Soms weet ‘Brussel’ toch echt niet goed waar ze mee bezig zijn.
Neem nu de invoering van ‘onderzoekscompetenties (OC)’ in het middelbaar onderwijs. Ik ben het er volmondig mee eens dat leerlingen na hun ASO in staat moeten zijn om een ‘paper’ te maken, want daar komt het in principe op neer. OC staan dus voor het onderkennen van een onderwerp, deelvragen kunnen stellen over dat onderwerp, gericht opzoekingen kunnen doen, relevantie bepalen van gevonden informatie, samenvatten en op één of andere manier kunnen verwerken, hetzij in een paper, een presentatie, een tentoonstelling…
Alleen heeft Brussel dat zomaar ingevoerd. Plots staan de OC in de eindtermen, en zijn we verplicht die op te nemen in het programma. Alleen is daar absoluut geen tijd voor voorzien in de leerplannen (die zo al vaak overbelast zijn), weet geen kat wat er nu precies van ons verwacht wordt, en moet je zelf maar een draai zien te geven aan de concrete invulling ervan. Onze respectieve pedagogische adviseurs spreken elkaar zelfs bijzonder hardnekkig tegen…
Sommige scholen laten de complementaire vakken in de derde graad vallen en voorzien op die manier ‘vrije ruimte’ in het lesrooster, waarin aan de OC kan gewerkt worden. Dat betekent wel dat je bij bv. de richting ‘Moderne Talen’ de opties Spaans en Duits laat vallen, of dat er geen richtingen met 8 uur wiskunde meer zijn.
Een andere optie is, zoals onze school het nu gaat doen, alle andere individuele eindwerken schrappen, en de taak voor de OC standaardiseren voor alle richtingen, wel na de uren dus. Dat betekent dat de leerlingen in groepjes van vier worden ingedeeld, een onderwerp opgegeven krijgen, en dat moeten uitwerken naar een presentatie tegenover de andere leerlingen. Hun vorderingen daarvan moeten ze bijhouden in een elektronisch logboek, in te loggen op het schoolplatform.
Voor welke vakken moeten die OC uitgewerkt worden? Gelukkig niet voor allemaal! Binnen het ASO heeft vrijwel elke richting (behalve de Humane Wetenschappen) twee polen, waarvoor die OC moeten uitgewerkt worden. Leerlingen van de economie-wetenschappen moeten dus OC onder de knie krijgen voor zowel Economie als een van de wetenschappen: fysica, chemie, biologie of aardrijkskunde. Latijn-Wiskunde heeft dus zowel Latijn als wiskunde op het menu.
En daar wringt nu het schoentje (voor mij dan toch): onze school heeft er gisteren tijdens de studiedag (waar ondergetekende uiteraard niet aanwezig was wegens ouderschapsverlof) voor gekozen om een combinatieproject te doen voor beide polen. Grieks is vlot te combineren met Latijn, maar hoe rijm je Latijn met wiskunde? Gelukkig heeft één van de mathematici van dienst vannacht al haar hoofd gebroken daarover, en is met twee mogelijke themata op de proppen gekomen: kiesstelsels en getallenstelsels. Zie ik wel zitten.
Ik vind het wel vreselijk jammer dat ik zelf mijn ding niet meer kan doen met mijn leerlingen: vorig jaar hebben ze een Romeins banket uitgewerkt voor zes mensen (vier leerkrachten klassieke talen, en dan de directie): kostumering, aankleding van het lokaal en de aanligbedden, eten, entertainment, en de PR en rituelen/gewoontes/handelingen natuurlijk. Ik hoefde niks op papier te hebben, zolang het banket maar klopte. Persoonlijk vond ik het fantastisch, hebben de leerlingen prima samengewerkt, en konden ze op mijn vragen antwoorden. Zelf hebben ze daar ook veel aan gehad, zeiden ze: ze vonden het veel leuker om aan iets concreets te werken, dan aan een ‘saai eindwerk’.
Nu hadden ze ook al prima ideeën, maar jammer genoeg heb ik gisterenavond alle plannen moeten afschieten: terug naar het saaie theoretische eindwerk. Krijg ik dan al eens de kans om dat Latijn wat te laten ‘leven’, stampen ze het meteen weer dood. Ach ja…