Rond half acht werd ik wakker – dat komt ervan als je zo vroeg gaat slapen – en in de ochtendschemering klom ik de ladder af, stak de kachel aan en klom fluks weer in bed. Ik kan me voorstellen dat het hier in de winter écht koud kan zijn. Anderhalf uur later liep Bart al door het bos om het ontbijt op te halen aan de parking, terwijl ik nog zachtjes lag te lezen. Het bed ziet er overigens beter uit dan het is, ik heb echt slecht geslapen, mijn rug was me niet dankbaar.
Het ontbijt maakte echter veel goed: veel, maar veel te uitgebreid: een croissant en een chocoladebroodje, een pistolet en een ciabatta, beleg allerhande, verse fruitsla, een flesje fruitsap, en dat per persoon. We hebben de rest ’s avonds opgegeten…
De fluitketel om koffie te zetten, klonk overigens als een kitten dat gepest wordt: goed gelachen!
Bon, we ruimden op, genoten nog even op het dakterras en stonden tegen elf uur op de parking.
Toen we nog wat later in de ronduit heerlijke herfstzon richting Gent zoefden, maakten we ons de bedenking dat we eigenlijk beter nog wat meer zouden genieten. We gingen sowieso nog ergens moeten stoppen voor het middageten, maar Aalst of zo is nu ook weer niet zo aantrekkelijk, als ge in de Ardennen zit. “Waarom niet Namen?”, stelde Bart voor. Ik was eerlijk gezegd nog nooit in Namen geweest, de beslissing was rap gemaakt.
We reden de citadel op, parkeerden daar, genoten van het uitzicht, en namen toen de kabelbaan naar de benedenstad. Heerlijk, zo’n ding! Maar wel bij momenten nog ferm hoog.
We liepen door de stad, deden labcaches, zagen charmante beelden en aten op een terras in onze T-shirt in de zon. November, dames en heren.
Tegen goed drie uur zaten we weer in de auto, tegen vijven waren we thuis en hadden we nog de rest van de zondag om bij de kinderen te zijn en de was te doen. En schoolwerk, dat ook.
Maar wat een glorieuze twee dagen, zeg! Ik heb er immens van genoten en daar zat het weer ook wel voor iets tussen, maar dan nog…
Bart houdt ervan om me te verrassen. Alleen hou ik niet altijd van verrassingen, en dat weet hij na 26 jaar huwelijk gelukkig wel. Dus stelt hij me gewoon voor voldongen feiten, maar zegt hij die me wel op voorhand.
Nu kreeg ik vorige week dus te horen – er stond al veel langer ‘verrassing’ in onze agenda – dat we vandaag naar Durbuy gingen rijden om er te eten in Wagyu, en dan te gaan slapen in een boomhut.
Say what???
Mijn lief in een boomhut? Dan moest het wel iets speciaals zijn. Ik zocht even op de website en was inderdaad behoorlijk onder de indruk: een design boomhut op tien meter hoogte, met alle comfort en vooral in alle stilte.
Deze ochtend zwaaiden we ons kroost dus uit en reden richting Durbuy. Dat blijft een alleraardigst klein stadje en gigantische toeristenval, maar bon. Met mijn grote bek reed ik de auto gewoon op de parking van het hotel en kreeg zowaar valet service, de eerste keer ooit. Wel wijs! Maar ik denk dat het vooral aan Barts felrode elektrische Mustang lag, maar bon, de auto stond toch maar lekker tussen de chique Mercedessen, BMW’s en Porsches.
Het eten zelf was inderdaad behoorlijk de moeite voor onze innerlijke carnivoor: het vlees was ronduit succulent! Maar een dessertje hoefde dus niet meer, geloof me.
Daarna deden we in het prachtige weer een ommetje doorheen Durbuy, met als hoogtepunt natuurlijk de anticlinaal. De watte? Ja, dat zei ik ook, terwijl ik de cache aldaar zocht. Blijkt het een wreed wijs geologisch fenomeen te zijn.
Enfin, verder doorheen het piepkleine stadje, de labcaches aldaar oplossen en het occasionele verdwaalde potje zoeken.
En toen waren we wel rond, ja. We lieten de auto voorrijden – gnigni – en reden richting Humaine. Alleen wilden we daar nu ook weer niet te vroeg gaan zitten, zodat we eerst nog naar de tweede grootste stad van de provincie Luxemburg reden. Euhm… Marche-en-Famenne blijkt ongeveer ter grootte van Zomergem? En er valt zo een beetje evenveel te zien. Gelukkig viel er nog een labcachereeksje te rapen, of het was helemaal zielig geweest, al smaakte de koffie wel. En mooie beelden, dat ook, ja.
Dus reden we wat later fluks richting onze boomhut. Toen we de bosweg insloegen, viel ook onze telefoon- en internetverbinding weg, een vreemd gevoel, al was het maar omdat ook de GPS eraan was voor de moeite.
Vanaf de parkeerplaats was het nog zo’n kleine tien minuten stappen, en dan valt je mond gewoon open van verbazing.
Het ding is dus niet ecologisch, dat beweren ze ook op geen enkel moment. Het is wel de ideale locatie bij een zombie-aanval: je zit tien meter boven de grond en je trap is uitschuifbaar en klapt daarna weer in. Serieus. De energie is volledig met herlaadbare batterijen, je hebt een beperkte hoeveelheid (warm) water en verwarmen en koken doe je met een houtkacheltje. Met andere woorden: elke dag komt de firma tussen elf en drie de batterijen vervangen door volle exemplaren, de watertank aanvullen, de houtvoorraad stapelen en het campingtoilet – jawel, zo’n chemisch geval – schoonmaken.
Maar de stilte – en dat is wél hun premisse: simply silence – is overweldigend. Het enige dat je hoort is het ruisen van de bomen, de vogels en occasioneel het luiden van het kerkklokje van het dorp wat verderop.
Op de benedenvloer is er dus een zetel, een minitafeltje, een minikeuken en een toonbankje. Er staat een houtkacheltje, en aan de achterkant is er een douche en een ingewerkt chemisch toilet.
Met een laddertje ga je naar boven naar het ruime, gezellige bed, met daarnaast een volledig verticale ladder naar een luik dat naar het dakterras gaat. En alles rondomrond bestaat uit ramen, maar gelukkig ook met gordijnen rond het bed, zodat je kan slapen.
We installeerden ons; niet dat er veel te installeren was: we hadden samen één trolley en dan nog een zak met eten. Bart had namelijk uitgebreid avondeten voorzien: een aperitiefje met Sauternes en foie gras, en dan brood met alle mogelijke charcuterie. Meer dan genoeg dus, met ook nog chips en chocolade en dergelijke. Alleen bleek het niet het meest lumineuze idee geweest te zijn om het brood, een klein blokje, ook in dat valiesje te proppen. Laat ons zeggen dat het een ietwat compact broodje was geworden.
Samen kropen we in de absolute stilte – nee, dat is niet waar, het haardvuur knetterde – in de zetel, bij het gefilterde licht van de ondergaande zon, en we lazen allebei. Hier was er trouwens wél weer ontvangst van alle mogelijke gsm-signalen.
En toen bleken we allebei doodop en lagen we tegen half elf in ons bed. In absolute stilte, in het donker. Héérlijk.