Rhodos dag 10: de acropolis van Rhodos stad, en dan richting Mandraki haven

We sliepen allemaal tot negen uur, zelfs Merel, waarop Kobe in zijn blote flikker het zwembad in sprong, en er even snel weer uit was, want “koud koud koud!”.

Om half tien zaten we aan het ontbijt, en Kobes gezicht wanneer hij een wafel kan toesmeren met choco, is zalig!

De rest van de voormiddag deden we andermaal vrolijk niks, behalve dan filmpjes kijken, Fortnite spelen, bloggen, dat soort onzin. En tegen één uur gingen we dan maar weer eten ^^

Na het eten gingen Bart en ik nog even een Pokemon GO! raid proberen, en tegen dat we terug op de kamer waren, zaten er alweer drie uitgelaten in het water te spelen. Zo’n eigen zwembadje, da’s echt een zaligheid!

Het was bijna jammer dat we hen eruit moesten jagen, maar het plan was om vandaag opnieuw met een taxi naar Rhodos Stad te gaan, om er deze keer de antieke resten te gaan bekijken. Stipt om drie uur werden we op het hoogste punt van Rhodos Stad afgegooid, in de Acropolis. Het eerste wat we zagen, waren de resten van de Apollotempel die in de stellingen stond. Mja…

Gelukkig lag er vlakbij een cache die ons meteen in de juiste richting stuurde, want de site rond de tempel was afgesloten. En toen kwamen we op een prachtig zicht uit: een gerestaureerd klein theater, of misschien wel een odeon. Mooi!!

Ik keek mijn ogen uit, want onderaan het theatertje lag zowaar een echte δρομος, een quasi intacte Griekse renbaan! Maar zo wijs!! Meestal heb je enkel nog de contouren, maar hier is de tribune bewaard, en zie je zelfs de lijnen waar de scheidingsas lag!

Ik was helemaal in mijn nopjes, liep te genieten zoals in Pompeii, en jawel, ik heb dan maar mijn voet omgeslagen. Lichtjes, zo eentje waarbij je even op en neer hopt, dan voorzichtig een paar passen zet, en dan besluit dat het wel zal gaan. Enfin, wel móet gaan. We wandelden verder over het archeologisch terrein, de straten van Rhodos in, richting de middeleeuwse stad. Het is opvallend hoeveel brommertjes er zijn in Rhodos…

In de middeleeuwse stad is dat ook maar normaal: daar kunnen gewoon geen auto’s rijden, daar zijn de meeste straatjes veel te smal voor. Ja, een paar hoofdstraten kunnen wellicht wel bevoorraad worden, maar dat is het dan. En de katten van Rhodos, dat is een begrip op zich, die staan zelfs op veel toeristische kaartjes en prullaria.

Ondertussen hadden we in een winkeltje al nieuwe kleren voor Merel gekocht. Ze was namelijk vertrokken in een heel licht zomerkleedje, maar door de warmte waren haar billen beginnen schuren, iets waar ze tot hiertoe nog nooit last van had gehad. Ik ken het gevoel maar al te goed, het doet echt pijn, en maakt heel je dag naar de knoppen. In een van de winkeltjes die we passeerden, zag ik een ideaal driekwartbroekje hangen. Alleen bleek het een setje te zijn van 25 euro. Ach ja… Ze heeft kleren genoeg, maar die had ze nu niet bepaald bij, en dat broekje was dringend. Ze staat er in elk geval stralend mee, en het probleem was meteen opgelost!

We liepen verder tot een terras waar we elk een halve liter – dat blijkt hier de standaard te zijn – naar binnen goten, en mijn oog viel op een lederwinkel. Niet zo’n puur toeristisch geval – al lag hij wel midden in toeristengebied natuurlijk – maar een met speciale modellen en knap materiaal. Het bleek een winkel te zijn van een familie-atelier, met handgemaakte spullen, en dat zag je er ook aan. Ik heb dringend een nieuwe basis zwarte handtas nodig, want mijn alledaags schoolgeval begint zijn pluimen te laten. Ik vond er na wat rondkijken mijn goesting: groot genoeg, afsluitbaar, goeie kwaliteit, genoeg zakjes, enzovoort. 95 euro. Tsja. Dat kan ook niet anders als je kwaliteit wil. En toen viel mijn oog op een grote, felrode tas. Een eyecatcher, ene die ik absoluut niet nodig heb, maar die wel prachtig is. Ik was meteen verliefd… 60 euro. Hmpf. Maar ik wist dat ik spijt ging blijven hebben als ik ze niet meenam. Ik heb getwijfeld, ja, maar uiteindelijk heb ik de twee gekocht voor 150 euro. Hele knappe stukken, echt waar. Zoals de dame zelf zei: “The first one is the one you need, the second one is the one you love, the one you will brag with, the one you will get questions about.”

Ik liep zowaar nog meer te glunderen ^^

We liepen verder tot aan de haven met zijn drie windmolens en het fort van Sint-Nicolaas, en pikten er een cache op. Tegen dan voelde Kobe zich niet lekker meer, en wandelden we maar terug.

Een taxirit later stonden we terug thuis weg van huis, werd er even neergelegen en gedoucht, en konden we alweer gaan eten.

Ik maakte er een visdagje van: vanmiddag was het gegrilde witte vis met gestoomde broccoli en worteltjes, met witte rijst, en vanavond was het zalm in een limoensausje, met groenten in een bouillon, en frietjes. Daar had ik nu eens echt zin in :-p Oh, en dessertjes natuurlijk. Wat zouden we zijn zonder dessertjes?

Naples, Monday 2nd of May

Waking up in the Villa Vergiliana was much more agreeable, I must admit. I have this really nice roommate for the stay, Juliana who lives in the UK but originally comes from Brazil, and has this typical Southern temperament and sense of humour. I like it!

We woke up at seven, and I really had to hurry to take a shower and make it to the nice breakfast at half past. And, with my warped sense of time, I had to hurry once more to get to the Sibylla Bus. For real, the bus company in Cumae is called Sybilla Bus, how cool is that!

Anyway, we drove off to the Piscina Mirabilis in Bacoli. Now that was really a sight to see, a hidden pearl and a truly amazing one! Since the Cape Misenum (Promunturium Misenum) was a naval basis in the Roman time, all those soldiers needed water. Fresh, clean, drinkable water, which was brought here from the mountains by the Aqua Augusta, a long aqueduct. But then, the water needed stored. So Agrippa let his architects and engineers divise a very clever and impressive Piscina, a water reservoir dug out in the mountain side, reinforced with columns and closed off. It’s huge, and you can walk around in it now. It’s, by the way, the starting point of Robert Harris’ Pompey (which I still need to read), and we could really imagine the boat on the water…

On our way back to the bus, we had a very nice view over the bay, a view which astounded me at the moment, but which – I’m sure – will definitely be improved the next couple of days. Oh, and I really had to take a picture of a pine tree to which, according to Plinius, the ash cloud of the Vesuvius bore a resemblance.

 

Next stop was the Museo Nazionale Archeologico di Napoli, in which we only got to spend a mere two hours. Leon – our trusted leader, as one of the guides pointed out – had warned us about that: we wouldn’t have enough time to even cover like a quarter of the museum, and we would really want to come back. As indeed, happened. I won’t post all of my pictures here, just a selection, but I took many more. Leon took us to several spots where he presented us with a real fine bit of explanation, drawing our attention to little details we never saw before, or feeding us exquisite little scraps of information.

After that, we returned to the Villa for a decent, warmly welcomed meal, and passed by the Arco Felice, a remains of an ancient 2nd century AD viaduct constructed by the emperor Domitianus, with still a lovely intact Roman road.

After coffee/tea we left again, this time really close – we could have walked, actually, were it not for the next visit we needed the bus for – to the Acropolis of Cumae. I thought the Piscina and the Museum already had blown my mind, but the afternoon just proved me wrong: going up on that lovely site, reading out the lines from Vergilius’ Aeneis, one could really feel the steps of Aeneas going up there to worship the gods, and we were retracing them. Standing in the temple of Apollo, we saw the coastline, heard the Latin verses of the ships mooring there, and we all kind of feeled really solemn. I think I even had goosebumps at a certain moment. It was so quiet, so serene, so beautiful, and yet so unbelievably familiar. This truly is the land of Vergilius…

And then we stood eye to eye with the entrance to the famous grotto of the Sybilla – which is, Leon hastened to burst the bubble, actually the beginning of fortifications high above the Cumae harbour. Yet, the place did inspire some awe, I must admit.

From there, it went to the Amphitheatre of Pozzuole, passing the famous (and sorely missed on Sunday, while I was lounging in different airports) Lacus Avernus, which Vergilius also describes in his Georgica as being one of the entrances of the Underworld. It’s actually an ancient crater which has filled up into a very nice lake. In Vergilius’ time it still must have been pretty sulphuric and poisonous though.

The amphitheater in itself was pretty special because you could really go in the catacombs, and see the way the wild animals would have been released into the arena. Oh, and apparently they did the Augias thingy to clean it, and let all the water from the Aqua Augusta run through it ^^

On our way down to the bus, we passed by the temple of Serapis, which is an excellent example of the height differences due to the volcanic activity: in the middle there’s a column that is full of shellfish holes, so at one point in history it must have been under water…

After a real nice stroll through the harbour and an icecream, we went back to the Villa for a really elaborate meal – think pasta, another dish of pasta, schnitzel and tiramisu – and a presentation by Merel about our assignments for the next day. Hey, it’s a study trip, not a holiday, so there are assignments! But I’ll tell you about those tomorrow, when we have completed them.

Anyway, this has been a very elaborate report of the first day, and my god, what a beautiful day it was!