Het is eigenlijk dringend tijd dat ze de teleportatiemachine uitvinden. Op reis gaan, bijvoorbeeld, vind ik op zich fantastisch, maar de verplaatsing is er me altijd te veel aan. Extreem bewegingsziek zijn helpt daar niet bij, natuurlijk: ik ben altijd zo misselijk als een hond in de bus, trein of vliegtuig. Fijn hoor.
Maar vooral: verplaatsen is meestal gewoon tijdverlies. Vraag maar aan iedereen die niet het geluk heeft om, zoals ik, op tien minuten van zijn werk te wonen.
Soms is de verplaatsing ook gewoon… inconveniënt, komt het aan geen kanten uit. Neem nu vandaag.
Kobe had om drie uur notenleer in Evergem, zoals elke week. Maar voor één keer had Wolf gitaarexamen in de Poel, Gent centrum dus, en dik twintig minuten rijden. Hij moest er zijn om kwart voor vier, en ik had gedacht om dan terug naar Evergem te rijden, Kobe op te halen, terug naar de Poel, Wolf ophalen, en dan naar huis en naar de rugby. Gekkenwerk, eigenlijk.
Ik parkeerde in de Ramen, en ging met Merel luisteren naar Wolfs examen. Hij kwam niet onmiddellijk aan de beurt, en het was dus al half vijf toen we de muziekschool verlieten. Tsja, het was gelukkig mooi weer, en Kobe wist dat hij wellicht even ging moeten wachten. Dat “even” werd twintig minuten, maar hij vond het gelukkig niet erg.
Maar zo’n teleportatiemachine: handig, jong! Beam me up, Scotty!