Plamuur

De schilders zijn volop bezig in huis: Roland en Dominique. Hij gaf het zelf toe: eigenlijk schilderen zij amper een tiende van hun tijd. De meeste tijd wordt gestoken in afplakken, plamuren, afschuren, bijwerken, vlies plakken, en naadjes opplamuren. En pas dan komen ze aan schilderen toe.

In het onderstaande filmpje zijn ze net klaar met alles te plamuren en te beplakken met een ragfijn vlies. Het ziet er echt wel schitterend uit, vind ik.

Ziek

Ziek zijn is niet wijs. Vooral niet tijdens de vakantie, maar dan hoef ik me tenminste niet schuldig te voelen omdat ik mijn collega’s met mijn leerlingen opzadel, en zelf achterop geraak op het leerplan.

Het is ook niet wijs als je dan in je bed ligt, en ze beneden aan het schuren zijn (schilders, weet u wel) met een behoorlijk lawaaierige machine. Maar niks dat een gezonde dosis genegeer niet kan verhelpen :-p

Het is nog minder wijs als Bart dan ook nog ziek wordt, en je dan samen in bed ligt te zuchten en je slecht te voelen.

Er is maar één goeie kant aan: door het werken van de schilders en de hoop stof die ze produceren, had ik de kinderen al het huis uit gestuurd richting mijn ouders. En dus kunnen Bart en ik in alle rust en stilte (toch op kindergebied) ziek zijn, en moeten we enkel zorg dragen voor onszelf. Niet slecht, niet slecht.

Intussen heb ik alweer gegeten en voel ik me redelijk. Tijd voor wat schoolwerk, want schilderen zit er vandaag niet in.

Ooit.

Ik had het eerder al over Nanowrimo. Intussen zijn we november, en is ons project al begonnen.

Anne had de eer het eerste verhaal te schrijven, en dat vindt u hier.

Verhaal nummer twee staat op het conto van Vicky. Jan schreef deel drie.

Ik heb ingepikt op zijn agent, en die in mijn verhaal geschreven. Maar oordeelt u vooral zelf. Zolang u maar in gedachten houdt dat ik zoiets nog nooit heb geschreven, en dat ik dus wel een beetje krediet van uwentwege verdien. Hoop ik toch :-p

Ooit.

Nathalie betrapte zich plots op dat ze uit het raam zat te staren. Bijna machinaal dronk ze de kop koffie in haar handen leeg, en huiverde toen ze vaststelde dat die intussen helemaal koud was geworden. Ze had er geen idee van hoe lang ze hier al zat, maar aan de koffie te merken, moest het al eventjes geweest zijn.

Peinzend keek ze opnieuw uit het raam, en zag meteen weer de kortgeknipte lavendel. De herinneringen sloegen weer over haar heen als een vloedgolf, en ze slikte.

Het was vorig jaar, rond deze tijd. Ze herinnerde zich nog perfect hoe de werkmannen van de stad bezig waren de bloemperkjes rond de straatbomen winterklaar te maken. De hele zomer had de lavendel uitbundig gebloeid, maar nu werden de struikjes kaalgeschoren, een triest zicht dat meteen de herfst een pak dichter had gebracht.
Ook toen had ze even naar buiten gekeken, en geglimlacht naar een van de mannen. De kat zat al de hele middag op de vensterbank geïntrigeerd toe te kijken hoe ze aan het snoeien waren onder het waterige herfstzonnetje.
Het was precies op dat moment dat ze de politiewagen zag stoppen. Ze herinnerde zich nog dat ze dacht dat er wellicht weer iets gaande was met de oudste zoon van de buren een huis of drie verderop. Met dat jong viel niks aan te vangen: hij zat in een jeugdbende, was al verschillende keren opgepakt voor vandalisme en steaming. Meewarig schudde ze het hoofd, en dronk – ook toen – van haar koffie.

Maar de agent die uitstapte, ging niet naar nummer drieënveertig. Als ze zich niet vergiste, kwam hij naar haar huis toe. Gebiologeerd zag ze hoe hij het hekje opende, en het tuinpad opliep. Pas toen hij belde, schrok ze wakker uit haar trance en ging de deur openen, de koffiekop nog in de hand.

Zijn gezicht zou ze nooit vergeten. Hij stelde zich voor als agent Mattheeuws, en vroeg op bijzonder ernstige toon of zij mevrouw Vandekerckhove was, en of hij even binnen mocht komen. Verbouwereerd liet ze hem binnen, de verwondering duidelijk op haar gezicht te lezen. Er zou toch niks mis zijn? Haar moeder misschien? Nah, dat zou ze al lang gehoord hebben van diens flatgenote. Ma had immers een hele tijd geleden een appartement gekocht in Florida, samen met haar beste vriendin, en ze skypten geregeld.

Haar schoonvader? Die was al een tijdje op de sukkel, sinds hij een jaar of twee geleden gemeen ten val was gekomen met zijn fiets. Officieel was hij intussen volledig hersteld, maar die val had hem op slag tien jaar ouder gemaakt, en een pak strammer en stiller.

Agent Mattheeuws vroeg haar of ze even wilde gaan zitten. Nathalie sloeg haar hand voor haar mond: ze had dit scenario al zo vaak gezien op televisie. Er was iets ergs gebeurd met iemand, daar was ze intussen zeker van. De angst was in haar ogen te lezen, toen ze stamelend vroeg wat er gebeurd was misschien.

De politieman sloeg zijn ogen neer, en zei toen dat er iets was met Mark. Hij was naar een van de lopende werven gegaan om de vorderingen van het passiefhuis op te volgen, en om na te kijken of zijn architectuurtekeningen wel werden gevolgd. Hij stond te overleggen met de werfleider en de eigenaar, toen er plots hard werd geroepen. Geschrokken keken ze alledrie omhoog, en zagen de emmer met cement naar beneden komen. De andere twee hadden nog net op tijd opzij kunnen springen, maar Marks reflexen waren tekort geschoten. Had hij maar zijn veiligheidshelm gedragen, zoals verplicht was. De bouwvakkers hadden onmiddellijk het noodnummer gedraaid en de ziekenwagen liet amper vier minuten op zich wachten, maar toch… Mark was overleden op weg naar het ziekenhuis, ze hadden niks meer voor hem kunnen doen.

Nathalie staarde met open mond naar de agent. De koffiekop was kletterend tegen de parketvloer geslagen en in duizenden stukken uiteengespat, maar dat zou ze pas later merken. Roerloos bleef ze zitten, terwijl ze de arme man aanstaarde. Haar brein ging in stand-bymodus: het was alsof ze niet meer kon denken, niet meer wílde denken. Terwijl Mattheeuws een glas water haalde, begon de waarheid langzaam door te sijpelen. Haar Mark was dood. Dood. Zacht prevelde ze het woord opnieuw en opnieuw, alsof ze de bittere smaak in haar mond wilde proeven.

Pas toen de agent vroeg of er iemand was die ze kon contacteren om bij haar te blijven, keek ze op naar hem. Huilen deed ze nog steeds niet: daarvoor was de schok te groot. Werktuiglijk zei ze de naam van haar schoonouders, maar toen ze zich realiseerde dat die wellicht nog van niks wisten, brak er iets in haar. Ze begon onbedaarlijk te huilen, en begroef haar gezicht in de troostende arm van de hulpeloze agent.

Pas na een kwartier slaagde ze erin de naam van Sofie te zeggen, haar beste vriendin. Ze gaf de agent haar GSM, want zelf kon ze de boodschap niet over haar lippen krijgen. Ze hoorde vanuit de woonkamer hoe hij in de keuken Sofie belde, en hoe hij zachtjes de boodschap overbracht. Toch leek het zo onwerkelijk, zo onwezenlijk. Elk moment kon Mark toch thuiskomen, nee?

Nathalie schudde zichzelf wakker uit haar herinneringen. Zelfs nu, na een jaar, deed het nog steeds bij momenten immens pijn. Nog steeds vond ze dat Mark elk moment kon thuiskomen. Soms zat ze alleen, de kat op schoot, een boek te lezen, en betrapte ze er zichzelf op dat ze eigenlijk op hem wachtte. En die gedachte sneed als een dolk door haar hart, elke keer weer.

Ja, de algemene pijn was verminderd. Of nee, niet verminderd, doffer geworden. Minder acuut. Meer… een gewoonte, een vaste levensgezel. Hoe scherp ze zich het moment dat ze het nieuws hoorde, nog herinnerde, zo vaag waren de dagen nadien. Ze zou voor het geld van de wereld niet meer weten hoe de begrafenis geregeld was geraakt, of wie haar huis schoon hield en haar te eten gaf. Want zelf had ze dat niet gedaan, dat wist ze wel zeker. Ze zag nog vaag het gezicht van Sofie opduiken, of die van haar schoonouders, en blijkbaar ook een of ander vrouwmens van een psychologische dienst of zo. Ook de begrafenis was een wazige plek in haar geheugen, gelukkig maar. Wat ze zich nog wel voor de geest kon halen, was de eindeloze reeks mensen die haar waren komen omarmen, de hand schudden, of haar een zoen gaven. Niet dat ze nog de namen wist, maar wel dat er geen einde aan leek te komen, en dat ze zich als een zombie had gedragen.

Maar het ergste moest nog komen. Dat waren de dagen nadien, toen Sofie weer meer tijd met haar eigen gezin begon door te brengen – niet dat ze haar dat kwalijk nam, wel integendeel – en ook Marks schoonouders naar huis waren. De dagen dat ze alleen was, dat ze de dingen zonder hem moest doen. Ze was opnieuw aan het werk gegaan, en had zich daar bijna fanatiek op gestort. Op die manier moest ze niet nadenken: het computerscherm toonde geen emoties, en de cijfers keken haar niet medelijdend aan. Lunchen deed ze aan haar bureau, of op mooie dagen op haar eentje in het park. Zo moest ze haar collega’s niet onder ogen komen, die haar steevast vroegen of het wel ging. Tsja, wat kon ze daarop antwoorden? Dat het verdomme helemaal niet ging? Dat elke vezel in haar lijf pijn deed zodra ze nog maar aan hem dacht? Dat ze alle foto’s van hem diep in een kast had weggestoken, omdat ze zijn lachende gezicht gewoon niet kon verdragen? Dat ze zichzelf elke avond steevast in slaap huilde, en dat ze zelfs overwoog om hun tweepersoonsbed naar de kringwinkel te brengen en een eenpersoonsbed te halen in de Ikea? Dat ze er zichzelf niet kon toe brengen om zijn kleerkast uit te legen, omdat dat zo onherroepelijk zou zijn, en dat ze dan het gevoel zou hebben dat ze hem verraadde? Dat ze de afwas soms dagenlang liet staan, omdat ze dat vroeger altijd samen deden? Dat ze de telefoontjes van haar schoonouders niet meer beantwoordde, omdat ze dan enkel en alleen nog over hem praatten? Dat ze lange monologen afstak tegen haar kat, zodat ze tenminste nog iemand had om mee te praten zonder dat die medelijden toonde? Want dat wilde ze niet. Niemand kon voelen wat zij voelde. Niemand kon mee lijden met wat zij te lijden had. Niemand kon dat gapende gemis om die ene specifieke persoon voelen. Niemand anders kon weten wat het was om geen Côte D’or-chocolade meer te willen eten, omdat hij elke avond haar liefdevol een stukje was komen brengen, wanneer zij zich al onder een dekentje in de zetel had genesteld. Of hoe het voelde om uitgenodigd te worden op een trouwfeest van zijn vroegere vrienden, en dan enkel haar eigen naam op de envelop te zien staan.

Of hoe pijn het deed om de gesnoeide lavendelstruiken te zien, en hoe mateloos ongevoelig ze het vond dat de gemeentewerkers vrolijk aan het fluiten waren en zichtbaar grapjes stonden te maken.

Traag maakte haar blik zich los van de gehavende struikjes. Ze gaf de kat een streel, draaide zich om en liep naar de keuken. Ze goot het laatste restje koude koffie weg, en stak de kop in de afwasmachine. Het was een ander servies dan dat van vorig jaar: na de gesneuvelde kop had ze alles weggedaan en een nieuw gekocht, eentje dat minder herinneringen opriep.

“En toch”, dacht ze, “toch wordt het ooit nog wel beter. Misschien slaag ik er ooit nog wel in om blij te zijn als ik aan hem terugdenk, en aan de prachtige jaren die ik van hem heb gekregen. En kan ik ooit nog glimlachen wanneer ik zijn foto zie. Ooit.”

Ze zuchtte, en gaf de kat die rond haar benen draaide een kommetje melk.

“En misschien, poes, heel misschien plant ik ooit nog wel zelf lavendel.”

Gestreken mastellen

mastelle

Je eten strijken, ik geef toe, het is niet echt alledaags.

In het Gentse is het nochtans een traditie. Vandaag heb ik bij de bakker gewijde mastellen gekocht, en straks ga ik die strijken. Al moet ik toegeven dat de meeste klanten er daar nog nooit van gehoord hadden, en de ingeweken bakker ook niet. En ik zie u eigenlijk ook al fronsen :-p

Mastellen zijn ronde broodjes, sandwichen met in het midden een putje of zelfs een gaatje. Het deeg zou hetzelfde zijn als bij gewone sandwichen, maar dan wel met veel kaneel in. Bij verschillende bakkers kan je ze het ganse jaar door krijgen, maar de gewijde versie is voor rond 1 november.

Je kan ze uiteraard zo opeten, maar gestreken zijn ze véél lekkerder!

Je snijdt ze doormidden, besmeert ze met boter en bruine suiker, legt de twee helften weer op elkaar, legt ze tussen twee vellen zilverpapier, en zet er een heet strijkijzer op (zonder stoom uiteraard). Je moet ze goed platstrijken, zodat ze heet zijn, krokant, en met gesmolten suiker. Naar smaak gaan ze dan een beetje op naar van die krokante wafels die je in de winter vaak in een winkelstraat kan kopen.

Je eet ze best op als ze nog warm zijn: heerlijk gewoon!

De foto heb ik gepikt bij Smetty, die ze vorig jaar ook heeft klaargemaakt, en waar je nog meer foto’s kan vinden.

Dansen

Af en toe mogen onze jongens de televisie op het kanaal van Studio 100 zetten. Daar zijn bijna non-stop liedjes te horen van de diverse projecten van Studio 100, zoals K3, Mega Mindy, Amika, musicals, Kabouter Plop, etc.

Vooral Kobe is daar grote fan van. Ze staan dan samen te dansen voor het scherm. Wolf kent de kabouterdans min of meer, en Kobe doet dan heel hard zijn best om mee te kunnen. Ik vind het hoe dan ook schattig :-p

Schoonouders

Ik hoor vaak mensen verzuchtend zeggen dat ze alwéér naar de schoonfamilie moeten. Ik snap dat dus niet hé.

Gisteren zijn we uitgebreid gaan eten bij mijn schoonouders. Dat is altijd een bijzonder copieuze, maar vooral ook ongedwongen en gezellige boel.

Zodra we binnenkomen, vliegen de kinderen hun grootouders om de nek, om dan te gaan spelen en op jacht te gaan naar de kaasjes (van die blokjes Apéricube met een druifje op geprikt). Doorgaans word ik dan gesommeerd het haar van Barts nonkel bij te scheren en hem weer toonbaar te maken :-p

Zodra iedereen gearriveerd is (7 volwassenen, twee kinderen) wordt er geaperitiefd: champagne met een keur aan ongelofelijk lekkere hapjes, zoals hammousse, foie gras, verse garnaaltjes enz. Yup, mijn schoonmoeder kan er wat van.

Aan tafel krijgen we steevast voorgerecht, soep, hoofdgerecht, dessert en taart. In niet mis te verstane hoeveelheden, menig restaurant kan er een puntje aan zuigen. Of wat had u gedacht van zalmcarpaccio met warme toost, tomaat-pompoensoep, mosterdgebraad met spruitjes, bloemkool, minikroketjes en beken saus, en als dessert zelfgemaakt roomijs (neem dat room maar letterlijk: 1 liter room, 250 gr suiker, 8 eieren, mixen, invriezen, klaar) met warme chocoladesaus. De taart was er deze keer niet bij, maar dan wel ongelofelijk leuke marsepeinen pompoentjes, kleine cakejes en diverse soorten chocolade en andere snoepjes voor bij de koffie.

Tussenin wordt er rondgelopen, gespeeld met de kinderen, naar de koers gekeken, afgeruimd, gigantisch veel gekletst en gediscussieerd, en wijn gedronken.

Ik kan u verzekeren: ik heb nog nooit verzucht dat ik alweer naar mijn schoonouders moest. En zeker niet als, zoals vandaag, als added bonus, één van de kinderen daar mag blijven slapen voor een nachtje of twee.

Schoonouders: ge hebt er van soorten, maar die van mij krijgt ge niet, ik hou ze lekker zelf!

Halloween

Ik heb altijd al van Halloween gehouden. Niet van het commerciële gedoe met de pompoenen en zo, wel van het idee zelf, en van het verkleed rondlopen. Dit blog heet niet voor niets witch natuurlijk :-p

Dit jaar had ik wilde plannen: vorige week zaterdag was er het Halloweenfeestje hier op het pleintje in de straat, een evenement van de buurtwerking. Ik was van plan om met de kinderen te gaan, en ook zelf verkleed rond te lopen. Helaas, het miezerde en ik was moe en half ziek, en besloot wijselijk binnen te blijven, de gordijnen te sluiten en de haard aan te steken.

Vandaag had ik nog meer plannen, iets waar ik trouwens al lang naar uit keek: een Halloweenfeestje bij vrienden in Antwerpen, iets wat eigenlijk al een traditie was, maar waar ik nog nooit geraakt ben en waar ik de meest wijze verhalen over hoorde.

En toen kwam de dag zelf, en… Ik was vreselijk moe, het regende buiten, Bart wilde niet mee en het was me te ver rijden, zo op mijn eentje. En dus ben ik maar weer thuis gebleven. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik rond negen uur in de zetel in slaap ben gevallen en pas rond half twaalf ben wakker geschoten.

Tot zover mijn Halloween dus. En een ambetant gevoel tegenover mijn vrienden, aan wie ik beloofd had te komen. Oh well…

Schilder

Gisterenmorgen is dus de schilder begonnen. Toen ik rond vier uur even thuis kwam, tussen lesgeven en oudercontact door, was alles minutieus afgeplakt en ingepakt, en waren ze de naden van de gyprocplaten aan het plafond aan het bijplamuren.

Gisteren ben ik helaas vergeten flippen, het was al donker toen ik na het oudercontact thuiskwam.

Vandaag heb ik dan mijn schade ingehaald: ze hebben de volledige plafond en alle muren een laag plamuur gegeven, aangebracht met de spuit. Ik vind het al een hele verandering, het feit dat alles nu monochroom is.

Goh, nog twee weken, en het zou klaar moeten zijn!

Eerst een filmpje van de schilders in actie (het geluid is in het begin nogal hard, maar dat komt na een tiental seconden in orde)

Dan een filmpje van de huidige situatie voor de komende vier dagen. Ik moet wel nog stofzuigen en misschien zelfs dweilen, zodat we alles een beetje proper houden dit weekend.

Brussels Girl Geek Dinner Chocolate Soirée, de filmpjes

Ik heb de bewuste avond uitvoerig geflipt (= gefilmd met een klein cameraatje, de flip), en hier zijn dus de filmpjes.

Nummer 1: wat gekakel van de girl geeks, en dan een uitleg van de maître chocolatier.

Nummer 2: meer deskundige uitleg, over de temperatuur van de chocolade en zo.

Nummer 3: de chocolatier toont hoe je chocolade overschept, met een zicht op de girl geeks.

Nummer 4: ik ben blijkbaar een ganse uitleg aan het geven, en ervan aan het genieten :-p

Nummer 5: hoe worden orangettes gemaakt?

Nummer 6: de chocolatier laat zien hoe je pralines begint te maken…

Nummer 7: … en hoe je ze later ook weer afwerkt

Nummer 8: het maken van studentenhaver, met enthousiaste girl geeks.

Mocht je er nog aan twijfelen: het was een plezante avond 🙂

Quiz

Al sinds jaar en dag zit het Oud-VEK in het quizconvent van het unief. Eén keer per maand wordt er een stevige kwis georganiseerd, met acht vragenrondes, van half negen tot ongeveer half twaalf. Ik vermoed dat er een dertigtal ploegen zijn in totaal.

En ik zit al sinds een paar jaar in dat Oud-VEK-kwisteam. “Oud- VEK?” hoor ik u al zeggen. “Dat is toch de studentenkring van de economie, en jij hebt toch klassieke gestudeerd?”

Ja, dat wel, maar mijn allerliefste oudere broer heeft economie gedaan, en ik zat bijna onvermijdelijk ook voortdurend in de toenmalige Yucca, het café van de VEK, ging mee op alle uitstappen, organiseerde vanalles mee, was volwaardig VEKker, compleet met lidkaart en al. Ik was een schaduwlid van het praesidium bij momenten, maar als classica kon ik uiteraard niet meedoen (ik was trouwens praeses van mijn eigen Klassieke Kring, dat zou wat moeilijk geworden zijn).

Maar in het kwisconvent zit ik dus wel, en vanavond was het onze beurt om de kwis te organiseren. Ik heb me onledig gehouden met het opstellen met de vragen, veertig stuks in totaal, niet teveel voor de hand liggend, maar ook niet aartsmoeilijk… Het is een precair evenwicht, en ik denk dat ik er wonderwel in geslaagd ben, compleet met rode draad in de vragenrondes en al. Gelukkig heb ik ook wel wat hulp gekregen van de andere teamleden, nog bedankt daarvoor! Het feit dat sommige spelers expliciet kwamen melden dat ze het een goeie kwis vonden, deed wel deugd.

Eigenlijk ben ik nu wel een beetje trots op mezelf. Dat mag ook wel eens een keertje, nee?