Ik weet eigenlijk niet of ik dit onder fantasy of science fiction zou zetten. Een beetje de twee, denk ik zo. Want de wereld die Miéville in dit boek schetst, is op zijn minst vreemd te noemen. Veel fantasy blijft dicht bij de werkelijkheid, met misschien wel wat magie, of een andere wereld of zo, dat wel, maar herkenbaar.
Miéville gooit het radicaal over een andere boeg. Nee, het is geen ruimte fiction, helemaal niet, maar de wereld is duidelijk helemaal alien. De wereld van Crobuzon is bevolkt met mensen, maar daarnaast ook khepri, een wezen uit de Egyptische mythologie met een scarabee als hoofd, vodyanoi, een soort uit de kluiten gewassen kikker, cactacae, wandelende cactusmensen, en gharuda, geantropomorfiseerde roofvogels. Er zijn nog andere wezens, maar deze vijf soorten leven min of meer vredevol samen.
Hoofdpersonage is Isaac, een geflopte wetenschapper. Geflopt wegens niet betrouwbaar genoeg, te chaotisch, te weinig de regels volgend… Maar Isaac stoot op een nieuwe manier van energie opwekken, een baanbrekend onderzoek, en laat intussen ook per ongeluk een wezen ontsnappen dat de ondergang kan betekenen van niet alleen de stad maar uiteindelijk zowat het hele continent. Hij probeert het heft in eigen handen te nemen en een oplossing te bedenken en krijgt daarbij gelukkig de hulp van het meest onwaarschijnlijk stelletje, goh, vrienden kan je het zelfs niet noemen. Maar het loopt – uiteraard – bij momenten grondig fout, en Miéville schuwt de weerzinwekkende beschrijvingen niet. De stad is grauw, groezelig, ademt een steampunk-sfeertje uit en is duidelijk niet aangenaam om in te leven.
De auteur springt van het ene personage naar het andere qua vertelpunt en schetst een wonderlijk coherente wereld met een bizarre maar al bij al aannemelijke plot.
Ik heb vrij lang gedaan over het boek, maar het liet me ook niet echt los. Ga ik de volgende boeken in de reeks lezen? Wellicht wel, maar nu nog even niet. Daarvoor ligt het me iets te zwaar op de maag.