366 – 01 augustus 2020 – opaatje
Ponden
Het zal wel aan mij liggen, maar ik snap dat dus niet. Wolf vertrekt volgende week naar Londen, en daar hebben ze tot nader order – en wellicht nog wel wat langer ook – nog steeds Britse ponden in plaats van euro’s.
Nu, Wolf krijgt wel wat zakgeld mee en dus bestelde Bart zestig pond.
Af te halen op donderdagvoormiddag tussen 9 en 12 in het bankkantoor in Mariakerke. Nee, niet Wondelgem, daar doen ze geen geld meer. En nee, niet willekeurig in het andere kantoor, maar op die ene voormiddag. Qué?
Ik heb sterk het vermoeden dat ze dat enkel nog als service zien, en niet als een basisdienst van een bank. Nog een chance dat ik op donderdag pas om tien uur moet beginnen lesgeven en er daarvoor dus om kon. En nee, blijkbaar ook niet om half negen, toen ik Wolf met zijn pijne poot af ging zetten aan school.
Zucht. Volgende keer dan maar gewoon ginder uit de muur halen, zeker?
365 – 30 mei 2019 – zomers
Naar huis!
Jawel, na meer dan een maand in het ziekenhuis mocht ons vader vandaag eindelijk naar huis. Oef! Vorig weekend had hij een dag mogen proberen, en dat was al bij al meegevallen. Hij was eigenlijk zelfs blij terug in zijn eigen omgeving te zijn.
Vandaag ben ik hem iets over elf gaan ophalen met al zijn gerief, en we hebben hier thuis gegeten. Na het eten heb ik hem dan naar Zomergem gebracht, waar het huis intussen al lekker warm was. Hij had ook meteen brood mee, charcuterie, een paar yoghurtjes, dat soort dingen, zodat hij de eerste dagen geen boodschappen moet doen. Voor morgen heeft hij ook een volledige maaltijd mee, al zit de kans er wel in dat hij bij Jeroen mag gaan eten.
Met de auto rijden is voorlopig nog geen goed idee, maar als het moet, kan hij wel te voet naar de slagerij gaan, waar ze zowel dagschotels als beleg verkopen, en dan heeft hij meteen ook wat hij moet hebben.
Was hij blij dat hij thuis was? Jazeker. Maar meteen overviel hem ook weer een stevige melancholie: hij mist ons ma, en vooral het alleen zijn in dat huis dat hij altijd met haar deelde, valt hem zwaar. Alleen… daar is geen oplossing voor, geen troost, en dat weet hij ook.
Ik heb nog eens goed gekeken of hij wel goed geïnstalleerd was, heb hem nog eens stevig geknuffeld, en reed toen naar huis. Allez ja, met een omweg, want er waren hier nog twee geocaches die ik nog wilde oppikken. Eentje daarvan lag in de Kattenwegel bij een prachtig uitzicht en mijn broers op één na favoriete bank.
De volgende lag een eindje verder, de Molenstraat naar beneden, en dan Ro in. En daar, daar sloeg ook voor mij de melancholie toe. Dit was een van de favoriete straten van ons ma, met het ongelofelijke weidse uitzicht. Als kind en tiener gingen we hier soms fietsen, en dan genoot zij immens.
Ik was er in geen twintig jaar langs gereden, en bij het zien van diezelfde velden heb ik me even moeten parkeren, ik geraakte niet verder. Als ergens ons ma haar geest nog rondwaart, dan zal het hier in Ro zijn. Met haar haar overhoop gewaaid en glinsteringen in haar ogen.
Ik mis u, ma. Maar we doen voort, en we doen het goed. En ons pa, die redt zich wel. Gaat gij nog maar een eindje fietsen, hier in Ro. En vergeet uw fleske water niet in uw fietstas te steken hé.