Zorgende Merel

Merel is echt een ongelofelijk empathisch kind met oog voor andermans problemen en vooral kleine geneugten.

Op woensdag moet ik niet naar school en durf ik al eens uitslapen. De kinderen zijn dan zo lief om heel stilletjes te zijn zodat ik zelfs niet wakker word. En wat vind ik dan in de zetel?

Ik had ’s avonds ook barshift in het clubhuis van de rugby. Elke speler moet per jaar zo’n vijftal taakjes doen: clubhuis open houden, boterhammen smeren voor na de match, boodschappen doen, inspringen op een fuif, dat soort dingen. Doordat ze niemand moeten betalen voor de bar maken ze daar stevige winst op en kan het lidgeld voor zo’n ruwe sport laag gehouden worden.

Normaal gaat Merel mee, maar die had totaal geen goesting. Kobe daarentegen was gestraft, mocht geen schermen, en werd dus gesommeerd om mee te gaan: je weet nooit op voorhand of je alleen of met twee staat en alleen kan mijn rug het gewoon niet aan. Het tappen en schenken is geen probleem, maar er wordt ook verwacht dat je de frigo’s weer aanvult en dus met bakken zeult, en dat is totaal geen optie. Enfin, Kobe dus mee, maar Merel wilde wel onze boterhammetjes smeren. Ik mocht niet zien wat erin zat, en dat werd me ter plekke wel duidelijk:

Voor mij de standaard drie boterhammen, voor Kobe nog een extraatje bij wijze van aperitiefhapje en een paar snoepjes voor achteraf.

Zalig toch, die dochter van me?

Stommiteiten…

Vanmorgen was het een pak relaxter: ik had zelf mijn wekker gezet, en iedereen was netjes op tijd wakker en op tijd klaar, no stress. Oef.

Toen ik terugkwam van de Blaarmeersen, was ik net op tijd om Chantal even mee te helpen en dan samen met haar koffie te drinken: een vast ritueel, als ik thuis ben. En wat vond ik op de keukentafel bij het opruimen? Juist, Kobes lunchpakket. Zucht. Ik dronk rustig koffie, verzamelde een hoop gerief voor Zomergem, en reed met Merel naar de Blaarmeersen, om een blijk Kobetje zijn boterhammen te brengen.

Merel en ik maakten een klein wandelingetje, en reden toen naar Zomergem om daar nog wat kleren van ons ma op te ruimen. Die doen dus echt een hele toer: ik sorteer en vouw op, en neem mee wat ik zelf wil. Maar ons ma was kleiner dan ik, en vooral slanker, en er zijn dus niet veel dingen die ik kan gebruiken. Ik laat de stapeltjes netjes op haar bed liggen, en dan kijkt Martine (zwaai, want ik weet dat ge dit ook leest), de kuisvrouw, ook alles eens na op bruikbare dingen. Dan neem ik het mee naar Wondelgem, waar mijn kuisvrouw, die wel dezelfde maten heeft als ons ma, ook nog een keertje kijkt of er dingen bij zitten die ze leuk vindt, en dan gaat alles naar de dekenij in Zomergem. Daar is een inzamelpunt voor kleren: zij delen uit aan mensen onder de armoedegrens, aan vluchtelingen, en eventueel aan missiewerk. In ieder geval wordt alles prima gebruikt. Ik ben er vandaag een hoop dozen gaan afzetten van hier bij mij thuis: oude Tshirts en broeken van Bart, dingen van mij die ik toch niet meer draag, oude dekbedovertrekken, kleuterboekentasjes, dat soort dingen, een halve koffer vol.

Enfin, het liep dus tegen kwart voor een toen we weer thuis waren, en wat zie ik op de keukentafel staan? Wolfs brooddoos, gene zever. Blijkbaar had hij die op het aanrecht gevonden, en Chantal had die dus in het zicht gezet. Alleen… tegen dat ik ooit aan de Blaarmeersen zou zijn met die doos, was het één uur, en tegen dan is hun middagpauze voorbij en beginnen ze weer te sporten. Hmpf. Niet dat Wolf honger had geleden hoor: hij had van overal wel een stuk boterham gekregen, en had uiteindelijk meer dan genoeg gegeten. Merel at met veel smaak Wolfs sandwichen op, en dat was dat.

Tegen half drie stonden we bij de dokter: de kattenbeet was intussen serieus pijn beginnen doen, stond gezwollen en voelde warm aan. Beginnende ontsteking dus, en navenante antibioticakuur en tetanosspuit. Joepie.

Nog een chance dat het vooral niet warm is en we er dus geen last van hebben. Zucht…