Geocachen op de fiets in Maarkedal

Geen vakantie zonder minstens één dagje geocachen met Véronique, toch?

Deze keer spraken we af om een kapelletjesroute te doen in Maarkedal, vlakbij Ronse dus, en de thuisbasis van mijn liefste. De jongens laadden mijn fiets op de drager en ik reed, eigenlijk al op het laatste, naar Ronse om er Véro met fiets op te pikken.

Iets later stonden we aan ons eerste kapelletje voor een zeer fijne route langs 18 caches, enkele kapelletjes en een joekel van een huis dat prachtig in het glooiende landschap opging.

We aten koekjes, dronken thee, kletsten en fietsten. En zochten ongelofelijk lang op enkele caches die we toch niet vonden. En keerden zelfs terug om na een hint nog verder te zoeken, maar helaas.

Het was na achten tegen dat ik thuis was, maar wat een heerlijke, rustige, stille, ontspannen dag!

Nieuw Gent

Vandaag moest ik bij Kim in de Kikvorslaan zijn, een zijstraat van de Depintelaan in Nieuw Gent. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om eerst nog in het Leebeekpark een bonuscache op te pikken, eentje die daar al opgelost lag sinds 2018, zo bleek.

Vervolgens reed ik naar Kim, maar in het passeren spotte ik een aantal prachtige graffiti die ik uiteraard niet niét kon fotograferen.

En na de tiramisu en het passen van de Aetherkledij was er natuurlijk ook nog het mega schattige beeldje dat aan Kims voordeur staat.

In het naar huis rijden wilde ik nog een cache oppikken en verzeilde ik zowaar in een heel knap park – parkje zou het oneer aandoen – waarvan ik het bestaan ook niet wist. Nota bene aan de afrit van de R4 aan het UZGent, en dus ook vlak bij Barts kantoor. De moeite waard, dat Vossenpark.

Enfin, al bij al een zalige zaterdagnamiddag in de vakantie. En dan moest de Vampiresessie ’s avonds nog komen!

Fijn bezoek

Je weet dat het bezoek fijn was, als je er zelfs geen moment aan gedacht hebt om een foto te nemen.

Een paar weken geleden contacteerde Lorre me: of hij en Koen niet mochten blijven slapen bij ons. Niet dat hij de gewoonte heeft om zichzelf uit te nodigen, ik had hem al vaker gezegd dat als ze in Gent moesten zijn, ze hier mochten komen slapen.
Deze morgen moesten ze om 09.00 uur in de Voskenslaan zijn voor een zeer belangrijk gesprek en aangezien ze bij Boom wonen en dat dat toch een uurtje rijden is zonder file, leek dat niet ideaal.

Ze kwamen hier iets na achten toe met zowaar een gigantische kumquatplant! Lorre had me gevraagd waar hij me een plezier mee kon doen, en omdat ik wist dat het toch niet ging helpen als ik zei dat hij echt niks moest meebrengen, had ik gesproken van een klein plantje. Juist ja.

Er werd heerlijk gekletst, behoorlijk wat mede gedronken, en ik maakte zowaar nog kaneelbroodjes voor bij het ontbijt. Lorre kroop wat vroeger in bed, ik bleef nog kletsen met Koen tot middernacht en toen was het ook voor ons welletjes.

Deze ochtend zaten we om half acht aan het ontbijt en om half negen stipt waren ze de deur uit. En ik, ik had een zalige avond en ochtend met een van mijn meest favoriete koppels.

Oh, enne… ik heb een kumquat!

Schilde

Vandaag was ik in Schilde, maar ik was er liever niet geweest. En toch was er geen plek waar ik deze morgen anders had willen zijn. Er was namelijk de uitvaartdienst voor Bib. Of Tano, zoals zijn recentere vrienden hem kenden. Gaetan, zoals hij officieel heette. Vaenguard, zoals hij voor mij altijd zal blijven.

Er was een massa volk, en ik had niet anders verwacht. Ik stond een serieus paar straten verder geparkeerd, op de parking van een op zaterdag gesloten bedrijf. Daar had ook net René zijn auto gezet. René, de gast die mij heeft leren larpen, mijn grote sjamaan, mijn lichtend voorbeeld. Degene die sjamaan was voor zowel mij als Vaenguard, die geregeld had dat wij tweeën moesten trouwen voor het welzijn van de stam. Het deed vooral heel veel deugd om René daar te zien. En later zag ik ook Raf, en Bruno uit lang vervlogen tijden, en Tom. Ook dat deed  deugd. Dat zelfs meer dan twintig jaar later daar nog steeds mensen waren uit de tribe die de larpwereld toch vormt. Dat we hem niet vergeten waren.

De uitvaart zelf was mooi. En triest. En soms ook grappig. Er waren sprekers van zijn familie, en van zijn wielerclub, en van de skivrienden, en vooral ook van zijn baseballclub. Ellen, Bibs vrouw, is maar in zijn leven gekomen in 2007, na zijn larpcarrière, zij kent dus niemand van ons. Maar blijkbaar had hij er soms wel over verteld, ze wist wie ik was. Toen dan ook “La Tribu de Dana” van Manau speelde, was het eventjes te veel voor me. Dat is een liedje dat alle larpers, maar vooral barbaren, nauw aan het hart ligt. Vaengie speelde dat altijd in de auto op weg naar larp, dat wist ik. Er waren geen larpfoto’s in de lange, prachtige collages, maar dat was begrijpelijk. Ik denk niet dat Ellen die had.

En toch, voor vijf mensen in dat immense eerbetoon was hij de onverschrokken barbarenleider, de ene gast die ik ooit berserk heb zien gaan tot er schuim op zijn lippen stond. En nee, dat was geen schuimpil. Het beeld dat ik voor ogen heb, is van een jonge viriele kerel, gekleed in bont en zwart leer, met kortgeknipte krullen, een zwaard in de ene hand en een knots in de andere, en met een grote grijns en pretlichtjes in zijn ogen.

Ik heb bij het groeten een ‘clubke’ bij de rest van de parafernalia gelegd. Een touwtje met wat kralen en een afgebroken botje. Eentje dat hij al die jaren heeft gedragen en dat ik na de dood van Vaengie altijd droeg als sjamaan. Eentje dat al die jaren in de larpkamer was blijven liggen. Ik hoop maar dat Ellen het niet zomaar in de vuilbak gooit, maar ze heeft daar alle recht toe. Per slot van rekening heeft het zijn doel gediend.

Ik ben na de uitvaart nog even blijven napraten met de rest van de larpers en ben toen in Schilde nog wat caches gaan zoeken. In de bossen, in het groen. Ik moest uitwaaien, ik wilde even alleen zijn. Van het ene spel naar het andere, het leek me niet ongepast. En ook dat kapelletje dat ik tegenkwam, leek op een of andere manier best wel thuis te horen in het moment.

Dit is er eentje voor jou, Vaenguard. Een liedje waar ik altijd al emotioneel van werd, maar dat ik nu wellicht nooit meer zal beluisteren zonder tranen in mijn ogen.
Tranen die niet onwelkom zullen zijn.

Het ga je goed, Vaengie. Ik zie je wel in de hallen van de Voorouders.

Talloor d’Or

Toen ik aan Bart vroeg om me een fijn restaurantje voor te stellen om samen met Gwen te gaan eten, zei hij onmiddellijk: Talloor d’Or! Ik belde en had zowaar nog een reservatie te pakken. Pas toen ik al had opgehangen, zei Bart dat het niet zomaar een bistrootje of zo was, maar wel een deftig restaurant dat je absoluut niet in Ledeberg zou verwachten. Ha bon? Gwen en ik gaan meestal naar de Griek of de Italiaan of zo…

Parkeerplaats bleek al geen evidentie te zijn: Ledebergplein én omliggende straten waren compleet volgeparkeerd, het bleek effectief quasi onmogelijk om een legaal plekje te vinden. Maar iets voor achten zaten Gwen en ik dus wel degelijk aan tafel en stelden we vast dat het inderdaad net iets duurder en gelukkig ook beter was dan hetgene waar wij meestal voor gaan.

We opteerden, zoals meestal, voor een aperitief, hoofdgerecht en dessert: een voorgerecht hoeft niet, zeker niet omdat het midden in de week was. Bij het aperitief – iets met gember, maar er staat geen kaart online – kwamen er verschillende hapjes. Geen idee meer wat ik precies had als hoofdgerecht, maar lekker was het zeker! Gwen nam een vegetarisch gerecht – Knolselder – hazelnootboter – prei – vin jaune – en was ook zeer aangenaam verrast. En als dessert was er voor mij Chocolade ganache – gezouten karamel – pistache – heel zwaar maar heel erg lekker – en voor haar Rabarber – basilicum – yoghurt – hibiscus.

Goedkoop was het er niet, maar wel onverwacht lekker, want zoiets verwacht je inderdaad niet in Ledeberg.

En verder? We hadden opnieuw een zeer fijne avond met onze standaard babbel over de kinderen, het werk, Latijn in het algemeen…

33 jaar beste vriendinnen and counting, jawel!

Dagje Doornik

Het ging de beste dag van de week worden, zeiden ze, het werd de meest grijze en grauwe, met heel af en toe een paar druppels.

Véronique en ik lieten het niet aan ons hart komen: ik pikte haar op rond kwart over elf – ik passeer létterlijk aan haar deur, en ze ging zelf rijden, of wa? – en een half uur later stonden we in een grijs, maar wel mooi Doornik. Ik kende het nog van de rugbymatchen, maar nu hebben we de meest bizarre plekjes bezocht en de raarste straatjes doorwandeld. Zoals Véro zegt: ze moet een stad eigenlijk drie keer bezoeken: een keer met haar gezin, een keer met haar ma en een keer met mij, en het is elke keer compleet anders. Geocachen doet je natuurlijk wel plekjes ontdekken…

Tegen zes uur ’s avonds zijn we afgeklokt op 7 fysieke caches en maar liefst 23 labcaches, voor een totaal van 30 caches, jawel. We hebben ook besloten dat we nog eens terugkomen met de fietsen als het beter weer is: dan kunnen we nog meer zien en de caches in de buitenwijken doen.

En het moet natuurlijk lukken: het café waar we op goed geluk binnenwaaiden om een koffie te drinken, bleek een spelletjescafé te zijn. Ik voelde me meteen thuis!

Véronique stuurde me ook een hele reeks foto’s door, en ik mag er hier ook enkele van publiceren. Geniet maar mee!