Triënnale Brugge 2024

Was het vrijdag nog strontweer waardoor de geplande uitstap naar Watou in het water viel, vandaag was het perfect weer: zon en wolken, 24 graden, een licht briesje… Ideaal dus voor ons gepland dagje Brugge om er de kunstwerken van de Triënnale te bekijken. Blijkbaar is dat voor mij zelfs al de derde keer: zes jaar geleden ben ik met de kinderen even naar Brugge geweest op de bezoekdag van het Zeepreventorium, drie jaar geleden maakten Bart en ik er ook al een daguitstap van.  Maar deze keer hadden we er wel degelijk aan gedacht de fietsen mee te nemen, en dat maakte een wereld van verschil. We parkeerden ons buiten het centrum aan de psychiatrische kliniek en fietsten meteen naar het kunstwerk aldaar, Full Swing. Mij deed het niet zo veel, Bart was wel onder de indruk van het desolate, opgesloten gevoel.

We fietsten vrolijk verder van kunstwerk naar kunstwerk en vonden het geen enkele moeite, terwijl we de vorige keer de verste hadden overgeslagen wegens te veel wandelen. Eten deden we op de Grote Markt, tussen drommen toeristen, wat dan wel weer amusant was om te bekijken. En ik pikte snel nog vijf labcaches op, dat ook.

En de kunst zelf? Goh… Zoals Bart het weer eens treffend stelde: je merkt dat dit door architecten is ontworpen, dat er weinig pure kunstenaars tussen zitten. Het is allemaal zeer cerebraal, er waren amper twee dingen die me ook echt raakten, en dat waren de laarzen op het water, waarbij je zelf de figuur die er zou moeten zijn kon verzinnen, en de tunnels. Die gaven een vreemd effect, ook weer alsof je in een andere wereld terecht kwam. Mooi.

We dronken nog een koffie op ’t Zand en fietsten terug naar de auto, om tegen half vijf terug thuis te zijn. Perfecte timing voor de Vuelta, en meer moet dat toch niet zijn, op zo’n vakantiedag?

Kort geocachetochtje

Vanmiddag moest ik naar de kine, en eigenlijk had ik nog geen zin om onmiddellijk naar huis te rijden, want het was eigenlijk best mooi weer. Ik reed dus wat verder richting Rieme om daar een korte reeks labcaches op te pikken en meteen ook nog drie losse caches die ik blijkbaar nog niet had gedaan wegens destijds onbeschikbaar of zo.

Ik liep door het Riemese land en genoot. Ik zag bunkers tussen de mais, spotte de oervlaamse gewoonte om putten in aardewegen te versterken met mosselschelpen en kwam uiteraard een kapel tegen, hoe kan het anders.

En om mijn wandeling te beëindigen, zag ik een ganse reeks braambessen hangen aan de kant van een wegel. Ik liep terug naar de auto om daar een potje te halen – nog een chance dat ik mijn auto niet altijd meticuleus opruim, om het met een understatement te zeggen – en toch wel redelijk wat bramen te oogsten. Die Bart overigens met veel smaak opsmikkelde.

Tegen vier uur was ik opnieuw thuis, maar dat beetje wandelen heeft me deugd gedaan.

Ontbijtje en garen, en dat soort dingen

Elke vakantie – allez, de langere dan toch – proberen Merel en ik ergens te gaan ontbijten. We hebben al een paar adresjes geprobeerd, maar eigenlijk is onze favoriet toch echt wel Clouds in my Coffee. We zagen dus niet echt in waarom we nog ergens anders zouden gaan, en iets over tien zaten we dus samen op het terras daar in Sint-Amandsberg, na een fijne fietstocht, en genoten van de heerlijke yoghurt en zo.

Daarna fietsten we de stad in, op zoek naar deftige wol om een topje voor Merel te haken. Ze heeft iets gezien in een Tiktokfilmpje en zou graag hebben dat ik het namaak. Een echte handleiding zit er niet bij, maar ik kan wel min of meer achterhalen hoe het is gemaakt.

Wij dus richting Stoffenidee in de Burgstraat, waar we de wol die we zochten ook effectief vonden, en meteen ook knopen voor mijn afgewerkte vest. Daarna reden we naar de Veritas omdat we ook nog rekkerdraad nodig hadden om de frons van een oud topje van mij te repareren, en dan nog te voet richting de Lovisa voor een set fijne oorringen voor haar: ze heeft die beginnersknopjes nu lang genoeg in gehad, me dunkt.

Enfin, tegen half een waren we terug thuis, met een hoop fijn materiaal om mee te werken. Lang leve de vakantie.

Parkkaffee in de hitte

Yup, het is al de tweede week van augustus, langzamerhand tijd om weer sociaal te worden en al.

Ik probeerde al heel lang nog eens af te spreken met Sofie, maar dat bleek maar niet te lukken. Tot we nu in de vakantie nog eens de koe bij de horens vatten en vastlegden op vandaag. Wat uiteindelijk de heetste dag van de zomer bleek, maar bon.

Het Wegeltje in Vinderhoute bleek maar officieel open te gaan om 15.00 uur, dus het werd Parkkaffee. Daar was ik al jaren niet meer geweest, omdat het er altijd vol leerlingen zit en je vroeger zelfs gewoon moest betalen om er binnen te mogen. Dat laatste blijkt al jaren niet meer het geval te zijn, maar dan nog, het ging me om het principe.

Maar vandaag moest ik vaststellen dat het er eigenlijk toch bijzonder aangenaam zitten is, daar aan het water onder een parasol of een tarp, of gewoon in de schaduw van de bomen…

We kletsten over onze vakanties, onze kinderen, de school – ze is nog adjunct-directeur geweest bij ons en kent de school dus door en door – en dronken ijskoffie, en hadden eigenlijk gewoon een zeer sociale, warme, aangename middag. Zoals altijd: moeten we vaker doen. Tsja…

Bedenkingen bij Canada

Er valt wel wat te bedenken bij veertien dagen Oost-Canada, ja.

    • Het land is gigantisch. Als in: 5000 km breed, alleen al. Er waren op hetzelfde moment bosbranden in Canada, alleen was dat rond Jasper. Mensen vroegen we ons of we oké waren, maar dat was dus meer dan 4000 km van bij ons vandaag. Om even in perspectief te stellen: dan zit je vanuit Gent ergens midden in Afrika. Of zoals geocaching het stelde:
      .
      Er is dan ook ruimte met hopen en kilo’s, en heel veel huizen hebben een groot, perfect onderhouden grasveld rondom. Bizar.
      .
    • De straatborden zijn hilarisch! De Canadezen zijn zeer creatief in hun verkeersborden: wanneer er bijvoorbeeld nieuwe lijnen worden geschilderd, zie je niet alleen een bord dat er werken zijn, maar staat er ook effectief een bord van een verfborstel. Bij sommige borden moesten we ook echt nadenken over wat ze precies bedoelden. Ik geef er u hieronder enkele mee die Bart en Wolf voor mij hebben getrokken, want ik zat altijd aan het stuur.

Je zou denken: ze waarschuwen voor elanden, herten en schildpadden, maar nee hoor, dat laatste vertelt je te vertragen. Juist ja. En dan zijn er ook deze:

  • Nu we toch over dat soort dingen bezig zijn: verkeerslichten. Ze waarschuwen altijd als er onverwacht verkeerslichten aankomen met een standaard verticaal bord. Maar de meeste verkeerslichten staan er horizontaal.
    .
    Ergens is dat logischer voor de afslapijlen, maar in het begin is het echt verwarrend. En vreemd om te zien, dat ook.
    .
  • Dat er rare beesten zitten, dat was te verwachten. Het was zalig om die marmot te zien, en die specht. Maar het vreemdste waren een soort dronebeesten: ik hoorde ze het eerst in Montréal op de Mont Royal, dat grote park, en ik dacht echt dat er drones aan het overvliegen waren, of dat ze een eind verder aan het slijpschijven waren of zo. Niet dus: het is een of ander insect dat een hoog snerpend geluid maakt gedurende een seconde of tien-vijftien, effectief zoals een nijdige drone. Ambetant, yup.
    Een ander insect is een soort cicade die gigantisch ver kan vliegen: ze stijgt verticaal op tot een goeie meter, blijft dan hangen, en zakt weer. Of ze vliegt dus een meter of tien verder. Rare beesten.
    .
  • Paddenstoelen. Massa’s in alle groottes en formaten en soorten. Ik heb er echt veel gezien, zeker omdat het nog volop zomer is en dus pokkewarm.
    .
  • Water. Veel. De beelden van de verschillende watervallen hebben dat wellicht ook al duidelijk gemaakt, maar je kan echt geen tien kilometer rijden zonder over een riviertje of rivier te rijden. Er zijn – niet langs de Saint-Lawrence, maar eerder in het binnenland – ongelofelijk veel meren, ook in alle formaten. Er zijn van die kleintjes die je bijna een vijver zou kunnen noemen, en dan zijn er zoals het Lac Saint-Jean, dat een derde van Oost-Vlaanderen beslaat. Een lake house is dan ook geen uitzondering, maar zie je heel vaak. En dan ook vaak watervliegtuigen, want dat is de snelste manier om ergens te komen, en met al dat water heb je geen startbaan nodig.
    .
  • Nog zoiets waarvan er meer dan overvloed is: bomen. Miljoenen. Wat zeg ik? Miljarden, wellicht. De meeste huizen zijn dan ook in hout gebouwd, en dat snap ik volledig. Zover je kan kijken – zodra je buiten de stad bent – staan er bomen. Alle soorten, en ook loof- en naaldbomen door elkaar.
    .
  • Wat je dan opvallend niét veel ziet, zijn fietsers. Ja, je hebt de occasionele held die zich met pak en zak doorheen de heuvels en bergen worstelt, vaak met meer dan 10% helling. Strijders, echt waar. Maar in de steden zie je amper fietsers: niet in Montréal of Quebec, maar ook niet in de kleinere stadjes. Af en toe een enkel exemplaar…
    .
  • Wat je ook niet ziet, is vee. Als in: geen enkele koe gezien op die veertien dagen, en we zijn nochtans mastodonten van boerderijen gepasseerd met hectàren aan graan en mais en zo. En ja, met grote veestallen, maar alle beesten zelf stonden binnen. Misschien door de grote warmte, maar dat lijkt me niet, want je zag ook geen omheinde weiden. Vreemd.
  • Over vreemde dingen gesproken: de centrale stofzuiger. Ja, ik had dat al gezien in Amerikaanse films en reeksen, maar in de chalet hadden we dus zelf zo eentje. Je haalt een gigantische slang uit de berging, plugt die in in een gat in de muur, en begint te stofzuigen. In de berging hangt een groot ding dat de motor en de opvangzak voorstelt.
    .
  • Nog vreemder is de melk in zakken. Jawel, zakken. We hebben er onderweg naar de Pourvoirie, waar we in de chalet zelf gingen koken en eten, gekocht: vier plastiekzakken van elk een liter, samen in één grote zak. In de chalet stond dan een speciale kan waarin zo’n zak perfect past: dat had Kobe al op voorhand gegoogled. Erg praktisch is dat niet, het vraagt wat gewoonte, maar uiteindelijk is dat per liter melk enkel nog een zakje afval en geen ganse brik. Allez, denk ik dan.

    geen pakken maar zakken (melk) · albumelement
    .

  • Minder vreemd op zich, maar wel in de goed geöliede samenleving zoals Canada zich presenteert: daklozen. In Montréal zagen we overal tentjes staan in de parken, lagen er slaapzakken en kartons in portiekjes, zagen we bedelaars. Had ik eerlijk gezegd niet verwacht.
    .
  • Nog even terug naar het verkeer: de auto’s. Alles is hier groot, en dus ook de auto’s. Je ziet massa’s van die gigantische trucks zoals je die als kind ook tekent, en daarnaast van die pickups waarvan je je afvraagt hoe ze die in hemelsnaam in de stad geparkeerd krijgen. Want ja, ook in de steden zie je die heel vaak. Daarnaast ook veel patserwagens: meer Porsches en dergelijke dan bij ons.


    Ook: quads. Dat blijkt daar een heel normaal vervoermiddel te zijn en je ziet ze overal: mensen gaan er gewoon mee naar de winkel. Ik vermoed dat ze ze zien als sneeuwbestendige motors.


    Aan de andere kant zijn er ook overal waarschuwingsborden voor sneeuwscooters, dus ook die zal je hier in de winter vermoedelijk overal zien.
    .

  • Zowat alles is hier groot: koffie krijg je dus in een soepkom, de porties zijn enorm, de auto’s overdreven groot, maar er is ruimte. Heel. Veel. Ruimte. En ja, als je vanuit België komt, valt dat wel op, ja. Maar het zit ook in kleinere dingen: literflessen water kan je eigenlijk alleen per stuk of per 24 kopen. Zakken chips bestaan in buitenmaatse formaten, met de gemiddeld aangeboden brownie heb ik genoeg voor een hele dag, dat soort dingen.

Ik ben zeker dat ik nog een aantal dingen mis, en die zal ik eventueel later nog toevoegen. Maar het is een machtig land, geloof me. Héérlijk.

Canada dag 14: naar huis

Het reisbureau was nog enthousiast over de laatste dag: “Geen haast vandaag, jullie vliegen met een avondvlucht vanuit Montréal naar huis toe. Breng de voormiddag nog door in Québec of rijd meteen door naar Montréal om daar nog te lunchen en/of shoppen. Lever de huurwagen in en check-in voor de terugvlucht.”

In de praktijk liep dat even anders, want je wordt verondersteld drie uur op voorhand op de luchthaven te zijn voor een transatlantische vlucht. Dat betekende al rond een uur of twee, en het was nog drie uur rijden van Quebec naar Montréal. Dat resulteerde in een ontbijt bij ons op de kamer om half negen, met pak en zak, want het gewicht in de valiezen moest verdeeld worden. Ik was al veel vroeger wakker, zodat ik al de auto gaan halen was en nog snel een labcache aan een muurschildering had opgelost.

Tegen half tien lieten we Quebec alweer achter ons, om drie uur te rijden richting Montréal. Er werd duchtig geslapen in de auto…

Maar we wilden dus om twee uur in de luchthaven zijn en we waren rond half één aan Montréal zelf, zodat we de autostrade afreden en gingen eten in Little Italy, een wijk die we niet gezien hadden. Dik in orde, een klein Italiaans restaurantje waar precies iets ging gebeuren wegens een tafel voor veertig man gedekt buiten. Wij zaten gelukkig binnen in de koelte…

Kwart voor twee zaten we in de auto, kwart over twee was onze trouwe PRNDL goedgekeurd en liepen we de luchthaven binnen.

Je moet er zelf inchecken: zelf je boarding pass uitprinten, zelf je bagagelabels uitprinten en bevestigen, zelf je valiezen op de band zetten. En dus ook zelf nog wat gewicht verdelen, want ze waren behoorlijk streng, die machines.

Soit, al bij al gingen we bijzonder vlug door het systeem, zodat we nog meer dan twee uur zaten te koekeloeren. Maar ik zocht en vond een nieuw bandje voor mijn Apple Watch, Merel vond zowaar een fanmagazine over Taylor Swift, en allemaal hingen we wat rond en viel het nog mee.

En de vlucht? Ook die viel bijzonder goed mee, bijna twee uur korter dan in het heengaan, en ik heb zelfs een dik uur geslapen. En vooral: ik voelde me zo fris als een hoentje! Mocht ik me altijd zo voelen na een vlucht, ik had er geen probleem mee. Zelfs geen greintje misselijkheid, ik snap het zelf niet.

Al bij al een zeer aangename manier om de reis af te ronden.

Canada dag 13: Quebec

Die hittegolf, dat eist wel wat van een mens, ja. Thuis zou je gewoon binnen blijven en pas ’s avonds buiten komen, maar dat is hier geen optie.

We sliepen blijkbaar allemaal als een roosje en zaten om tien uur aan het ontbijt in het hotel, à la carte. Terwijl wij allemaal een zeer uitgebreid ontbijt hadden, bleek Merels bestelde bagel wel heel klein uit te vallen, waardoor ze helemaal triest werd. Ons Merel en eten, dat is een combo die je best niet verstoort. Maar ze kreeg nog extra fruit en een broodje en zo van ons, zodat het allemaal nog iet of wat meeviel. En die soepkom koffie, dat was ook best indrukwekkend. Kijk maar naar het bestek ernaast…

Tegen elven trokken we de stad in, en die was, naast serieus toeristisch, vooral ook bloedheet. We zochten enkele caches, vonden een aanwijzing voor een andere absoluut niet, en liepen rond door de oude stad en rond het kasteel aldaar. Wat dat overigens is met die grote roze baby: geen idee! We zagen die ook al in Montréal, maar daar heb ik hem niet echt op foto. Uiteindelijk namen we de 398 trappen naar beneden.

Het operafestival was in volle gang en dan staan er overal zangers het beste van zichzelf te geven op kleine podia en dergelijke.

Toen waren we allemaal oververhit en werden Merel en Bart hangry, dus zochten we een plaatsje in een Italiaans restaurantje. Buiten, helaas, want binnen zat vol. Al bleek dat achteraf de betere keuze, want er woei een windje doorheen het straatje en binnen stond de pizzaoven een goeie imitatie van de hel te geven.

Na het eten wilden we met de funiculaire terug naar boven, maar daar bleek een praktisch probleem: enkel cash, geen betaalkaarten, en we hadden maar 10 Canadese dollar meer. De heren waren zo galant om de eer aan Merel en mij te geven om in het tandradtreintje te gaan, terwijl zij de net geen 400 trappen beklommen in de volle hitte. En toch waren ze nog eerder boven dan wij, want wij moesten eventjes wachten.

Boven liepen we nog even rond, en dan was het plan om naar het Museum van Schone Kunsten te gaan. Dat lag 2 km verderop langs het grote park in Quebec, Parc du Champs de Bataille, met halverwege ons hotel. Kobe ging sowieso naar het hotel gaan, Wolf en Merel wilden wel mee met ons.

Alleen… het was echt bijzonder warm, het museum was grotendeels dicht voor renovatie, en Bart zag het niet meer zitten. Ze zijn naar het hotel teruggekeerd, Wolf ging nog even shoppen wat verderop in een bepaalde winkel, en ik, ik bleef ronddwalen door het park om er caches te zoeken.

Na een tijdje begon het te overtrekken, wat eigenlijk behoorlijk veel deugd deed, moet ik toegeven. Ik deed er nog een uurtje of twee bij, zag nog een stukje opera begeleid door draaiorgel, hoorde het eerste nummer van een U2-covergroep en genoot.

Ik liep even het museum binnen om af te koelen en even naar het toilet te gaan, en las overal de plaatjes op de banken.

Toen was het vijf uur en was vooral ook de batterij van mijn telefoon (lees: GPS) beetje plat, zodat ik ook even terugkeerde naar het hotel, daar wat afkoelde, mijn voeten liet rusten en vooral ook een deugddoende douche nam.

Om half acht tekenden we allemaal, netjes opgekleed, present in Le Ciel, het ronddraaiende restaurant boven op ons hotel. De zonsondergang was prachtig, en Bart had zijn GSM tegen een tafelpoot gezet om een timelapse te nemen van een volledig rondje.

Een hele mooie avond om een hele mooie reis mee te besluiten.