366 – 25 november 2020 – ergens in de Vinderhoutse velden
366 – 08 november 2020 – nog even de boom in…
De boom in!
Eerlijk? Ik heb het al vaak gedacht maar nog nooit gezegd tegen de kinderen, dat ze de boom in konden. Het duurt lang, die quarantaine, en dan hebben wij, met ons grote huis en fijne tuin, nog totaal geen reden van klagen.
Maar vandaag konden ze ook echt de boom in. Letterlijk. Want vandaag heeft Wolf een soortement touwladder opgehangen in onze krulwilg, wat ervoor zorgde dat ze meteen alle drie de boom in zaten. Eerst Merel, met behulp van haar oudste broer, en daarna beide jongens. En niet zomaar één keer, nee, na het eten kropen ze nog allemaal eens de boom in. En tussendoor ook nog wel een keertje.
Het park
Was ik dinsdag in Gent zelf gaan rondfietsen om er mijn caches in orde te zetten, dan was het vandaag de beurt aan de caches in en rond het Claeys-Bouüaertpark. Alleen, daarvoor had ik een van de jongens nodig, want een van de caches die regelmatig gemolesteerd wordt, is eentje die op vijf meter hoog in een boom hangt, en die kan ik dus niet zelf in orde zetten.
Soit, Wolf en ik de fiets op, Merel achterop, en wij naar het park naast de school, zo’n vijf kilometer. We hebben het hele rondje gecontroleerd, papiertjes vervangen, en die in de boom effectief steviger en iets hoger vastgehangen en voorzien van vers papier en een dekseltje. Met dank aan Wolf die vakkundig de boom in kon.
Oh, en in het passeren hebben we ook nog de brieven naar oma en opa gepost. Ik lag wel strijk: geen van drie had ook maar enig idee waar je precies het adres schrijft en de postzegel plakt, en aan het postkantoor wist Wolf ook niet wat hij precies met die brief aanmoest. Gewoon in de brievenbus steken, uiteraard. Sign of the times, zeker?
366 – 19 maart 2020 – den boom in
365 – 03 augustus 2019 – boomligger
365 – 21 juli 2019 – he takes me places
365 – 12 april 2017 – ergens in Meetkerke
Wat een dag…
Eigenlijk heb ik tegenwoordig bijna alleen nog fijne dagen. Toegegeven, er loopt hier en daar al eens mis, maar de algemene teneur is toch die van vrolijkheid, contentement en geluk. En daar, daar wil ik voor tekenen.
Neem nu vandaag. Het begon niet allemaal met rozengeur en maneschijn: Merel begon bij het aankleden prompt te huilen. Na lang proberen om de reden te achterhalen, kwam het er eindelijk uit: ze was bang voor Sinterklaas. Zucht.
Maar ik liep mee met de kinderen naar school, en wachtte de Sint op met mijn fototoestel. Tegen dan was Merel al lang gekalmeerd, en stond ze vrolijk naast Lieze te zwaaien.
In de voormiddag heb ik zitten verbeteren, en was ik eigenlijk best wel in mijn nopjes met de resultaten van de Latijnolympiade.
Tegen half één had ik met ons ma afgesproken in de Volta, om te lunchen. We moeten dat vaker doen, het is niet alsof er ons nog jaren resten. We hebben er geaperitiefd, heerlijk gegeten, tranen gelachen – letterlijk, mijn ma is bij momenten een kieken – en zalig gekletst.
Om te demonstreren wat een kieken ze eigenlijk is (jawel, ma, dus toch online):
Maar het dessert – en ook de rest – was echt wel lekker.
Omdat het buiten prachtig weer was, hebben we nog even een wandelingetje gemaakt doorheen het park van de Groene Vallei, waar we geen van beiden al geweest waren. Lang was het niet, maar het deed wel deugd. En toen moest ik richting huis, want de kinderen gingen stilaan thuis komen.
Ik verbeterde nog even, zorgde dat Kobe naar de rugbytraining geraakte, en reed met Wolf naar de kinesist. Zijn enkel is nog steeds niet in orde, en de dokter schreef kinesie voor, in de hoop dat er dan eindelijk wél verbetering optreedt. Maar bon, we kwamen naar huis, aten snel een boterham, en reden uiteindelijk door – veel later dan gepland – naar De Schorre in Boom.
Daar was namelijk Putteke Winter aan de gang, waar een maat van mij vier keer optreedt met zijn groep. Het optreden van zeven en acht uur gingen we uiteraard voorbij laten gaan, maar, dacht ik, dat van negen uur moeten we perfect kunnen halen. GPS zei half negen in Boom, dus geen probleem om op tijd te zijn voor dat ‘kleine, fijne vuurfestivalletje’, zo had Linus het omschreven. Ja santé mijn ratse!
Blijkbaar was er tien keer meer volk dan vorig jaar, de organisatie was zelf overrompeld. De parking van het provinciale domein stond uiteraard vol, maar op ongeveer een kilometer afstand was er een gigantische wei voorzien als parking, en ook die stond quasi vol. Serieus zeg. Bon, een kwartier later stonden we aan de ingang, en toen bleek dat we toch wel twintig minuten moesten aanschuiven om binnen te kunnen. Twee euro is niks als toegang, maar je moest wel aan die kassa zien te geraken. Tien over negen konden Wolf en ik eindelijk beginnen stappen langs de vuurkorven, de verlichting, de fakkels en dat soort dingen. En kregen we als omschrijving: “het podium op den berg, naast het frietkot”. Juist ja. Maar dat bleek verrassend gekend te zijn, alleen zo nogal een beetje de andere kant van het terrein. Een en ander resulteerde in het feit dat we pas om twintig over negen aan het podium stonden, en nog net de laatste twee nummers hoorden. Tsja. Maar de kamerbrede glimlach van Linus, toen hij ons zag staan, maakte het wel waard, ja.
Tot zover dus de plannen om om negen uur het optreden te zien, en daarna op verkenning te gaan. Iets drinken zat er ook niet in: 40 min. aanschuiven voor de bonnetjes, een half uur voor het drinken zelf (vrienden van ons bleven meer dan een uur weg, gene zever). Maar ik kende er een ganse hoop volk, ik kende Linus, en het half uurtje tot aan het optreden van tien uur was bijzonder snel voorbij. En Wolf, die ging intussen een wafel halen, en keek naar een vuurkunstenaar.
Het optreden zelf werd zeker gesmaakt, en de bandleden vonden het blijkbaar wel fijn dat zowel Wolf als ik bepaalde stukken konden meezingen.
Maar het werd wel koud, en laat, en we zijn dan ook vrij snel na het optreden doorgegaan: het was per slot van rekening nog een half uurtje stappen. Niet ideaal, trouwens, voor Wolfs enkel. Al bij al was het na twaalven tegen dat we thuis waren. Mja. Moet ook eens kunnen, zeker?