Boomklautercaches

Ik zat rustig in mijn zetel toen ik een reeks boomklautercaches zag uitkomen op een viertal kilometer, in Rieme. Er bestaan boomklimcaches waarvoor je echt klimgerief nodig hebt, maar dus ook klautercaches in bomen waar je met enige behendigheid en durf gewoon kan inklimmen.

Meteen dacht ik: “Dat is niks voor mij, ook al is dat maar een paar kilometer van ons vandaan.” Met een gebroken rug is boomklauteren namelijk niet echt een optie, en eigenlijk heb ik dat nooit echt graag meer gedaan sinds ik een jaar of achttien ben. Maar… toen dacht ik dat mijn team aapjes dat wellicht wel leuk ging vinden. Toch voor zover pubers zoiets leuk vinden als je hen in de vakantie van hun computerschermen wegrukt.

Met een lichte druk kreeg ik hen toch mee de auto en de boom in. Mijn moederhart was er bij momenten niet helemaal gerust in, maar hey, op hun leeftijd deed ik net hetzelfde. Wolf en Kobe maakten er een race van, Merel stond erbij, keek ernaar, en klom soms toch ook al tot op behoorlijke hoogte.

Het was misschien frisjes, maar eigenlijk deed het ook gewoon deugd.

De laatste cache was dan weer eentje waar we laarzen voor nodig hadden: een duiker onder de weg. Kobe trok de laarzen aan en ging de buis in, maar keerde vrij snel terug: hij was er niet gerust in, een beetje claustrofobie en gewoon, jah, griezelig. De laarzen werden doorgegeven aan Wolf en die kroop op zijn beurt de pijp in. Kobe moet zo goed als aan de cache gestaan hebben, wellicht. Wolf vond hem vlotjes, was erover verwonderd dat die pijp eigenlijk zo proper was, en logde de cache.

Op een uurtje waren we terug, lekker uitgewaaid, verfrist, en vijf avontuurlijke caches rijker. Dik in orde.

Dit was de vakantie van 2020

Ik heb al jaren de gewoonte om op het einde van de vakantie die vakantie samen te vatten. Dit jaar had ik dat precies overgeslagen omdat mijn hoofd zo vol andere dingen zat en mijn rug vreselijk ambetant deed.

Het is een atypische vakantie geworden, en helaas niet zoals vorig jaar, toen ik moest vaststellen dat mijn vakantie wel heel erg sociaal was geworden. Er was corona dat nogal wat roet in het eten gooide, en verder was er de rug die begin augustus de geest gaf. Tsja. Maar toch is het wel een fijne vakantie geworden, vond ik.

Verder las ik veel, kookte ik en gamede ik, en begon aan een nieuwe cursus voor onze eerstes. Maar vol was mijn vakantie dus niet echt: we gingen ook niet op reis. Allez ja, ikke wel, de anderen niet.

Maar ergens was ze wel rustgevend, die vakantie: mijn hoofd is na de lockdown en de vakantie eindelijk leeg geraakt. Dat was ook heel hard nodig, in februari-maart zat ik er een beetje door.

Enfin, ik ben dus wel vol goeie moed aan het schooljaar begonnen, ik zag het helemaal zitten, en ik heb er nog steeds zin in.

Villa Ooievaar: de mosseleditie

Gelukkig is het niet allemaal kommer en kwel: Véronique kwam me gisteren ontvoeren om samen te gaan lunchen, en ik zag dat eigenlijk wel zitten. Het begint langzaamaan een beetje te beteren: ik kan stappen, ik kan de meeste bewegingen doen, ik kan zelfs zitten, maar werken zal er voorlopig niet inzitten. Vrijdagnamiddag afspraak bij de rugspecialist, op uitdrukkelijke vraag van mijn kinesist die me – letterlijk – al heel haar leven kent en dus ook vindt dat dit niet meer normaal is, dat het te lang duurt.

Maar Véro en ik reden dus naar de Villa Ooievaar, je weet wel, mijn vaste vrijdagse plekje om te lunchen. Ook zij komt er graag, ook al woont ze nu nogal wat verder.

Op hun facebookpagina hadden we gezien dat er mosselen waren voor de rappe – ze koken met voedseloverschotten – en we hadden geluk: er waren er nog! En toen ze ze voor onze neus kwamen zetten, keken Véro en ik even naar elkaar en schoten we in de lach: wat een porties zeg!

We zijn er vol goeie moed ingedoken, maar ik heb me toch moeten laten kennen: het was toch net iets te veel. En dan hebben we nog nauwelijks van de frietjes gegeten, of de béarnaisesaus. En dat allemaal voor tien euro per persoon!

We hadden oorspronkelijk nog aan een dessertje gedacht, maar dat was dus buiten die mosselen gerekend.

Enfin, voor wie Villa Ooievaar nog niet kent: op de baan tussen Mariakerke en Wondelgem, een aanrader. En ik denk dat ik er toch opnieuw elke vrijdag ga zitten, maar dan kwart over één. Wie zin heeft, mag altijd mee aanschuiven!

We’re on a boat!

Aangezien we niet echt een vakantie hebben deze zomer – we zijn in februari naar Djerba geweest – heeft Bart een paar kleinere dingen gepland, zoals Pairi Daiza een paar weken geleden, en zoals een boottochtje op de Leie vandaag. Ik heb getwijfeld of ik wel mee zou gaan, maar het is een boot voor tien man en we zijn met zes, ik ging ervan uit dat ik wel even ging kunnen liggen, en dat was ook zo, gelukkig maar.

Tegen half zes stonden we in Drongen aan de Leie en meldden ons aan. Het plan was om een uurtje te varen, dan te eten in de Halifax en dan terug te varen. Alleen… had Bart blijkbaar iets te snel gelezen en duurt de tocht naar de Halifax drie uren, niet drie uur in totaal met eten erbij. Euh… Gelukkig hadden de kinderen dat nog net op tijd gezien én was de Delhaize in Drongen open: Bart repte zich naar ginder – we vertrokken toch pas om zes uur – en haalde een ganse zak met hapjes en drankjes, slaatjes, dessertjes, the works. Zoals de kinderen achteraf verklaarden: eigenlijk was dat véél gezelliger dan op restaurant gaan.

Zelf hadden we van thuis al voor iedereen een drankje en een dekentje voorzien, en dat was blijkbaar geen luxe: het was niet koud, maar echt warm was het ook niet. Maar ik heb er wel intens van genoten, en vooral Bart strààlde toen hij daar aan het roer stond. De foto’s stralen dan ook diezelfde warmte uit.

Zelf heb ik nauwelijks aan het stuur gezeten, alleen eventjes overgenomen toen we iets te dicht bij de kant waren gevaren en vast zaten in de modder. Ach ja…

Tegen half negen waren we terug aan de steiger en hadden we eigenlijk nog een half uurtje over, maar de rug vond het meer dan welletjes en we zijn gestopt. Achteraf gezien jammer, want het beloofde een prachtige zonsondergang te zijn, maar ik was al blij dat ik mee was.

’t Is dan ver welletjes geweest he, met die rug…

Tuindraken

Ik weet niet wat het probleem is met ons trottoir, maar daarin groeit alles tien keer sneller dan in onze echte tuin. Allez ja, we hebben helaas geen klagen over de snelheid waarmee ons gras groeit, vraagt dat maar aan de inhuizige pubers.

Maar het onkruid tiert dus bijzonder welig (ik moet daar trouwens toch eens de etymologie van opzoeken, van dat tieren; zou dat iets te maken hebben met roepen?) en neemt soms gewoon draconische proporties aan, waartegen enkel draconische maatregelen werken, of wat had u gedacht.

De draken in kwestie zijn de kinderen, aangezien ik nog steeds niet langer dan een kwartier of zo uit de zetel kan: af en toe trekken ze verplicht de tuin in, gewapend met emmers, handschoenen, krabbers en branders, en dan is het hier heel even een beetje toonbaarder. Vooral Kobe hangt graag de draak uit met een vuuradem van 600°, maar ik heb nog steeds mijn twijfels over de efficiëntie van die onkruidbrander.

Allà, ik ben eigenlijk al lang blij dat ik het niet zelf hoefde te doen.