“Goh, mama”, kwam Kobe gisteren af, “jij hebt toevallig geen zin om morgennamiddag te gaan cachen in Melle?”
Euh?
Blijkt dat hij voor een werkcollege van plantkunde in de proeftuin in Melle moest zijn, en van bij ons is dat een behoorlijk eindje fietsen. Hij had geluk: ik moet de maandagnamiddag niet lesgeven, en ik kon wel een paar uurtjes missen, die ging ik dan ’s avonds wel inhalen.
Voor mij was het ook nog ideaal: ik kon in de buurt drie mooie, reeds uit elkaar gehaalde boekenkastjes ophalen die perfect zijn voor het appartement, maar uiteraard kan ik die zelf niet dragen. Wij dus wat vroeger vertrokken, die dingen in de auto gepropt – het kon er nét in – en wijle weg.
Om vier uur werd Kobe aan de proeftuin gedropt en ik ging cachen. Heel veel succes had ik niet, het weer was ook niet bepaald om over naar huis te schrijven, maar ik vond wel enkele caches en ik ontspande ook weer helemaal.
En Kobe, die was helemaal in zijn nopjes omdat hij niet dat eind had moeten fietsen.
Ik liep al dagen slecht gezind, te veel gestrest, te opgedraaid, en daarom ging ik vandaag gaan rondlopen. Meer bepaald in de Gentbrugse Meersen om daar caches te gaan zoeken. Ik moest nog twee schuiven binnensteken bij iemand in Gentbrugge die zelf geen auto had, en dat was dus de ideale gelegenheid.
Ik parkeerde me naast de viaduct van de E17 en stond versteld van de graffiti daar. Serieus, al die steunpilaren zijn prachtig euh, versierd? Beschilderd? Bespoten? Ik heb ze niet allemaal gefotografeerd en ik ben ook niet tot het einde gewandeld omdat ik het natuurgebied in wilde, maar geniet even mee:
Ik nam een selfie vrij in het begin, en dat was dit:
En toen ging ik rondlopen, blijkbaar samen met nogal wat ander volk, maar dat stoorde me niet echt. Ik liep door de bossen, door de velden, langs wandelpaden, pikte links en rechts een cache op, overtuigde twee jonge lopers om even in een boom te klimmen om er eentje voor me te pakken – good karma, boys! – en genoot intens van de zon op mijn snoet.
Ik reed daarna een eind verder, naar de andere kant van de Meersen, om er een cache op te pikken aan het Vredesmonument.
En toen reed ik naar punt drie van de Meersen om ook daar nog een goed eind te wandelen, compleet met een uitkijkpunt op een bergje en al.
Het zorgde in elk geval voor dit:
Man, dit had ik echt nodig. En ik denk dat mijn gezin ook opgelucht was.
Het was mooi weer – morgen en de rest van de week gaat het weer regenen – en het was vooral één van de laatste vakantiedagen waarop ik nog totaal niet bezig hoef te zijn met school, en dus dacht ik: waarom ga ik niet nog een namiddagje geocachen? Alleen heb ik de meeste caches in de buurt al gedaan. Maar ik keek wat verder en zag dat ik evengoed naar Lokeren kon rijden, via een paar andere caches, en dat er daar drie serietjes van vijf labcaches lagen, met onderweg nog eentje.
Bon, water mee, een koekje mee, de geocache tools mee – en achteraf bleek dat ik de hengel duidelijk NIET mee had – en ik richting Lichtelare en dan verder naar Lokeren. Ik was daar van mijn leven nog niet geweest, toch niet dat ik me ook maar in de verste verte kan herinneren. Ik zie ook niet in wat ik ooit in Lokeren kon gaan doen zijn, maar het viel me bijzonder goed mee: een grote open markt, een aantal mooi gerestaureerde gebouwen en vooral de Durme die dwars door het centrum loopt met park en zitplekjes langs de oevers, veel beeldjes en zelfs een ROA. Ik was aangenaam verrast, jawel, en had zelfs zin en tijd om in een strandstoel een koffie te drinken. Lokeren, u was meer dan behoorlijk, jawel.
Ook vandaag ging ik ons pa ophalen in Lovenbos: op zich is het niet strikt meer nodig dat hij daar zit, maar dinsdag volgt nog een laatste dilatatie, onder sedatie, en dan heb ik liever niet dat hij de nacht daarna zonder toezicht doorbrengt. Hij is het daar gelukkig mee eens.
Maar een vader die weer min of meer te been is + mooi weer = geocaching. We trokken naar Gent stad, naar de Oude Dokken. Daar heb je twee fietsbruggen, de Bataviabrug en de Matadibrug, en daarrond heeft dus iemand een labcache met vijf vragen gelegd. Het rondje is een kilometer, maar gelukkig zijn er veel muurtjes en bankjes, want ons pa heeft toch wel een keer of acht moeten rusten. Ondertussen beklom ik een kraan, zocht antwoorden, bekeek een andere kraan van dichtbij, keerde even op mijn stappen terug, en vond dus vijf labcaches en de bonuscache. Ik vind het overigens heel knap hoe ze die oude kranen en andere machines in het stadsbeeld hebben verwerkt, en hoe dat echt een mooi wandel- en fietsstukje geworden is.
En ons pa? Die zag dat het goed was, dat hij dringend meer moest bewegen – dat zegt hij al drie jaar – en dat de koffie en de verse ijscrème achteraf des te meer deugd deden.
Vanmiddag moest ik naar de kine, en eigenlijk had ik nog geen zin om onmiddellijk naar huis te rijden, want het was eigenlijk best mooi weer. Ik reed dus wat verder richting Rieme om daar een korte reeks labcaches op te pikken en meteen ook nog drie losse caches die ik blijkbaar nog niet had gedaan wegens destijds onbeschikbaar of zo.
Ik liep door het Riemese land en genoot. Ik zag bunkers tussen de mais, spotte de oervlaamse gewoonte om putten in aardewegen te versterken met mosselschelpen en kwam uiteraard een kapel tegen, hoe kan het anders.
En om mijn wandeling te beëindigen, zag ik een ganse reeks braambessen hangen aan de kant van een wegel. Ik liep terug naar de auto om daar een potje te halen – nog een chance dat ik mijn auto niet altijd meticuleus opruim, om het met een understatement te zeggen – en toch wel redelijk wat bramen te oogsten. Die Bart overigens met veel smaak opsmikkelde.
Tegen vier uur was ik opnieuw thuis, maar dat beetje wandelen heeft me deugd gedaan.
Die hittegolf, dat eist wel wat van een mens, ja. Thuis zou je gewoon binnen blijven en pas ’s avonds buiten komen, maar dat is hier geen optie.
We sliepen blijkbaar allemaal als een roosje en zaten om tien uur aan het ontbijt in het hotel, à la carte. Terwijl wij allemaal een zeer uitgebreid ontbijt hadden, bleek Merels bestelde bagel wel heel klein uit te vallen, waardoor ze helemaal triest werd. Ons Merel en eten, dat is een combo die je best niet verstoort. Maar ze kreeg nog extra fruit en een broodje en zo van ons, zodat het allemaal nog iet of wat meeviel. En die soepkom koffie, dat was ook best indrukwekkend. Kijk maar naar het bestek ernaast…
Tegen elven trokken we de stad in, en die was, naast serieus toeristisch, vooral ook bloedheet. We zochten enkele caches, vonden een aanwijzing voor een andere absoluut niet, en liepen rond door de oude stad en rond het kasteel aldaar. Wat dat overigens is met die grote roze baby: geen idee! We zagen die ook al in Montréal, maar daar heb ik hem niet echt op foto. Uiteindelijk namen we de 398 trappen naar beneden.
Het operafestival was in volle gang en dan staan er overal zangers het beste van zichzelf te geven op kleine podia en dergelijke.
Toen waren we allemaal oververhit en werden Merel en Bart hangry, dus zochten we een plaatsje in een Italiaans restaurantje. Buiten, helaas, want binnen zat vol. Al bleek dat achteraf de betere keuze, want er woei een windje doorheen het straatje en binnen stond de pizzaoven een goeie imitatie van de hel te geven.
Na het eten wilden we met de funiculaire terug naar boven, maar daar bleek een praktisch probleem: enkel cash, geen betaalkaarten, en we hadden maar 10 Canadese dollar meer. De heren waren zo galant om de eer aan Merel en mij te geven om in het tandradtreintje te gaan, terwijl zij de net geen 400 trappen beklommen in de volle hitte. En toch waren ze nog eerder boven dan wij, want wij moesten eventjes wachten.
Boven liepen we nog even rond, en dan was het plan om naar het Museum van Schone Kunsten te gaan. Dat lag 2 km verderop langs het grote park in Quebec, Parc du Champs de Bataille, met halverwege ons hotel. Kobe ging sowieso naar het hotel gaan, Wolf en Merel wilden wel mee met ons.
Alleen… het was echt bijzonder warm, het museum was grotendeels dicht voor renovatie, en Bart zag het niet meer zitten. Ze zijn naar het hotel teruggekeerd, Wolf ging nog even shoppen wat verderop in een bepaalde winkel, en ik, ik bleef ronddwalen door het park om er caches te zoeken.
Na een tijdje begon het te overtrekken, wat eigenlijk behoorlijk veel deugd deed, moet ik toegeven. Ik deed er nog een uurtje of twee bij, zag nog een stukje opera begeleid door draaiorgel, hoorde het eerste nummer van een U2-covergroep en genoot.
Ik liep even het museum binnen om af te koelen en even naar het toilet te gaan, en las overal de plaatjes op de banken.
Toen was het vijf uur en was vooral ook de batterij van mijn telefoon (lees: GPS) beetje plat, zodat ik ook even terugkeerde naar het hotel, daar wat afkoelde, mijn voeten liet rusten en vooral ook een deugddoende douche nam.
Om half acht tekenden we allemaal, netjes opgekleed, present in Le Ciel, het ronddraaiende restaurant boven op ons hotel. De zonsondergang was prachtig, en Bart had zijn GSM tegen een tafelpoot gezet om een timelapse te nemen van een volledig rondje.
Een hele mooie avond om een hele mooie reis mee te besluiten.
Vandaag werd een overgangsdag met extra veel water: we ontbeten op de kamer met cornflakes en zaten tegen tien uur in de auto. Een half uurtje later stonden we al aan de eerste halte: de waterval aan Baie-Saint-Anne, waar je met diverse hangbruggen over het water kan en je ook de Air Canyon kan doen over diezelfde waterval. Je wordt met 50 km per uur over de waterval geschoten, op een zeer respectabele hoogte. Dat deed Merel en mij meteen besluiten om dat NIET te doen, maar de heren zagen dat volledig zitten.
Ondertussen liepen Merel en ik al wat verder over de waterval zelf, en ja, die is indrukwekkend. Wat een massa water, wat een lawaai! Vandaar ook de bijhorende filmpjes, het was echt wel de moeite. Bij het derde filmpje overigens echt kijken tot het einde.
Bon, het was nog geen twaalf uur en het was ook maar een half uurtje rijden naar de volgende stop: de waterval van Montmorency, aan de rand van Quebec stad. Daar was het nog een pak toeristischer, maar we moeten niet zagen: we liepen er per slot van rekening ook.
Parking één stond vol, we werden richting parking twee gedirigeerd en kregen van de ticketverkoper de raad om snel aan te schuiven bij de kabelbaan want het was druk. Gelukkig viel dat nog mee: amper tien minuten, denk ik, maar wel in de volle zon. Nog een chance dat die kabelbaan er is, want het alternatief was 450 trappen. Dàchten we, want toen we boven waren, zagen we dat daar ook nog een grote parking bleek te zijn. Soit, we zochten een picknicktafel in de schaduw en aten daar onze ’s ochtends gesmeerde boterhammetjes op (en repareerden en passant Merels losgeschoten veertje van haar beugel).
Daarna gingen we de waterval zelf van dichtbij bekijken, toch van boven uit.
We liepen ook nog even beneden tot aan de waterval (en werden goed nat) en toen was ook dat welletjes, vonden we.
Een dik kwartier later stonden we aan hotel La Concorde in Quebec zelf, een van de zeer herkenbare torens aldaar, met bovenaan het ronddraaiende restaurant Le Ciel.
De kinderen zaten op de 23ste verdieping, wijzelf op de 21ste: ruime, gerieflijke kamers in een toch wel wat ouder gebouw, ja. Er stonden twee grote bedden op de kamer, en Bart en ik hebben dan elk maar eentje gekozen, gewoon om eens zot te doen. En rustig te slapen, met elk een eigen donsbed, dat ook.
Als er, na al het rondgeloop van de voormiddag, nog zin was geweest om nog meteen Quebec te gaan verkennen, dan werd die ons door waterval drie eventjes ontnomen: het begon te gieten, maar echt te gieten: het water kletterde zo hard tegen de ruit dat het zelfs binnenstroomde via een lek bovenaan.
Maar tegen zeven uur waren we weer allemaal wat uitgerust en afgekoeld en trokken we de stad in, op zoek naar een deftige poutine. Ha ja, want we waren intussen veertien dagen in de provincie Quebec en hadden dat nog niet eens geproefd. Wolf leidde ons feilloos naar Poutineville, een keten die uitstekende recensies krijgt. Euh… het was niet slecht, maar poutine is niet mijn ding, vrees ik. Alleen Kobe zag dat echt helemaal zitten, maar die eet thuis dan ook al graag eens een kapsalon.
Toen was de rest moe en wilden ze terug naar het hotel, maar ik had nog wat energie over – ADHD much? – en liep rustig nog wat rond in de stilaan donker wordende stad om geocaches en labcaches te zoeken. Dat laatste verliep niet zo vlot, omdat er verschillende festivals aan de gang waren: een operafestival, maar vooral ook een festival van La Nouvelle France, waarbij een park en verschillende straten volledig waren afgesloten met podia en dergelijke, betalend. Tsja… Maar het gaf wel extra sfeer, ja.
En toen was er ook nog het uitzicht vanuit onze kamer over de nachtelijke stad.