We sliepen heerlijk in deze prachtige hotelkamer, maar zaten om half negen al aan het ontbijtbuffet. Dik in orde, overigens, we hadden ook niets anders verwacht. En het weer, dat was weer helemaal opgeklaard, klaar voor opnieuw een bloedhete dag. Ook de Canadezen zelf vinden het warm, dit blijkt ook voor hen een hittegolf te zijn.
We aten dus op ’t gemakje, hielden het rustig – deze namiddag kajakken, vandaar – en spraken af om om half elf even in het stadje zelf te gaan rondlopen, boodschappen te doen voor een picknick – we hebben het stilaan gehad met het vetrijke restauranteten – en dan tegen half twee naar de kajak te gaan. Wel, Baie-Saint-Paul – of Charlevoix, ik ben er nog niet uit wat het precies was – is bijzonder toeristisch: overal volk, allemaal restaurantjes met dezelfde stijl goedkoop eten zoals burgers en frieten en ribbetjes, souvenirwinkeltjes en vooral heel veel kunsttoestanden, of toch would-be-kunst. Blijkbaar zou het een kunstenaarsdorp moeten zijn. Best wel charmant, maar alweer bloedheet…
Achter de parking van het hotel ligt een heerlijk voetgangersstraatje met picknickbanken en zelfs hele leuke picknicktafels met stoeltjes, maar die lagen in de zon, die hebben we dus overgeslagen. Hoe fijn de hotelkamer ook is, er is niet bepaald een tafel waar je met vijf aan kan zitten, vandaar.
En toen bracht ik de rest van het gezin naar het strand – letterlijk, aan de samenvloeiing van Saguenay en Rivière Saint-Laurent, op 800 km van de echte zee – waar ze zich met een busjes en de kajaks 8 km verderop lieten droppen om dan terug te varen.
Zelf zag ik dat absoluut niet zitten, dit is een beweging die voor mijn rug aan geen kanten verantwoord zou zijn, en dus ging ik maar geocachen. En het is ongelofelijk op welke plekjes je dan allemaal komt, zoals doorheen een park, en dan wat naar beneden door bos om aan een strand van diezelfde Saguenay uit te komen. Ik zag het niet zitten om te wachten tot ze hier met de kajak gingen voorbijkomen, maar mooi was het wel. En dan minder mooie plekjes, dat ook, maar wel caches. En ook zowat de vreemdste locatie ooit: temidden van de steenwoestijn van een gigantische parking voor verschillende grote winkels ligt een oase. Als in: enkele bomen, een heuse picknicktafel, een monumentje, een beeld en zelfs nog oude kerstversiering. En rondomrond dus de immense leegte van die parking. Bizar!
Om half vijf mocht ik hen opnieuw ophalen, aten we een ijsje om te bekomen en keerden we terug naar het hotel om af te koelen en wat bij te komen – zij althans, voor mij hoefde dat eigenlijk nog niet.
En tegen zeven uur liepen we terug naar het centrum om daar – na even wachten – eigenlijk bijzonder lekker te eten in een van de lokale toeristenvalletjes op het terras. Bart koos zelfs de lokale poutine: een typisch Quebecaanse (?) vorm van fastfood: frieten met een dikke bruine saus – denk stoverijsaus zonder het vlees – en stukjes kaas, in de stijl van haloumi of feta. Beetje vreemd, lijkt wat op een kapsalon.
Soit, we waren steendood, hadden allemaal te veel gegeten, een ijsje hoefde dus niet, en we keerden terug naar ons hotel, waar de kinderen wel nog gingen zwemmen in het grote buitenzwembad.
Fijne dag, alweer. Jawel.