Het Leen

Gisteren zaten we in Brussel, vandaag reed ik naar Ronse om Nelly te bezoeken in het ziekenhuis – ze is gevallen en heeft haar heup gebroken – en wat spulletjes te halen op haar appartement.

Maar eergisteren was het al bij al wel mooi weer, en wilde ik opnieuw niet gewoon binnen zitten. Ik dacht dat de magnolia’s nog zouden bloeien en reed naar Eeklo, naar het Leen, om daar in het arboretum de prachtige collectie te bewonderen. De laatste keer dat ik geweest was, was in 2016 met ons ma en pa, en toen stonden ze op 05 april nog volop in bloei. In 2015 was ik er op 16 april, dus nog een week later dan dit jaar, en ook toen kon ik ze nog in al hun glorie aanschouwen. Helaas, op die tien jaar is de lente duidelijk opgeschoven, want ik was op 10 april dus te laat. Hier en daar bloeide er nog een laatbloeier, maar ik genoot al meer van de rododendrons die het beste van zichzelf aan het geven waren.

Meteen pikte ik vijf labcachekes daar ter plaatse mee, en enkele gewone caches. Ik genoot van de camelia’s en ook van de uitkijktoren, al vond ik dat ding wel wat griezelig. En toen reed ik ook nog Eeklo zelf binnen om nog enkele extra caches te vinden, wat niet altijd even vlot lukte.

Mooie dingen gezien, dat wel. Ik was pas na zevenen thuis, dat zegt genoeg. En gelukkig ook geen regen gehad, ik heb zelfs in mijn T-shirt kunnen lopen. Komt dat tegen, zeg!

Dagje Brussel

Bart en ik zijn vorig jaar in de paasvakantie naar Lissabon geweest, maar een meerdaagse citytrip was dit jaar niet nodig, vonden we: we gaan deze zomer met het hele gezin naar Canada en dat zal ons al een arm en een been kosten, het is welletjes.

Maar dat betekent niet dat we op onze kunsthonger moesten blijven zitten, toch? Bart had de dag vrij gehouden vandaag, en zelfs al een aantal dingen geboekt. We wilden namelijk allebei graag de tentoonstellingen rond de surrealisten zien, en uiteraard dan ook deftig gaan eten, nu we toch in Brussel waren.

Wolf zette ons tegen tien uur af aan het station, tegen elf uur liepen we het Museum voor Schone Kunsten binnen. Ik wist oprecht niet hoeveel topwerken hier hangen: Rubens, Breughel(s), Marat, Bosch, Titiaan, Van Eyck, noem maar op. Eigenlijk is het te groot om in één keer te doen, mijn rug apprecieert musea ook niet zo hard, dat is te traag en te veel rechtstaan. Maar ik heb genoten, ik vond het prachtig! Dit is duidelijk een museum waar ik terug wil komen, en het was dan ook nog eens gratis als leraar.

En ook: ik geniet van de kleine details. De plooien in een gewaad, de aders op een hand, een hondje, de lelijkheid en volwassen tronies van sommige baby’s…

Soit, we liepen terug richting Bozar en zaten om half één aan tafel in het sterrenrestaurant aldaar, bij Karen Torosyan. En ja, het mag dan ‘enkel’ lunch geweest zijn, het was top. Verfijnd, origineel, niet te zwaar… En dat briochebroodje, dat was om bij te kruipen.

Bon, toch een beetje een middagdipje na dat eten, maar we moesten niet wandelen: de tentoonstelling ‘Histoire de ne pas rire’ was in diezelfde Bozar. Bij de ingang trokken we even grote ogen: drie schoolgroepen kregen uitleg van een gids, en daar kon je je als losse bezoeker zelfs bijna niet voorbij wringen. En het was er sowieso wel echt druk: de tentoonstelling is duidelijk populair. Terecht, overigens: we zijn er een pak langer gebleven dan verwacht en dan mijn rug eigenlijk toeliet. Tsja.

Ja, Bart en ik zijn allebei ook nogal zot van typografie, voor alle duidelijkheid. Knap, knap. Blij dat ik het gezien heb!

Maar toen wilde de rug echt niet meer mee, en ik voelde me eigenlijk ook niet zo lekker. Bart legde de connectie voor me: het dessert was sabayon, met dus alcohol in, en ja, dat was dus het gevoel van misselijkheid. Meh.

Bon, we liepen terug, namen de trein, lieten Wolf ons ophalen, en ik plofte in de zetel. Heerlijke dag gehad, dat zeker. Zo eentje waarvan de batterijen opladen.

Ontbijtje met mijn bestie

Het hoeft niet altijd een etentje ’s avonds te zijn, vonden Gwen en ik, en dus gingen we nog eens ontbijten. Ze stelde Take Five voor, beneden aan de Grote Huidevettershoek, met zicht op de Krook. Altijd fijn, natuurlijk.

Het aanbod is niet immens, de bediening spreekt enkel Engels, maar het was wel oké. Allez, Gwen was niet echt enthousiast over haar koude ontbijtbrij – ze had verwacht dat het warm ging zijn – maar ik vond het mijne echt wel lekker, ook al was het fruit niet bijzonder rijp.

Aangezien we allebei met de fiets waren, reden we op mijn vraag nog even naar de Kluyskensstraat, in de lente de mooiste straat van Gent door de bloeiende kerselaars. Jammer genoeg waren we blijkbaar toch een week te laat, want ze waren misschien nog niet helemaal uitgebloeid, maar de groene blaadjes piepten er al overal door en het algemene effect is daardoor jammer genoeg weg.

Ter vergelijking: een foto van op exact dezelfde dag vorig jaar:

Een typisch vakantiedagje

Helemaal uitgewaaid en vrolijk fietste ik weer naar huis: stralend weer, lekker eten en vooral fijn gezelschap: wat wil ne mens meer?

Vakantie…

Ik ben moe. Maar écht moe. Het zijn hectische weken geweest en ik slaap niet bijzonder goed, dat is waar. Ik word er ook niet jonger op. Maar de kinderen vragen veel minder energie dan vroeger en nemen me regelmatig taken uit handen. En Bart doet de boodschappen en kookt en zo, en ik heb een kuisvrouw – allez ja, toch meestal.

Ik vermoed dat dat eeuwige regenweer er ook wel iets mee te maken heeft: ik snak naar zon. En dan niet zomaar eventjes een paar uur tussendoor, of een enkel dagje, maar echt gewoon zon. Lente. Goed weer.

Want ik ben moe. Echt moe. Thank the gods voor de vakantie: ik ben niet van plan een enkele klop te doen. Ik ga lezen. En schrijven. En wel wat taakjes links en rechts. En dutjes. Vooral ook dat.

Een dagje Parijs

Mijn lief had een snood plan opgevat: in Parijs, in de Fondation Louis Vuitton, loopt momenteel namelijk een overzichtstentoonstelling van Mark Rothko, iets wat we allebei echt wel graag wilden zien. En waarom dat niet een dagje Parijs?

Om kwart voor acht reden we richting Rijsel, om kwart over negen reden we daar het station uit op de TGV, om kwart over tien stonden we in Paris Gare du Nord. Makkelijker wordt het toch niet?

Ondertussen had Bart wel al een bericht gekregen dat het Centre Pompidou, waar we in de namiddag naartoe wilden, vandaag gesloten was door een vakbondsactie. Meh. Maar achteraf gezien was dat maar best ook, want het zou me absoluut niet gelukt zijn dat er nog bij te nemen, aangezien de rug echt niet optimaal is. Maar bon, ik ging er het beste van maken vandaag, en we gingen wel zien hoe ver de rug wilde meewerken.

We namen de metro (2.10 euro per rit, daar kan je niet voor sukkelen) naar de Sablon en wandelden daar nog een goeie tien minuten naar de Fondation Louis Vuitton, een prachtig bizar gebouw van Frank Gehry. Ik wist overigens niet dat dat zo ver buiten het centrum van Parijs lag, aan de rand van de Bois de Boulogne, nog buiten de Péripherique, zo’n 7 km in vogelvlucht van Hôtel de Ville.

We hadden tickets voor 11.30 uur en hadden verwacht dat we dan zomaar binnen konden lopen. Niet dus: er stond een rij van ettelijke tientallen meters aan te schuiven voor dat uur. Hmpf. Daar had mijn rug niet op gerekend… Maar toen zag ik in de rij mijn collega Sylvie staan! Die hadden tickets voor één uur, maar wilden eerst iets gaan eten. We zijn dan maar van plaats verwisseld, zij zijn langs een andere ingang naar het restaurant gegaan. Maar gelukkig ging na een kwartier de hele rij alsnog vlot binnen: iedereen moest door de scanner, vandaar. Ik snapte ook wel dat er strikt met uren werd gewerkt: het was er druk binnen, maar nog net doenbaar.

Ik leende een vouwstoeltje uit bij de balie, en liet me daarna onderdompelen in de wereld van Rothko. Eerlijk? Ik wist niet goed op voorhand wat ik moest denken van die gekleurde vierkanten, maar dat is ook niet weer te geven op reproductie. Rothko kan namelijk écht wel schilderen, zo bewijzen zijn eerste figuratieve werken. Maar wat hij doet met die “vierkanten en rechthoeken”, dat is… buitengewoon. Hij slaagt erin licht te vangen op een onnavolgbare wijze. Ik heb soms wel tien minuten zitten staren naar een van zijn kleurvlakken en werd helemaal meegevoerd. De moeite, echt waar. Onderstaande foto’s doen de schilderijen dan ook echt geen recht, maar bon.

Toen gingen we nog even buiten op de terrassen van het gebouw lopen, met een prachtig uitzicht over de Bois de Boulogne, en een glimp van de Eiffeltoren.

En toen was het al over half twee en was het op bij mij. Ik moest dringend zitten en eten, en vooral de pijn onder controle proberen houden. We wandelden dus terug richting de Sablon en waaiden daar Le Jardin binnen, een typische Franse brasserie met van die kleine tafeltjes en oogrollende Parijse obers die je het gevoel geven dat je mag blij zijn dat ze je überhaupt willen bedienen.

Na een klein akkefietje met pepersaus en omkiepende borden – later daarover meer – gingen we weer de metro op richting Arts et Métiers, waar we tot mijn grote vreugde in het metrostation verzeilden dat ik vorig jaar gemist had met Merel, en dat ik echt wel wilde zien. Die van Les Tuileries en Le Louvre waren anders ook niet mis. Leuk wat ze met die metrostations allemaal doen.

En ja, ik was blij om in Parijs te zijn.

We liepen naar de galerij waar Stephan Vanfleteren een tentoonstelling heeft – de reden waarom we deze vakantie naar Parijs gekomen zijn en niet ergens in februari of maart – en zagen dat het goed was. Zoals Bart zei: wat Rothko met licht doet in zijn schilderijen, doet Vanfleteren in zijn foto’s.

En toen had ik mijn tweede akkefietje van de dag, iets met een jas over mijn arm en plakletters en maken dat we weg waren en zo. Zoals Bart zei: “Met u kunt ge ook nergens komen…”

Oeps.

We wandelden verder richting Les Halles, gingen een koffietje drinken, zagen dat er in de winkel van Wasted Paris – Wolfs lievelingsmerk – geen halve zak te vinden was, liepen naar het grote hoofd aan Saint-Eustache, en besloten toen om te voet doorheen Parijs richting Gare du Nord te wandelen, via een aantal redelijk Aziatisch en roze geïnspireerde straten. Dat was maar een goeie twee kilometer, maar ik had beter moeten weten: het was net te veel voor mij. Tsja.

Soit, we waren ruim op tijd in Gare du Nord, vonden nog een tafeltje bij de Starbucks en zaten tegen half zeven op de trein, die een kwartiertje later vertrok en tegen kwart voor acht in Rijsel was.

Daar gingen we nog sushi eten en tegen tien uur zaten we moe maar voldaan in onze eigen zetel.

De moeite waard? Jazeker! Doenbaar op één dag? Zeker en vast! Goed voor de rug? Absoluut niet! Maar ben ik blij dat we het gedaan hebben? Volmondig ja.

Dit was de vakantie van 2023

Vaak heb ik op het einde van de grote vakantie het gevoel dat ik niks gedaan heb en dat die vakantie voorbij is gevlogen. Nu, dat vliegen, ja, dat was ook deze keer het geval, en dat gevoel dat ik niks zinnigs gedaan heb, eigenlijk ook. Maar deze keer weet ik waaraan dat ligt: het rotweer. Ik wilde enkele uitstapjes maken, bijvoorbeeld naar Rijsel, of meer gaan geocachen, maar in de regen is daar weinig lol aan. Wel heb ik zowat elke goeie dag echt wel gebruikt om iets te doen. En mijn cursussen hebben niet geleden onder het regenweer…

Als ik even oplijst wat ik zoal gedaan heb, blijkt dat toch nog een en ander te zijn, ondanks het weer.

Dus ja, ondanks het mindere weer en de kapotte voet toch een goed gevulde vakantie met eigenlijk best veel volk, al heb ik lang niet iedereen gezien die ik wilde.

Maar ik kijk er met een fijn gevoel op terug, en dat is heel veel waard. Op naar het volgende schooljaar!

Project kast en bureau

Behalve het herschilderen van Merels bureau had ik nog niet bepaald veel uitgespookt hier in huis. Geen idee vanwaar de plotse lust tot opruimen me bekroop, maar die was er plots wel, en ik ging er zeker niet tegenin gaan.

Mijn grote – echt wel grote – bureaukast was me al langer een doorn in het oog. Enfin, dat gecombineerd met mijn bureau dat maar niet opgeruimd raakte omdat de helft ervan in de overvolle rommelkast moest. En die kast kon ik maar beginnen opruimen als ik voldoende tijd had en de rug dus meewilde. Een geval van yak shaving dus.

Soit, de beginsituatie van de kast was als volgt:

Oude cursussen, oude facturen, oude documenten, doosjes allerhande en dingen die er dus zonder meer zijn ingepoeft wegens geen zin en tijd om op te ruimen.

Ik ben rechtsboven begonnen, heb systematisch boord per boord leeggemaakt en van elk item bepaald waar het naartoe moest én dat ook uitgevoerd. En ja, dat was niet op één dag, dat heb ik in stagekes gedaan, ook al omdat de rug dat niet fijn vindt. Ik heb er twee grote dozen papier uitgehaald, een grote vuilzak afval, een hele zak PMD.

En toen was de hele kast in orde. Tot mijn eigen grote verbazing.

Op dat moment was mijn bureau nog een slagveld met enkele grote stapels papier en rommel. Ik heb er geen foto van genomen, maar denk dit:

Verder dan het onderstaande ben ik qua opruimen in de voorbije twintig jaar ook nooit geraakt:

En toen was er nu plots dit:

Jawel.

Ik kan er zelf ook nog niet passeren zonder de nodige verwondering en trots.

En mijn kuisvrouw is luidop in de lach geschoten toen ze het zag, puur uit ongeloof. Ze geeft het een week…

Altijd-onderweg-zoon

Véronique gebruikte destijds die bewoordingen om een van haar zonen te beschrijven, en tegenwoordig is dat perfect van toepassing op onze Kobe.

Net zestien geworden, maar eigenlijk nooit thuis. Hij zal de hele vakantie geen tien dagen thuis geweest zijn, denk ik, en dat begon eigenlijk zelfs al in juni. En het probleem is: ik kan hem niks weigeren omdat ik niet inzie waarom ik dat zou doen: hij kan maar deugd hebben van zijn leven, toch?

Na zijn examens, dus nog voor zijn rapport, is hij vier dagen gaan kamperen met zijn scoutsvrienden in de Ardennen. Vijftien dus nog, en hij moest me dus wel laten weten waar hij precies zat. De campings waren ook op voorhand geboekt, gelukkig maar.

Op donderdag kwam hij thuis, vrijdagvoormiddag moest hij nog op school zijn, en van school uit vertrok hij met de fiets naar het station, naar Werchter voor de Red Hot Chili Peppers. Pas tegen half vijf – het concert duurde lang, de trein liet op zich wachten, de rit duurde anderhalf uur, en toen moest hij nog fietsen – lag hij in zijn bed. Gelukkig kon hij de zaterdag wat bijslapen, want op zondag was er het lentefeest van Marne, en op maandag stond hij op het speelplein van Wippelgem. Dat doet hij als vakantiejob samen met zijn scoutsvrienden. Voor het geld hoeft hij het niet te doen: als vijftienjarige zonder brevet krijgt hij 15 euro per dag daarvoor. Zodra hij 16 wordt gaat het omhoog, en zodra hij ook zijn stage heeft gedaan, gaat het naar 35. En wanneer hij 18 is en hoofdleiding, is het een volwaardige job aan 12 euro per uur. Maar nu is het eigenlijk nog een combinatie van lol met de vrienden en een beetje extra zakgeld. Hij is er wel de hele week voor weg van half negen ’s morgens tot half zeven ’s avonds.

Dan was hij het weekend wel min of meer thuis, al is er altijd wel iets te doen; hangen in de tuin van Rhune of in de garage van Suzanne, of naar het Parkcafé of…

Op woensdag vertrok hij richting gewoon scoutskamp voor een week, om de donderdagmiddag thuis te komen. Vrijdag en zaterdag net genoeg tijd om alles te wassen en eventjes bij te slapen, op zondag was hij weer weg naar Zuid-Korea…

Daarvan is hij op een maandagnacht thuisgekomen, dinsdag heeft hij bijgeslapen, en woensdag, jawel, stond hij alweer op het speelplein. Als hij namelijk zijn stage nog deze vakantie wilde afwerken, moest hij wel, verklaarde hij. Ook de week van 21 augustus was een volledige speelpleinweek, met ’s avonds de nodige extra activiteiten, en in het weekend was er Woodrock waar hij enkele shifts draaide als toiletmadam.

En die laatste dagen van de vakantie kon hij zijn maten toch niet in de steek laten op het speelplein? Toch? Dus ja, ook morgen en overmorgen staat hij nog in Wippelgem.

Woensdag en donderdag zal hij thuis zijn. Denk ik. Hoop ik.

En dan begint de school weer en gaan we dat weg zijn grondig terugschroeven. Eerst moet hij bewijzen dat zijn Frans en zijn wiskunde wél goed kunnen zijn, en dan zien we wel weer…

Kobe, mijn altijd-onderweg-zoon. Benieuwd waar hij zal eindigen.