En ja hoor, ze hebben ervan genoten, van dat zwembad. We hadden het uiteraard zien aankomen en het water in perfectie conditie gehouden. Voor mij was het nog te koud: ik mag echt niet riskeren dat de spieren in mijn rug verkrampen, en dus heb ik me maar geïnstalleerd in mijn hangmat. Zalig!
366 – 30 juli 2020 – eindelijk zomer
366 – 29 juli 2020 – zomerse wrap met ricotta en mozzarella
Lectuur: de Broken Empire trilogie van Mark Lawrence (Prince of Thorns)
In juni heb ik drie zalige fantasyboeken gelezen: duister en gritty met een goed uitgewerkte wereld, precies zoals ik ze graag heb: Prince of Thorns, King of Thorns, Emperor of Thorns, algemeen gecatalogeerd onder de stijl grimdark. En ook de schrijfstijl van Lawrence sprak me best aan.
Het geheel speelt zich af in een middeleeuwse sfeer, maar dat blijkt – zo wordt beetje bij beetje duidelijk – eigenlijk een paar duizend jaar in de toekomst, nadat de aarde verwoest is door een nucleaire apocalyps en er een nieuwe, niet-technologische beschaving ontstaat die veel weg heeft van de middeleeuwse toestanden van weleer. En zelfs na duizend jaar zijn er nog altijd no-go gebieden, zo blijkt. Maar eigenlijk speelt dat alles gewoon in de rand van het verhaal, waarin we Jorg Ancrath volgen, een compleet immorele jongen van een jaar of twaalf die onverhoeds aan het hoofd van een dievenbende komt te staan. Jawel, aan het hoofd van volwassenen, gewoon omdat hij enerzijds bijzonder verstandig is en gestudeerd heeft, anderzijds omdat hij zelf zowat de meest immorele van de hoop is. En toch is er ook sprake van broederschap, zelfs wanneer er op bijzonder bloederige manier een hoofd wordt afgehakt of een buik wordt opengesneden.
Het verhaal is niet voor tere zieltjes, daarvoor beschrijft Lawrence bepaalde taferelen net iets te… nietsverhullend en weinig aan de verbeelding overlatend. Maar net dat realistische maakt het voor mij wel interessant. En Jorg Ancrath is, ondanks zijn verdorven karakter, ook net weer een zeer innemend en intrigerend hoofdpersonage. Voeg daar nog een dikke vleug magie in al zijn vormen toe, en jawel, ik ben verkocht.
Geen hoogstaande literatuur, wel zeer entertainend. Dik in orde.
Bedenkingen over Saleich
* Het was er zàlig rustig. De Sisters zitten in een “buitenwijk” – lees: enkele gegroepeerde huizen – van een klein dorpje aan de voet van de Pyreneeën. Geen doorgaand verkeer, niks. De honden van de buren blaffen af en toe, en je hoort twee kerkjes. En krekels, dat ook. En verder stilte. Alleen maar heerlijke, zalige stilte, bij het ruisen van de bomen. En je verschiet je dan ook steendood als er een appeltje met een plof uit de boom valt. Echt!
* De Pyreneeën hebben blijkbaar drie golven: eerst heuvels, dan wat hogere heuvels, en dan uiteindelijk bergen met zelfs besneeuwde toppen. Die laatste zag je niet vaak omdat er ofwel heuvels in de weg lagen, ofwel omdat het zicht niet helder genoeg was.
* Vochtig. Echt, de eerste dagen was het niet gewoon pokkewarm, maar vooral ook vochtig. Mijn haar krulde voortdurend alle kanten op, en bij momenten liep het zweet me in kleine straaltjes af. Letterlijk. Na een dag of drie werd het een ietwat drogere warmte, maar toch…
* Mondmaskers zijn duidelijk verplicht binnen in de winkels, maar op bijvoorbeeld de drukke, écht drukke markt op zaterdag was het misschien de helft die er eentje droeg.
* De mensen zijn bijzonder curieus én vriendelijk: toen ik met Monica aan het wandelen was op een compleet verlaten wegje en een bepaalde bloem wilde fotograferen, stopte er gewoon een auto en de toch wel iets oudere man sloeg gezellig even een praatje. Net zoals de eigenaar van de druiven die ik fotografeerde, of de boer van wat verderop…
* Ik heb echt genoten van het huis. Ze hebben het een jaar geleden gekocht met het idee er ook een AirBNB van te maken. Hun eigen kamer is helemaal boven, met blijkbaar ook een eigen bureau, badkamer en terras. Op de eerste verdieping zijn er twee ruime kamers, een grote badkamer en een projectiekamer, en dat is volledig voor de gasten.
Beneden hebben ze de oude binnenmuren eruit gegooid zodat het één koele, open ruimte is met een zetelhoek, een eetkamer en een oude maar zeer geriefelijke keuken. Héérlijk.
Carmen heeft haar eigen modern ingerichte huisje achteraan het grote huis, eigenlijk een groot appartement waar vroeger een schuur stond. En er zijn nog tal van grote schuren waar ze voorlopig niet echt iets mee doen, maar waar wel nog een en ander mee te doen valt.
En dan is er natuurlijk ook de tuin: een grote ruime tuin met grasveld, boomgaard, een hoge half open schuur waaronder er standaard gegeten wordt, en een grote moestuin waaruit ze zowat alle verse groenten halen. Er wordt echt geleefd en gekookt volgens de seizoenen en dat smaak je.
Soit, op AirBNB zoeken naar Sisters of Saleich; het is een aanrader
* Het accent hier is heerlijk sappig, met nasale klanken en zo. Normaal gezien spreken de dames proper Frans, maar het was grappig om Eve tegen haar vader bezig te horen: meteen kwam er dat lokale accent bij. En toen vroeg ik iets aan hem, en had ik blijkbaar ook al onbewust het woord “loin” uitgesproken als “lwèng” tot algemene hilariteit.
* Wat die talen betreft: het was op den duur een gigantische mengelmoes van Frans, Nederlands en Engels. Ha ja, de algemene voertaal was Frans, maar af en toe geraakte ik toch niet uit mijn woorden en ging ik over op het Engels want ook dat verstond iedereen. En met Monica apart, of enkel met Muriel of Carmen schakelde ik ook over op het Nederlands. Mijn Frans is er in elk geval met sprongen op vooruit gegaan.
Dat ik het al een beetje mis, dat zalige Saleich.
Reizen: altijd een beetje een nachtmerrie…
Bart reist heel graag. En dan bedoel ik de verplaatsing: hij vindt het zalig om op een trein te zitten, in een station rond te lopen, de mensen in een luchthaven in de gaten te houden…
Ik, wel, ik ben niet zo’n fan van reizen, om het met een understatement te zeggen. Als ik een superkracht zou mogen kiezen, dan was het instant teleportatie. Een vingerknip, en je bent in pakweg New York. Of New Zealand. Zelfs, zoals Bart zich afvroeg, als ik even misselijk zou zijn.
Want ja, dat is en blijft het probleem: ik ben extreem reisziek, en blijkbaar zelfs in een trein. Houdt het me tegen om te reizen? Nee, maar ik moet me er mentaal altijd toch op voorbereiden, telkens weer. Maar ik weet vooral dat er een einde aan komt en dat ik me dan weer beter zal voelen, en dat maakt een groot verschil. En met Bart aan mijn zijde scheelt het ook, want dan hoef ik me met het gedoe van tickets en dergelijke niet bezig te houden.
Vandaag stonden we rustig op, ontbeten, overliepen nog eens de foto’s van de voorbije dagen, en Monica – nochtans een strenge leerkracht – vond dat ik echt wel veel progressie had gemaakt. Oef.
Tegen tien uur zaten we in de auto en zoefde ik over de autostrade naar Toulouse. Daar stapten alle drie de dames nog even mee uit om me naar het station te begeleiden, en dat was, helaas, dat. Een hele mooie vakantie, jawel.
Heel even vreesde ik ervoor dat ik de eerste trein naar Parijs ging missen: ik stond tien minuten voor vertrekuur aan mijn wagon, maar ik kan zelf mijn valies niet in de trein tillen. En het treinpersoneel maakte me pijnlijk duidelijk dat zij dat niet mogen doen want ze zijn daar niet voor verzekerd. En dus stond ik daar, met mijn valies. Gelukkig was er net voor vertrek toch een jongeman die mijn valies erin wilde zetten, oef. Ik ging zitten, installeerde me, las een beetje, deed een dutje, at het kleine quicheke op dat ik in het station had gekocht, en genoot van de snelheid van de trein, bij momenten meer dan 300 km per uur.
En toen kwam er een bericht: dat er vlak voor Bordeaux een persoonsongeval was gebeurd, en dat we minstens twee uur vertraging gingen hebben. We bleven even staan in Agen en reden uiteindelijk nog verder naar het dichtstbijzijnde station, kwestie van zo min mogelijk tijd te verliezen. En daar stonden we dan te koekeloeren.
Alleen was het buiten echt snikheet en in de trein gelukkig netjes gekoeld. Maar ik was – stress, wellicht ook, en het starten en stoppen van de trein – lichtjes misselijk beginnen worden. Enfin, anderhalf uur later dan voorzien reden we door Bordeaux en verder richting Parijs. Bart had voor mij al een andere trein vanuit Parijs naar Rijsel geboekt omdat ik mijn aansluiting compleet ging missen, maar blijkbaar was dat niet nodig: ik mocht me in Paris Nord gewoon aanmelden en ik ging een plaatsje krijgen op de eerstvolgende trein. Allez bon.
Rond half zes was ik in Parijs Montparnasse, ietsje later deelde ik een taxi met een Franse dame richting Paris Nord, en een goed half uur later stond ik kotsmisselijk aan het station. Ugh. Ik schoof aan aan verschillende loketten, werd naar de Thalys Lounge gestuurd en kreeg meteen een ticket als “verdwaald reiziger met recht op een plaats, zitplaats niet gegarandeerd”. Ah bon? Ik bleef tien minuten in de airco van de lounge en ging dan maar richting station terug, want hoe eerder ik daar was, hoe zekerder ik was van een zitplaats. Blijkbaar was die vrees ongegrond, want ik zat uiteindelijk alleen in een set van vier plaatsen, heerlijk veel lucht en ruimte. En koelte, dat ook. Om kwart voor negen was ik in Brussel, tien minuten later zat ik op de trein naar Gent, en toen begon ik me langzamerhand beter te voelen. Eindelijk. Om half tien stonden mijn dochter en mijn lief me op te wachten in het station, en ik voelde me meteen véél beter. Nog wat later plofte ik na de obligate en broodnodige knuffels in de zetel. En durfde ik eindelijk wat water drinken.
Reizen, het is toch altijd fijn, nee?
Saleich dag 6: de laatste
Morgen moet ik alweer naar huis, en dus was dit vandaag mijn laatste échte dag hier.
Ik ben deze voormiddag eigenlijk vooral veel geld kwijt geraakt. Véél geld, en ze hadden me nochtans zo gewaarschuwd voor die verleidelijk grote markt in Saint Giron…
Monica en ik reden samen door, Muriel en Eve kwamen achter, en Carmen stond met haar zelfgemaakte quiches, briks en desserten ergens op een andere markt. Eerst kwamen we bij een handelaar in muziekinstrumenten, waar ik ongelofelijk twijfelde over een prachtige, handgemaakte maar ook met kennis van zaken in elkaar gestoken handtrommel. Maar 120 euro vond ik nogal veel, ja. Voor tien euro kocht ik echter zo’n heerlijk schud-ei, een of andere houtsoort gevuld met korreltjes die een prachtig geluid maken. Wat verderop stak ik voor 16 euro een echte Opinel op zak, kocht ik twee zomerhoeden voor tien euro, en nog wat verder kwam ik prachtige rokken van Indische zijde tegen. Ik heb voor mezelf een donkerpaarse gekocht en voor Merel een zwarte, samen 60 euro. Tsja. En toen bleek er ook een standje met van die handgemaakte boekjes in embossed leer ingebonden, een ideaal cadeautje voor Kobe. Ik nam er voor mezelf ook eentje mee, en dan nog 6 van die kleintjes voor de Vossen. 34 euro eraan voor de moeite. Twee armbandjes voor Wolf maakten me ocharme 6 euro armer, en toen ging ik alsnog de handtrommel halen omdat het zo’n zalig ding is. De verkoper was al gezakt naar 100, en ik had nog welgeteld 110 euro op zak. En toen wilde ik er eigenlijk nog een speciaal gewatteerd tasje erbij dat eigenlijk 20 euro kostte, maar voor die tien euro was het oké. En toen bleek er geen bâton bij te zitten. Waarop de verkoper bedenkelijk keek, ik mijn portefeuille liet zien, en hij er met een grijns de speciale klopper gewoon bij stak. Ik moest wel beloven dat ik contact ging opnemen als er een probleem was, en hij toonde ook hoe ik het vel moest opspannen en ontspannen. Enfin, veel geld kwijt, maar een zalig ding.
Intussen hadden we ook Muriel en Eve opnieuw ontmoet en kochten we een gigantisch lekkere, maar sowieso gigantische burger van pulled porc noir, zoals ze het hier zo mooi zeggen.
En toen was het echt welletjes geweest en was de markt eigenlijk – gelukkig – ook afgelopen. We reden huiswaarts, ik deed een siësta, en Eve knutselde een geocache in elkaar. Zelf willen ze niet echt geocachen omdat ze liefst zo min mogelijk online willen te vinden zijn, maar ze vond het wel een fantastisch idee om er eentje in de buurt te leggen en te onderhouden. Het werd een heel mooi queer-feminist doosje, en dan moesten we uiteraard ook nog de wandeling maken die Monica en ik op de eerste dag hadden gemaakt.
Sommige foto’s kon ik opnieuw nemen, en ik moet toch wel toegeven dat mijn techniek intussen behoorlijk wat is verbeterd. Allez, hoop ik dan toch.
En de cache locatie? Een ronduit prachtige oude kastanjeboom die helemaal gedraaid is en achteraan een soort holte heeft, ideaal voor een cache natuurlijk. Knap gezien!
Eindigen deden we die avond met een koud buffetje en een karaoke, buiten onder de grote schuur. Elk hebben we een nummer gezongen, maar wel met de blonde Olgapruik op en een drinkhoorn als micro. Trànen gelachen! En nee, daar zijn geen foto’s van. En waarom had ik die dingen mee, zult u zich misschien afvragen? Wel, het was een ideetje van Monica om eventueel rond magisch-realisme te werken, maar eigenlijk zijn we daar niet eens aan toe gekomen.
366 – 25 juli 2020 – vanop de Chac
Saleich dag 5
Omdat we gisteren nu eigenlijk niet zo veel foto’s hadden genomen, trokken Monica en ik naar een vlakbij gelegen dorpje, Urau, om er nog wat fototechniek te leren. Als in: ik ben zot van texturen maar dat maakt doorgaans geen goeie foto, tenzij je echt met reeksjes werkt. Ik val ook echt op details, en misschien moet ik dus eigenlijk aan macrofotografie gaan doen, denk ik dan.
Ze heeft me dan ook opdrachten gegeven rond stenen, details, luiken en dergelijke. Veel goeds kwam daar – zoals verwacht – niet uit, maar toch nog een paar haalbare beelden. Zo was er bijvoorbeeld een ongelofelijk mooie luikjeshouder. De tweede foto is de goeie, de rest is, tsja, kadering.
En dan nog wat losse foto’s en een ongelofelijk kitscherige “postkaartfoto”.
Er was alweer uitstekend eten, en daarna reden we naar Salies en Salat om her en der wat caches te zoeken. In Touille zaten er twee, hebben we niet gevonden, maar we hadden wel een pràchtig uitzicht.
Er werd koffie gedronken op een terrasje, een taartje gegeten, en verder niet zo heel veel. Al kan je er ook wel van leren hoe je een koffie op foto zet.
En toen was er wel nog tijd voor een workshop food fotografie. Dat is, naast natuurlijk je toestel kennen, vooral een kwestie van tips and tricks. En geduld, dat ook.
En toen waren er sardientjes op de barbecue met, uiteraard, groenten uit de tuin. Die de dames die avond zelf nog hadden geplukt. Met als voorgerecht een chevice en als dessert Griekse yoghurt met ananas en een lokale specialiteit.
Grotten, meren, dorpjes en familieleden: Saleich dag vier
Iets voor tienen zaten we met zijn vieren in de auto, op weg naar le Mas d’Azil, oftewel: op een uur rijden langs een serieus bochtig parcours de grootste grotten van Europa. Ze hebben er de route départementale gewoon dwars doorheen gelegd als een natuurlijke tunnel, en dat is ronduit bizar. Monica had een rondleiding geboekt door de grotten voor ons twee en Muriel en Eve reden verder naar Eves vader die zo’n tien minuten verderop woont.
Ik heb al veel grotten gezien, maar dit waren de eerste droge grotten, dus zonder stalagmieten en stalagtieten, maar wel met sporen van bewoning door de vroege homo sapiens, drie verschillende periodes zelfs. Foto’s mocht je niet echt nemen, jammer genoeg. We kregen uitleg in vijf verschillende zalen, gingen trap op trap af en wurmden ons via lage doorgangen langs verschillende resten van holenberen, wolharige mammoeten en wolharige neushoorns – ik wist niet eens dat die ooit bestonden – en een hoop andere beesten. En waren allebei toch behoorlijk onder de indruk, ja (Monica ging me nog foto’s doorsturen, die volgen later).
Eve en Muriel kwamen ons oppikken en ik reed een kwartiertje verder naar een heel mooi kunstmatig meertje, een soort kleine Blaarmeersen. Daar hebben we gepicknickt en gesiëst, en uiteindelijk ook gezwommen. Ik was dat eigenlijk niet van plan, gezien mijn rug en het absolute zwembverbod, maar toen ik even ging pootjebaden terwijl de andere drie aan het zwemmen waren, bleek het water zó warm dat mijn rug daar nu niet precies veel last van ging krijgen, zolang ik maar verticaal bleef. Enig gewurm – ik had beter een bikini meegepakt in plaats van een badpak – later genoot ook ik met volle teugen van het water. Eerlijk gezegd, ik heb dat soort temperaturen nog nooit meegemaakt in een buitenlocatie, zelfs niet in Griekenland of zo. Zalig!
Enfin, aansluitend reden we naar het bijhorende kunstenaarsdorpje Carla Bayle, waar we een koffie dronken en rondliepen voor, uiteraard, foto’s.
Daarna stopten we nog even met zijn allen bij Eves vader, een gigantisch kranige vent van in de 90 met een zalig Zuidfrans accent. Dat even werd eigenlijk al gauw drie kwartier, maar dat stoorde aan geen kanten: couleur locale en al.
Tegen zevenen waren we terug in Saleich en werd er voor eten gezorgd terwijl ik even de rug liet rusten en ondertussen mijn foto’s doornam.
Bijzonder gevulde dag, ik was doodop, maar wat een héérlijk vakantiegevoel zeg!
Oh enne… Terwijl ik bezig was met de foto’s, kreeg ik plots bezoek in mijn kamer, tot drie keer toe: Maurice la chauve-souris, ofte een klein vleermuisje. Foto’s daarvan waren niet te doen wegens donker en zo’n beestje is ook ongelofelijk snel. En compleet geruisloos, dat ook, vreemd genoeg.