Canada dag 12: watervallen. Veel.

Vandaag werd een overgangsdag met extra veel water: we ontbeten op de kamer met cornflakes en zaten tegen tien uur in de auto. Een half uurtje later stonden we al aan de eerste halte: de waterval aan Baie-Saint-Anne, waar je met diverse hangbruggen over het water kan en je ook de Air Canyon kan doen over diezelfde waterval. Je wordt met 50 km per uur over de waterval geschoten, op een zeer respectabele hoogte. Dat deed Merel en mij meteen besluiten om dat NIET te doen, maar de heren zagen dat volledig zitten.

Ondertussen liepen Merel en ik al wat verder over de waterval zelf, en ja, die is indrukwekkend. Wat een massa water, wat een lawaai! Vandaar ook de bijhorende filmpjes, het was echt wel de moeite. Bij het derde filmpje overigens echt kijken tot het einde.

Bon, het was nog geen twaalf uur en het was ook maar een half uurtje rijden naar de volgende stop: de waterval van Montmorency, aan de rand van Quebec stad. Daar was het nog een pak toeristischer, maar we moeten niet zagen: we liepen er per slot van rekening ook.

Parking één stond vol, we werden richting parking twee gedirigeerd en kregen van de ticketverkoper de raad om snel aan te schuiven bij de kabelbaan want het was druk. Gelukkig viel dat nog mee: amper tien minuten, denk ik, maar wel in de volle zon. Nog een chance dat die kabelbaan er is, want het alternatief was 450 trappen. Dàchten we, want toen we boven waren, zagen we dat daar ook nog een grote parking bleek te zijn. Soit, we zochten een picknicktafel in de schaduw en aten daar onze ’s ochtends gesmeerde boterhammetjes op (en repareerden en passant Merels losgeschoten veertje van haar beugel).

Daarna gingen we de waterval zelf van dichtbij bekijken, toch van boven uit.

We liepen ook nog even beneden tot aan de waterval (en werden goed nat) en toen was ook dat welletjes, vonden we.

Een dik kwartier later stonden we aan hotel La Concorde in Quebec zelf, een van de zeer herkenbare torens aldaar, met bovenaan het ronddraaiende restaurant Le Ciel.

De kinderen zaten op de 23ste verdieping, wijzelf op de 21ste: ruime, gerieflijke kamers in een toch wel wat ouder gebouw, ja. Er stonden twee grote bedden op de kamer, en Bart en ik hebben dan elk maar eentje gekozen, gewoon om eens zot te doen. En rustig te slapen, met elk een eigen donsbed, dat ook.

Als er, na al het rondgeloop van de voormiddag, nog zin was geweest om nog meteen Quebec te gaan verkennen, dan werd die ons door waterval drie eventjes ontnomen: het begon te gieten, maar echt te gieten: het water kletterde zo hard tegen de ruit dat het zelfs binnenstroomde via een lek bovenaan.

Maar tegen zeven uur waren we weer allemaal wat uitgerust en afgekoeld en trokken we de stad in, op zoek naar een deftige poutine. Ha ja, want we waren intussen veertien dagen in de provincie Quebec en hadden dat nog niet eens geproefd. Wolf leidde ons feilloos naar Poutineville, een keten die uitstekende recensies krijgt. Euh… het was niet slecht, maar poutine is niet mijn ding, vrees ik. Alleen Kobe zag dat echt helemaal zitten, maar die eet thuis dan ook al graag eens een kapsalon.

Toen was de rest moe en wilden ze terug naar het hotel, maar ik had nog wat energie over – ADHD much? – en liep rustig nog wat rond in de stilaan donker wordende stad om geocaches en labcaches te zoeken. Dat laatste verliep niet zo vlot, omdat er verschillende festivals aan de gang waren: een operafestival, maar vooral ook een festival van La Nouvelle France, waarbij een park en verschillende straten volledig waren afgesloten met podia en dergelijke, betalend. Tsja… Maar het gaf wel extra sfeer, ja.

En toen was er ook nog het uitzicht vanuit onze kamer over de nachtelijke stad.

Slaapwel, Quebec!

Canada dag 11: kajakken, geocachen en rondlopen

We sliepen heerlijk in deze prachtige hotelkamer, maar zaten om half negen al aan het ontbijtbuffet. Dik in orde, overigens, we hadden ook niets anders verwacht. En het weer, dat was weer helemaal opgeklaard, klaar voor opnieuw een bloedhete dag. Ook de Canadezen zelf vinden het warm, dit blijkt ook voor hen een hittegolf te zijn.

We aten dus op ’t gemakje, hielden het rustig – deze namiddag kajakken, vandaar – en spraken af om om half elf even in het stadje zelf te gaan rondlopen, boodschappen te doen voor een picknick – we hebben het stilaan gehad met het vetrijke restauranteten – en dan tegen half twee naar de kajak te gaan. Wel, Baie-Saint-Paul – of Charlevoix, ik ben er nog niet uit wat het precies was – is bijzonder toeristisch: overal volk, allemaal restaurantjes met dezelfde stijl goedkoop eten zoals burgers en frieten en ribbetjes, souvenirwinkeltjes en vooral heel veel kunsttoestanden, of toch would-be-kunst. Blijkbaar zou het een kunstenaarsdorp moeten zijn. Best wel charmant, maar alweer bloedheet…

Achter de parking van het hotel ligt een heerlijk voetgangersstraatje met picknickbanken en zelfs hele leuke picknicktafels met stoeltjes, maar die lagen in de zon, die hebben we dus overgeslagen. Hoe fijn de hotelkamer ook is, er is niet bepaald een tafel waar je met vijf aan kan zitten, vandaar.

En toen bracht ik de rest van het gezin naar het strand – letterlijk, aan de samenvloeiing van Saguenay en Rivière Saint-Laurent, op 800 km van de echte zee – waar ze zich met een busjes en de kajaks 8 km verderop lieten droppen om dan terug te varen.

Zelf zag ik dat absoluut niet zitten, dit is een beweging die voor mijn rug aan geen kanten verantwoord zou zijn, en dus ging ik maar geocachen. En het is ongelofelijk op welke plekjes je dan allemaal komt, zoals doorheen een park, en dan wat naar beneden door bos om aan een strand van diezelfde Saguenay uit te komen. Ik zag het niet zitten om te wachten tot ze hier met de kajak gingen voorbijkomen, maar mooi was het wel. En dan minder mooie plekjes, dat ook, maar wel caches. En ook zowat de vreemdste locatie ooit: temidden van de steenwoestijn van een gigantische parking voor verschillende grote winkels ligt een oase. Als in: enkele bomen, een heuse picknicktafel, een monumentje, een beeld en zelfs nog oude kerstversiering. En rondomrond dus de immense leegte van die parking. Bizar!

Om half vijf mocht ik hen opnieuw ophalen, aten we een ijsje om te bekomen en keerden we terug naar het hotel om af te koelen en wat bij te komen – zij althans, voor mij hoefde dat eigenlijk nog niet.

En tegen zeven uur liepen we terug naar het centrum om daar – na even wachten – eigenlijk bijzonder lekker te eten in een van de lokale toeristenvalletjes op het terras. Bart koos zelfs de lokale poutine: een typisch Quebecaanse (?) vorm van fastfood: frieten met een dikke bruine saus – denk stoverijsaus zonder het vlees – en stukjes kaas, in de stijl van haloumi of feta. Beetje vreemd, lijkt wat op een kapsalon.

Soit, we waren steendood, hadden allemaal te veel gegeten, een ijsje hoefde dus niet, en we keerden terug naar ons hotel, waar de kinderen wel nog gingen zwemmen in het grote buitenzwembad.

Fijne dag, alweer. Jawel.

Canada dag 10: regen, walvissen en phoques in Tadoussac

We stonden op om acht uur, zaten om negen uur aan een ontbijt à la carte maar nog best betaalbaar, en stapten om iets over tien, gepakt en gezakt, in de auto. In de gietende regen, jawel.

De baan ging op en neer, heen en weer, langs de Saguenay maar ook gewoon door de heuvels/bergen, soms vrij hoog, soms bijzonder steil, en dus de hele tijd nat. Zo’n twee uur. We stapten even uit aan Baie Sainte-Marguerite, maar hadden niet de tijd om ook echt een wandeling te maken tot aan het water om eventueel beluga’s te spotten. Maar het was er wel mooi, en het druppelde nog amper.

We reden nog een goed half uur verder tot aan Tadoussac: een klein, bijzonder toeristisch stadje dat volledig in het teken van de walvis en de beluga staat: niet te doen! Bijzonder veel volk, en ook heel veel geluk gehad met een parkeerplaatsje vlakbij waar we moesten zijn, compleet met een picknicktafel en een toiletje. Yup, de openbare voorzieningen hier in Canada zijn meer dan oké. En intussen was het ongeveer gestopt met regenen en was het eigenlijk behoorlijk warm.

Bizar was ook dat er mist hing over de baai, terwijl we nergens anders mist hadden gezien. Het ene moment kon je vrij ver kijken, tien seconden later zag je niks meer. En dat zullen we geweten hebben: we zijn het water op gegaan in toch wel redelijk dikke mist.

Want ja, we zijn dus walvissen gaan spotten daar op het water van de Saint-Lawrence rivier, waar de Saguenay er in uitkomt: dat geeft blijkbaar zeer veel voedsel in het water waardoor er veel walvissen komen voeden. Alleen… er hing al twee weken een dikke mist, en dat heeft zijn voor- en zijn nadelen. Het nadeel is dat je geen zak ziet en je dus moet luisteren of er ergens een walvis boven water komt en spuit in plaats van dat je de spuit ziet. Het voordeel is dat de zon niet in het water schijnt, waardoor de krill meer aan de oppervlakte hangt en de walvissen dan ook meer aan de oppervlakte komen voeden.

Eerst gingen we in de zodiac met een rotvaart ervandoor, en al snel waren we allemaal jaloers op Merel, die vooraf had staan zweten in T-shirt en vestje onder dat knaloranje visserspak. Maar op die boot werd het al snel berekoud…

Na een kwartier of zo vertraagde de kapitein en legde ze de boot zelfs helemaal stil: we moesten luisteren of we een walvis konden horen: dat kan soms zelfs kilometers ver… En ja, het geluid is echt onmiskenbaar. De biologe aan boord wees de richting aan, en daar gingen we weer, een pak dichter, om dan weer in alle stilte te luisteren, te midden van die mist… Het was een vreemde ervaring, maar wel bijzonder spannend. Na nog wat rondvaren, luisteren, afgaan op het geluid en opnieuw stilte, zagen we de kringen in het water: daar zat iets! En jawel, we zagen een bultrugwalvis, één keertje zelfs met de mond wijd open om krill te vangen. Op het filmpje hoor je de biologe juichen, want het was de eerste keer in twee weken dat ze in de mist ook echt eentje gezien hadden. En achteraf bleek – ze houden radiocontact met elkaar – dat wij ook de enige waren die iets gezien hadden. De andere boten kwamen ook naar onze locatie in de hoop iets op te vangen.

Na nog een tijdje proberen en de aankomst van verschillende andere boten zijn we uiteindelijk weggevaren, de Saguenay op: we wilden de plaats aan de andere laten, en wellicht ging de walvis door het geluid van de boten toch ondergedoken zijn.

Op de Saguenay hebben we geen beluga’s kunnen zien, wel een hele reeks zeehonden die lagen te zonnen – enfin, voor zover er zon was tenminste. Maar daar was de mist wel wat beter.

Na dik twee uur waren we terug, een mooie ervaring rijker. En nee, ik ben niet misselijk geworden in dat ding, oef.

Bon, we gingen terug naar de auto, knabbelden nog iets en vertrokken richting Baie-Saint-Paul, een twee uur rijden, maar eerst nog een gigantische ferry voor alle verkeer.

En wat graadt ge? Het begon inderdaad opnieuw te regenen zodra we vertrokken, en het bleef gemeen regenen tot op bestemming, waar het gelukkig net gestopt was. Beetje chance…

In Baie-Saint-Paul, Charlevoix, bleek ons hotel Le Germain te zijn, vijf verschillende blokken gebouwd in een boerderijstijl, met achteraan zelfs nog eigen kwekerijen voor Highland Cattle, kwestie van het juiste vlees te hebben voor hun twee restaurants. Het hotel is hélemaal onze stijl:

De kinderen slapen wel in een andere blok, maar erg vinden ze dat niet: ze hebben een kamer met een dubbel bed – dat Kobe meteen geconfisqueerd heeft – en dan een stapelbed, met Merel bovenaan, maar wel de chique versie.

We waren lichtjes moe, zou je kunnen stellen, en we hadden dan ook geen zin om nog ’t stad in te trekken om nog iets te eten, zeker nu er beneden ook een gewoon deftig brasserierestaurant was. We moesten wel nog wachten tot acht uur, maar dat konden we wel overleven. En de plaatsen waren buiten, maar achteraf bleek dat zelfs nog de betere optie te zijn: veel minder lawaai en een bijzonder aangename temperatuur. Het was gestopt met regenen, maar we zaten sowieso overdekt. En ja, lekker gegeten.

Tegen half tien waren we op ons kamer, pompaf, maar een enorme ervaring rijker. Man, hoe fijn kan zo’n vakantie zijn!

Canada dag negen: rustig dagje in Saguenay

Dat zo’n uitstekend bed toch wel een verschil maakt, ja: geslapen tot half acht, de kinderen zelfs tot tien uur. Het zorgde ervoor dat we gewoon cornflakes en zo aten op de kamer, al zijn die echt anders dan bij ons. Neem nu Trésors: ze zien er hetzelfde uit, ze smaken ongeveer hetzelfde, maar ze zijn superlicht en je hebt dus niks binnen van voedingswaarde, alleen suiker.

Het weer was grijs, we waren een beetje moe, en we hebben niet echt veel gedaan. Rond een uur of elf – we hebben lang geslapen – namen we de auto om ietsje verderop naar een bepaalde winkel te gaan die Wolf en Merel wel wilden zien. En toen bleek, ondanks het uiterlijk van een hangar, daar een compleet winkelcentrum achter te zitten, waar we wat rondgelopen hebben en wat nieuwe T-shirtjes hebben gekocht voor Merel, stomweg in de lokale H&M. Maar het assortiment is er anders dan bij ons, en vooral ook de atmosfeer: het is echt een chique winkel qua aanvoelen.

We reden daarna naar het centrum van Saguenay, en het reisbureau had gelijk: het stadje zelf is de moeite echt niet waard. Denk Eeklo of zo. We zochten er – met enige moeite – iets om te eten en dat viel gelukkig best mee, al bleek achteraf dat we toch buiten hadden kunnen zitten, het was wat warmer geworden. Want ja, tot hiertoe hebben we gezweet met liters en was het telkens rond de 30°, vandaag dus volledig bewolkt en 21°. Op zich niet erg, maar het verschil was redelijk groot.

Na de middag keerden we terug naar het hotel waar we een middagdutje deden en wachtten op de ‘beloofde’ regen rond een uur of drie, terwijl Wolf even de gym bezocht. Het regende echter niet, het werd zelfs opnieuw behoorlijk warm, en Bart, Wolf, Merel en ik gingen nog voor een korte wandeling, terwijl Kobe gewoon wat op de hotelkamer bleef. Eventjes me-time, veronderstel ik.

Een lange wandeling werd het niet: er was een mooie trail langs een rivier – waar anders? – maar die bleek opnieuw behoorlijk op en neer te gaan en we hadden er niet veel zin in. We zochten tevergeefs twee geocaches en keerden dan maar op onze stappen terug, wat uiteindelijk toch resulteerde in anderhalf uur wandelen.

 

Daarna kreeg ik eventjes wat me-time om te bloggen, terwijl de rest naar de Walmart ging om boodschappen, onder andere voor de picknick morgen maar ook voor het avondeten: boterhammetjes op de kamer. Na verloop van tijd heb je het wel gehad met al die restaurants…

En toen kwam er wel nog een bijzonder leuk extraatje: we hadden tickets geboekt voor Deadpool & Wolverine in de cinema hier wat verderop, aan dat winkelcentrum. De meeste voorstellingen waren gedubd, maar die van half tien was in het originele Engels. Ticketprijs? 5.5 euro per persoon, wat wel een gigantisch verschil is. Een drankje en knabbeltje voor vier personen kwam dan wel op 10 euro per persoon, ze halen daar net als hier hun winst uit. Maar bon, de cinemazaal was klein en niet bijzonder proper, mensen liepen te pas en te onpas de zaal uit, maar de film zelf heeft me echt serieus doen lachen. Fijne avond!

Het was na middernacht tegen dat we in ons bed zaten, maar dat stoorde niet.

Canada dag acht: watervallen en beestjes, veel beestjes (van Val-Jalbert naar Saguenay)

Ondanks de warmte en het geraas van de rivier toch geslapen tot half acht, stel u voor! De kinderen waren eigenlijk ook vrij snel op, en we ontbeten buiten op de picknicktafel voor het huisje, met alles wat we nog in de grote chalet hadden gekocht en overal netjes met ijs en zo gekoeld hadden gehouden.

Bart had gisteren na het tanken snel wat geld afgehaald zodat ik kleingeld had om een was of twee te draaien: het is hier veel heter dan we verwacht hadden en we gaan bijzonder snel door de T-shirts heen. En voor 1.50 CND (een euro) kan je hier een machine wassen of drogen. Waspoeder had ik van thuis mee gebracht. Het zorgde ervoor dat we pas tegen tien uur alles in de auto hadden gestoken en die een paar honderd meter, op de parking van het Bokrijkdorp, parkeerden.

We namen opnieuw het treintje tot aan de waterval, maar deze keer wel met de rondrit en de uitleg over het dorp rond de papiermolen aan de waterval.

Aan de waterval zelf zagen we het niet zitten om de 736 trappen omhoog te gaan – zijde zot! – en namen uiteraard de kabelbaan, los van het feit dat dat ook gewoon veel leuker is.

Boven liepen we eerst nog wat verder, over de heuvel, naar een tweede waterval, La Maligne. En toen dachten we: goh, 736 trappen naar beneden, dat valt eigenlijk best mee. En ja, dat viel best mee. Het uitzicht daarboven was magnifiek, en ja, we stonden een kwartier later opnieuw op het grasveld beneden.

We aten daar ter plekke in de cafetaria waar je allerlei broodjes en wraps kon krijgen, maar ook soep en pastasalade en zo. Niet de gezelligste der plekken, maar wel precies wat we nodig hadden.

Bon, gevoederd kozen we ervoor om niet meteen door te rijden naar Saguenay – zo’n 150 km verderop – maar om eerst nog een half uur in de andere richting te rijden, naar de Zoo Sauvage de Saint-Félicien. Dat was een magnifieke beslissing: dat wildpark is gigantisch de moeite waard! Niet goedkoop, maar echt schitterend: een hele ruime omgeving voor de dieren, maar vooral: een rondrit met een treintje door verschillende landschappen van toch wel een uur, met dan bizons, wapiti’s, Virginieherten, bizons, beren, en ja, zelfs elanden, maar die zaten in het water en waren niet te zien. En prairiehonden, die zijn mega schattig! Nee, niet alle dieren konden tot aan onze trein, de wolven waren bijvoorbeeld meer afgeschermd, maar echt nog met een serieus terrein. Maar eerst trotseerden we de hitte door een ander deel dat qua stijl echt wel aan Pairi Daiza deed denken. En eindelijk zagen we ook beren.

Het park zelf is ook prachtig: het is altijd zalig natuurlijk als je een rivier door je park hebt stromen, en een meer hebt, en watervalletjes en al.

En dan dus het treintje van een uur:

We aten een ijsje – zeg gerust ijs – en gingen dan alsnog de vossen, wasberen en dergelijke bekijken: het zou jammer zijn om dat over te slaan nu we hier toch waren.

Tegen dan waren we helemaal gaar gestoofd en ook wel een beetje moe, maar gelukkig hebben we een echt ruime auto met een prima air conditioning, waardoor de twee uur naar Saguenay geen probleem vormden. We cruisden doorheen het mooie landschap en kwamen uiteindelijk in een lelijk stadje aan met zo’n echte steenweg vol winkels en vooral massa’s verschillende types fastfood, maar gelukkig ook een deftig hotel, zo’n congresding.

Twee ruime kamers met een tussendoor en een gigantisch king bed voor ons. Proper, fris, ruim, alles wat het moet zijn.

We fristen ons snel op, trokken verse kleren aan en gingen iets verderop eten in de Pizz@iola, een restaurantje met voornamelijk afhaalpizza’s maar dus ook een echte grote oven, en dat had Wolf al gespot online. Het leuke was dat je je pizza helemaal zelf kon samenstellen met de bizarste ingrediënten, en ja, ze waren dan ook écht lekker. Dik in orde!

Helemaal happy na een prachtige dag met watervallen en beestjes en pizza en prachtige landschappen en een deftig hotel.