dat hij soms op zijn eigen zenuwen werkt…

Aan ’t station werd er netjes afgezwaaid en kreeg ik een bijzonder vrolijke, gebruinde en zeer kortharige Kobe terug. Een beetje vuil, dat ook.

Nochtans was dat niet zo evident: vrijdag had ik een berichtje gekregen van de leiding dat hij, net zoals behoorlijk wat andere leden, geveld was door een buikgriep en dat hij overgegeven had. Maar zaterdag had hij blijkbaar gans de dag geslapen en vandaag was hij er weer helemaal door. Zo gaat dat vaak met zo’n buikgriep: één dag slecht, één dag bekomen en dan terug oké.

En het hoedje dat hij vlak voor het kamp had gekocht, was bijna niet meer herkenbaar qua kleur. Het is niet van zijn hoofd geweest, en misschien maar best ook, want met gemillimeterd haar had hij wellicht gewoon zijn kop verbrand.

Maar mijn grootste kuiken is dus ook terug. Joepie.

Cross loop en vlieg, en dus zere voeten.

De dag begon vrij onverwacht, vrij vroeg, en vrij onaangenaam, met een Mereltje dat om twintig voor zeven aan de trap met een zacht stemmetje riep: “Mama? Ik voel me niet lekker…” Ik spurtte naar beneden, nog net op tijd om haar lange blonde haar vast te houden terwijl ze zelf boven de pot hing. Arm kleintje… Onmiddellijk voelde ze zich beter, en verklaarde ze naar school te willen… Tot ze tien minuten later, helemaal aangekleed, lijkbleek zat te wezen in de zetel, en plots de emmer naast haar nodig bleek te hebben.

Bon.

Ik had een ganse dag les, en Bart had ook een aantal belangrijke meetings, dus… Oma to the rescue! Ik belde ons ma uit bed met de vraag of ik Merel bij haar mocht droppen, en ze zag dat gelukkig wel zitten, ja. Ik zette Merel in de auto, placeerde een emmer op haar schoot, nam een paar reserve-onderbroekjes mee, en reed gezwind naar Zomergem. Normaal gezien zou ik netjes op tijd op school geweest zijn, maar halverwege rook ik al onraad – letterlijk – en belde ik dus maar dat ik wat later ging zijn. Want jawel, een buikgriep beperkt zich niet tot één kantje, zo bleek. Bij ons ma aangekomen liet ik Merel even zitten, haalde binnen een handdoek, wikkelde Merel erin, en droeg haar prompt naar de badkamer. De emmer en het autostoeltje ging ik later wel uitspoelen, nu was het eerst de beurt aan Merels kleren en Merel zelf. Tien minuten later lag Merel, met een vers onderbroekje en een oud T-shirt van ons ma als kleedje, te zieltogen in de zetel, terwijl ik haar met bloedend hart moest achterlaten aan oma’s goede zorgen. Dat was overigens letterlijk te nemen: oma heeft haar gewoon nog de pampers moeten aandoen die ze nog liggen had, want het hield niet op. Maar tegen de middag voelde ze zich beter, na een stevige dut, en uiteindelijk kwam ze er volledig door en taterde ze oma’s oren van het hoofd. Ik denk dat opa chance had dat hij niet goed hoort :-p

Een volle lesdag, met nog een inhaaltoets daarna, later reed ik terug naar Zomergem – de jongens zijn groot genoeg om alleen naar huis te gaan en daar te blijven – en haalde een vrolijke Merel op bij een stel vermoeide grootouders. We spoedden ons naar huis, alwaar ik net de tijd had om me op te frissen, de jongens op te pikken, en naar het rugbygala te vertrekken dat ik moest presenteren. Daar bleek dat ik me niet had hoeven opjagen: de elektriciteit was uitgevallen, en dus werd het wat uitgesteld. Tegen half zeven vonden we het echter welletjes, en begon ik maar aan de avond, zonder micro en zonder slides, maar gelukkig wel met min of meer een tekst. Tsja… En toen werd het alleen maar beter: er was een fijne barbecue, de elektriciteit was terug voor de presentatie van het tweede deel mét micro, en de jongens amuseerden zich kostelijk.

En ik? Ik was toch wel wat moe, ja, en mijn voeten deden zeer. Poeh.

Ziek – maar nu iets en iemand anders

Deze morgen, half acht – we zijn allemaal in diverse stadia van gekleedheid : “Mama? Ik voel me echt niet lekker! Ik heb buikpijn…” Wolf keek me met hondenoogjes aan, maar Bart beet hem nog toe: “Zeg maat, niet onnozel doen, ’t zal wel over gaan!”

Een tiental minuten en een halve hap van een boterham later zat Wolf met tranen in zijn ogen bleekjes te wezen. En nam ik hem wel degelijk serieus. Ik heb dan maar ons ma uit haar bed gebeld, vijf minuten later – al een chance dat voor een keer al mijn gerief al klaar stond van gisterenavond – zaten Wolf en ik in de auto, om tien over acht installeerde ik hem in Zomergem in de zetel, en stipt om half negen liep ik mijn klaslokaal binnen. Oef!

Een telefoontje over de middag leerde me dat het buikgriep was: hij had al een keer of tien naar het toilet gemoeten, en had ook al vier keer overgegeven, ’t ventje!

Enfin, ik heb dan maar met zijn juf besproken (ik moest toch Kobe ophalen) dat hij morgen ook ging thuisblijven: een half dagje school, waaronder een zwemles, en da’s nogal lastig als je je niet zo lekker voelt.

Hopelijk is het snel over, want hij was nogal zielig bij momenten. Andere momenten voelde hij zich dan weer kiplekker.

En het schattigste? Toen Merel thuiskwam, vertelde Wolf dat hij een beetje ziek was, en dat zijn buikje pijn deed. Waarop zij onmiddellijk, zonder woorden, hem aankeek, en over zijn buikje begon te wrijven. Met van die kleine zachte streeltjes.

(Allemaal in koor: awwww…)