Samen op de fiets

Gisteren was het echt nog prachtig weer, en dus vonden Merel en ik dat we die diem maar moesten carpen, sprongen op de fiets en reden naar het park Claeys-Boüüaert naast mijn school. Een van de caches daar was aan vervanging toe, vandaar. Maar die vijf kilometer heen en dan nog eens terug, met een brug bij én een zeer oneffen bospad, dat leek me nog geen goed idee voor Merel.

Even nagedacht, en jawel, een strak plan ontvouwde zich spontaan: Merel ging meefietsen tot aan de voet van de brug, daar gingen we haar fiets in het fietsenrek zetten, stevig op slot, en dan kon ze achterop bij mij op de elektrische fiets voor de brug en het stuk bos. Terugfietsen kon ze dan weer zelf. En voilà, strak plan strak uitgevoerd! Het bleek achteraf ook een zeer goed idee, want zo konden haar jonge ongeoefende beentjes nog wat uitrusten ook.

We checkten alle caches, stelden vast dat vooral de bonus een beetje verdwenen was, vervingen de andere verdwenen cache en zagen dat de rest nog wel in orde was. Oh, en we genoten ook oprecht van dat zalige bos.

We zijn ook nog even langs mijn school gepasseerd, die er om half vijf al vervaarlijk dicht uitzag. En heel erg eenzaam en verlaten. Ocharme.

 

 

Buitenwerk

Onze speeltoren die Wolf en ik een aantal jaren geleden samen hebben gebouwd, wordt eigenlijk niet echt veel meer gebruikt. Bart had al gezegd om hem af te breken, maar dat zag ik niet zitten, en wie weet kan hij over een tiental jaar opnieuw dienst doen.

Maar de lange teut waar de schommels aan hangen, die mocht er wel af, ja: meer plaats en zo. En de houten bak waarin ons brandhout geleverd werd, die zou perfect moeten passen in de ruimte achteraan de toren, zodat we er de blauwe vuilniszakken kunnen inzetten.

Gemakkelijker gezegd dan gedaan: we hebben blijkbaar de vijzen van de schommel nogal stevig vastgedraaid. Maar waar een wil is, is een weg, en stevige armspieren, dat ook. Daarin moet puber Wolf zijn meerdere nog erkennen in zijn moeder: ik mag dan gehandicapt zijn, mijn armspieren zijn nog verdekke in orde!

Enfin, met veel moeite werd het schommelgedeelte losgekoppeld, en de houten bak, die kregen de jongens niet op zijn plaats. Hij kan er op zich wel staan, maar om hem erin te krijgen, da’s een ander paar mouwen. Maar ze toonden zich de waardige zonen van hun koppige vader, en toen ik terugkwam van de boodschappen van Marleen, zat het ding – minus één plank – zowaar op zijn plaats!

Om de namiddag af te sluiten, fietste ik nog even naar Evergem: daar moest ik nog een nieuwe cache steken, en het was ideaal fietsweer. Ik genoot, zeker toen ik de zonsondergang zag. En geen kat op straat…

 

De eerste echte lentedag!

Gisteren en vandaag was het eindelijk goed weer, en het leven verplaatste zich spontaan naar buiten. De tuin, welteverstaan. Wolf had eerder deze week al het terras schoongespoten met de hogedrukspuit, gisteren haalden we ook al de tuinkussens en de Fatboy uit, en Merel en ik installeerden ons met ons boek.

En vandaag was het nog beter, waardoor we ook onze zondagse taart buiten aten. Geen goed idee, overigens, als uw taart een merveilleux is en alle chocoladestukjes op uw zwarte broek waaien waar ze ogenblikkelijk smelten. Hmpf.

Ik maakte mijn broek zo goed zo kwaad mogelijk schoon, zag dat het een verloren zaak was, en sprong dan maar op de fiets om twee caches te repareren – alweer. Die van de Brusselsepoortsluis was weer eens verdwenen, maar de cachende buur ging er een oogje op houden. En de Sint-Agnetesluis, aan de Coupure, was grofweg losgesnokt. Daar had ik meer geluk: aangezien een vroegere cache in de buurt gearchiveerd is, kon ik hem eindelijk op een betere plaats leggen, vlakbij de eigenlijke vroegere sluis. Happy me!

En intussen fietste ik door bevreemdend lege straten.

En ’s avonds, toen aten we ook gewoon buiten. En Gandalf zag dat het goed was.

Lourdes

Vandaag heb ik dus in Lourdes gezeten. Voor wie van Gent is, betekent dat automatisch Oostakker natuurlijk. In Oostakker is er ook ooit een wonderbaarlijke genezing geweest, waarop ze een replica van de grot van Lourdes hebben gebouwd en een heuse basiliek.

Ik ben naar ginder gefietst, heb mijn fiets aan de basiliek gezet, en ben de vragen beginnen oplossen. Dat leidde me rond het plein, eventjes langs de straat en dan het Slotendriesbos in. Alleen dacht ik dat ik netjes een rondje kon maken: vraag 1-3-4-5-6 en dan 2, maar blijkbaar was de toegang terug afgezet met een hek, en moest ik helemaal terug lopen om vraag 2 op te lossen. En uiteraard lag de stash weer helemaal de andere kant het bos in.

Soit, ik loste het op, berekende de coördinaten van het potje, en ging toen de basiliek even binnengaan. Dacht ik, want ook al was het pas tien voor vijf, de kerkdeur ging net voor mijn neus dicht, terwijl het aangegeven stond tot 19.00 uur. Ach ja, niet erg.

Maar ik heb gigantisch genoten van de fietstocht van 17 kilometer en de wandeling van een uurtje, en was helemaal ontspannen. En ook de rug bedankte me.

Een heerlijk gevuld dagje…

Awel, ik heb me eigenlijk nog niet verveeld tijdens deze quarantantie, ik heb voortdurend vanalles te doen.

Neem nu deze ochtend. We staan hier standaard om negen uur op, zitten om half tien aan het ontbijt en beginnen om tien uur aan het schoolwerk. In mijn geval was dat taken opgeven, filmpjes online zetten en live lesgeven van kwart over elf tot twaalf. Koken hoefde ik niet te doen, want ze hadden quasi gesmeekt om een pizzadag. En wie ben ik dan om daar tegenin te gaan? En terwijl de pizza’s in de oven zaten, werd er gerolschaatst, zoals elke dag eigenlijk, en werden er vooral ook handen gewassen.

Na het eten bekeek ik nog wat schoolwerk, en tegen drie uur sprong ik op de fiets, richting Oostakker. Ik heb niet zo’n last van het sociale isolement – ik ben niet sociaal – maar ik heb geen zittend gat, en al zeker geen zittende rug, want die vindt deze situatie niet zo fijn.
Alleen had ik me miskeken op een pad langs de spoorweg waardoor ik in Sint-Amandsberg verzeilde. Niet erg, het een leidt naar het ander, en nog veel leuker, het leidde me onverwacht voorbij Gwens deur. Ik probeerde haar gsm, maar die was bezet – een van de dochters was die aan het gebruiken. Maar Gwen zat te werken op de eerste verdieping aan haar bureau en zag me staan. En toen hebben we een heerlijke twintig minuten staan kletsen, ik op straat en zij aan haar raam daar op het eerste.

Ik ben geen sociaal wezen, maar dit deed eigenlijk best wel deugd. Afijn, de fiets op en verder naar Oostakker waar nog een ongelogde cache lag langs een prachtig pad. Oordeel zelf.

De fietstocht ging verder richting Destelbergen naar een carpoolcache, dan naar de kerk, en dan langs de Schelde waar ik een stevige klim omhoog moest doen, maar die wonderwel lukte. Een kapotte rug is iets, koppigheid is ook iets.

Enfin, ik pikte nog eentje in een zijstraat op, fietste tot aan de kleine ring en ging dan rechts van de spoorlijn het fietspad volgen. Met een paar hele mooie graffiti, vond ik.

Van daaruit ging het over de Dampoort, opnieuw langs het water en de hele mooie promenade, verder tot aan een nieuw mooi aangelegd stukje aan de kop van het water.

En toen was blijkbaar de batterij van mijn fiets zo goed als op, na dertig kilometer volle ondersteuning. Euhm… Ik geef het u op een briefje, zo’n elektrische fiets is een zwaar ding! Maar ik kon er nog de laatste restjes minimale steun uit persen en geraakte toch nog netjes thuis.

Helemaal ontspannen, vrolijk uitgewaaid én met vijf caches op zak. Score!

En nu mijn handen gaan wassen se!

Het park

Was ik dinsdag in Gent zelf gaan rondfietsen om er mijn caches in orde te zetten, dan was het vandaag de beurt aan de caches in en rond het Claeys-Bouüaertpark. Alleen, daarvoor had ik een van de jongens nodig, want een van de caches die regelmatig gemolesteerd wordt, is eentje die op vijf meter hoog in een boom hangt, en die kan ik dus niet zelf in orde zetten.

Soit, Wolf en ik de fiets op, Merel achterop, en wij naar het park naast de school, zo’n vijf kilometer. We hebben het hele rondje gecontroleerd, papiertjes vervangen, en die in de boom effectief steviger en iets hoger vastgehangen en voorzien van vers papier en een dekseltje. Met dank aan Wolf die vakkundig de boom in kon.

Oh, en in het passeren hebben we ook nog de brieven naar oma en opa gepost. Ik lag wel strijk: geen van drie had ook maar enig idee waar je precies het adres schrijft en de postzegel plakt, en aan het postkantoor wist Wolf ook niet wat hij precies met die brief aanmoest. Gewoon in de brievenbus steken, uiteraard. Sign of the times, zeker?