Girls’ Day Out, deel twee

Jawel, opnieuw een dag zonder mannen in huis, en dus trokken ook wij tweetjes er vanonder.

Pas om kwart over een was er plaats op het terras van het Kolleken, maar erg vonden we dat niet: we hadden laat ontbeten en voor de beste frietjes van Gent moet je wel wat over hebben, toch?

Een spitburger en een zeer fijne scampisalade later – de tomatensoep en de koffie achteraf eigenlijk niet vergeten – reden we verder naar de Action in Mariakerke: we zochten eigenlijk vooral touw om vriendschapsbandjes mee te maken, maar uiteraard waren er ook nog andere dingen te vinden. Zo hoort dat in de Action.

Over een niet echt kasseivrije, maar wel verkeersarme route reden we naar het klooster van de Augustijnen in de Sint-Margrietstraat, want daar was een mini-editie van het Figurentheater (aka. Puppetbuskers van vroeger) neergestreken, maar had dat pas gisterenavond gezien. Enfin, we slaagden erin om a) bekenden tegen te komen en getrakteerd te worden b) een fijne voorstelling bij te wonen c) meer bekenden tegen te komen en nog meer getrakteerd te worden.

En daarna reden Merel en ik nog verder ’t stad in, gewoon om een ijsje te halen. Tradities zijn tradities, toch?

Maar schoenen hebben we nog steeds niet gevonden.

We fietsten naar huis, met inmiddels een stevige tegenwind, en Merel, die er intussen toch wel 15 kilometer op zitten had, was zo verhit dat ze thuis meteen het zwembad in sprong.

Zalig, toch?

 

Girls’ Day Out

Deze morgen kwamen Merel en ik plots tot de vaststelling dat we vandaag maar met zijn tweetjes gingen zijn: Kobe is op kamp, Wolf zit bij Arwen en Bart is gaan werken.

Snode plannetjes? Well du-uh.

Tegen de middag gingen we de fiets op richting ’t stad. Merel kan perfect fietsen, maar is vaak nog te bang in het verkeer. Maar als mama verkeersarme en tramspoorvrije routes kiest, valt dat best mee. Al kan dat op zich dan weer nefaste gevolgen hebben voor de bips, wanneer die route dan langs kasseistroken loopt: de Sint-Antoniuskaai, Lievekaai en Gewad liggen er nu niet bepaald gestreken bij.

De fietsen werden geposteerd op de Korenmarkt, en wij gingen lunchen op het terras van de Godot. Merel ontfermde zich over een stevige spaghetti, ik nam dan weer sliptongetjes tot mij.

Een museum zat er vandaag niet in: er moesten schoenen voor Merel gevonden worden. En bandjestouw, en eventueel een lang kleedje met mouwtjes voor mij.

Het ging dus van winkel-in, winkel-uit, iets wat ik absoluut niet graag doe en dat ook Merel na verloop van tijd ging tegensteken. We vonden gezichtscrèmes, washi-tape met houdertje, pandaspullen voor haar kamer, allerhande andere kleine spulletjes en – zo schrijft de traditie het voor – ijsjes. Uiteraard.

Schoenen werden helaas niet gevonden, en de kleedjes die ik bij andere vrouwen zo mooi vind, transformeren mij dan telkens weer in een bomma. Ik vrees dat het voor mij niet weggelegd is, zo’n fleurig enkellang geval.

Tegen zessen waren we weer thuis, en Merel was uitgeput. Die vijf kilometer fietsen is ze niet gewoon, en er stond een stevige tegenwind bij het terugkeren. Gelukkig kon mama met de elektrische fiets haar af en toe een beetje duwen.

Maar we waren het er wel over eens: een hele fijne meisjesdag!

Blokfluitconcertje

Sinds een aantal jaar staat het duidelijk in de eindtermen van het deeltijds kunstonderwijs: toonmomenten en concertjes.

Kobe had eerder al een miniconcertje in een inrichting, Merel had vandaag een miniconcertje met alle beginnertjes van blokfluit in de binnentuin van de Poel. Enfin, er stond gelukkig een tent want het begon te druppelen.

Eigenlijk was ze wel wat zenuwachtig, maar dan vooral voor haar outfit, want de juf had gezegd: “Kleurrijk” en ze draagt vooral zwart tegenwoordig.

Maar ze deed dat wel goed. Allez ja, goed is relatief natuurlijk, heel erg veel kan ze nog steeds niet, maar bon, dat komt nog wel. Ze doet het in elk geval graag en ze gaat het verder doen.

Vriendjesdag

Voor haar laatste blokfluitles mocht Merel een vriendinnetje meenemen, en dus reed ik rond een uur of vijf met twee giechelende meiden op de achterbank naar de Poel.

Erg vond ik dat absoluut niet, want de café Labath is weer helemaal open en dus kon ik rustig binnen genieten van mijn koffietje, mijn boek en voor de gelegenheid zelfs een stukje taart. Dat had ik verdiend, vond ik, na een lange dag deliberaties.

Maar na de les waren we eigenlijk niet gehaast, zodat ik de magische woorden sprak: “Zeg dames, wat denken jullie van een ijsje?” Het antwoord was iets tussen een sprong, een gil, een lach, of alles tegelijk.

Een dikke vijf minuten later zaten we, zoals de traditie het vereist, op het muurtje van de Graslei. Ik had geen ijsje meer genomen, die taart was al welletjes. Maar de gezichten spraken boekdelen.