Kafka

Naar aanleiding van een post bij Tessa wilde ik jullie het volgende verhaal niet onthouden.

Ik moest voor een interimjob of zo (het is een paar jaar geleden) een paar papieren hebben, en ik wist niet of ik nu bij de VDAB of de RVA moest zijn daarvoor. Ik zou dat dus wel even gaan vragen bij de RVA in de Korte Meer, dacht ik zo, ik moest toch in ’t stad zijn.

Ik mijn moto op, en daar naartoe. Ik kom beneden in de hal, en ik zie dat de bureaus eigenlijk enkel in de voormiddag toegankelijk zijn voor het publiek, en dat je in de namiddag enkel telefonisch inlichtingen kan krijgen. Bon, ik was er nu toch, ik kon het evengoed even gaan vragen, en zou dan wel een andere keer terugkomen om de bewuste papieren.

Ik dus naar boven, waar ik terechtkom aan een soort balie. Daarachter staan een hoop bureaus opgesteld, beladen met paperassen, en waar een dame van middelbare leeftijd zit te … zwoegen, had ik bijna gezegd.
Zeer verstoord kijkt ze op, wanneer ik beleefd mijn keel schraap om de aandacht te trekken.

– Excuseer, mevrouw, kunt u mij soms zeggen…

Zonder een woord uit te brengen wijst ze naar een bord, waar nog eens de openingsuren herhaald worden.

– Ik besef dat, mevrouw, maar ik wil enkel een inlichting.
– Madam (het Gentse accent kan/wil ze niet weg steken), de bureau’s zijn nui geslote, veur inlichtinge moede belle.
– Ja maar, mevrouw, ik ben hier nu toch, kan u me soms zeggen…
– Zeg, kundegij nie leze messchiens? Os ge een inlichtinge wilt, moede ofwel morgenneuchtink terugkome, ofwel ne kier belle.
– Maar mevrouw…

Nors draait ze zich terug naar haar papierwerk, en keurt me geen blik meer waardig.

Bon. Ik open mijn handtas, en haal mijn GSM boven. Onverstoord begin ik het nummer van het bureau (dat op het bord naast mij geafficheerd staat) in te tikken. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat het mens nors in mijn richting kijkt omdat ik nog steeds niet verdwenen ben. Dan gaat de telefoon op haar bureau over. Met een blik die het midden houdt tussen verbazing, ontzetting en ongeloof staart ze in mijn richting. De telefoon rinkelt. Zij staart.

Na een tiental belsignalen spreek ik haar aan: ‘Excuseer mevrouw, maar zou het mogelijk zijn de telefoon op te nemen? Ik zou graag een inlichting willen.’

Nog even blijft ze in mijn richting staren, dan pas komt ze in beweging. Ik zet de GSM af, zodat het gerinkel ophoudt.

– Ja?
– Wel, mevrouw, formulier xxy/14, kan ik dat bij u krijgen, of moet ik daarvoor bij de VDAB zijn?
– VDAB
– Ah, bedankt mevrouw, meer moest ik niet weten! Nog een prettige namiddag verder!

Ik denk dat ze daar nog even is blijven staan kijken. Kafka is de wereld nog niet uit.

Hoofddoek

Ik lees net bij onder andere Huug, I. en Michel dat het stadsbestuur van Gent de hoofddoek heeft geband.

Ontzetting is wat er even bij mij opkwam. Zoals ik deze week ergens gelezen heb: de hoofddoek verbieden is net zo erg als hem verplichten. Het is allebei een kwestie van het verhinderen van vrije keuze.

Zelf zou ik liever zien dat mijn leerlingen van 12 de hoofddoek niet dragen (kwestie van integratie en zo), maar ik zal ze nooit, nooit daarover aanspreken of daarom ook maar enigszins anders bekijken. Is dit geen kwestie van leven en laten leven?

Ik ben toch wel teleurgesteld, echt.

Creatieconcert Psalm L

Tot ongeveer een jaar geleden dacht ik, zoals u wellicht, bij de naam “Bikkembergs” aan knappe voetballers in modieuze kledij en dergelijke.

Koorkennend en -minnend Vlaanderen denkt daar waarschijnlijk iets anders bij, en wel de voornaam “Kurt”. Kurt Bikkembergs is, naast onder andere docent aan het vermaarde Lemmensinstituut en koorleider van de Vlaamse Opera, namelijk één van Vlaanderens meest prestigieuze componisten.
Al wie iet of wat betrokken is bij hedendaagse koormuziek, zit al een tijdje reikhalzend uit te kijken naar ’s mans nieuwste compositie.

Een jaar geleden gaf Kamerkoor Furiant uit Wondelgem hem namelijk de opdracht om voor hen een nieuw liturgisch werk te schrijven: een psalm waarin de ambities van dit jonge koor konden getoonzet worden, een krachtige en extraverte religieuze belijdenis op hoog koortechnisch niveau! De componist gebruikt daarbij zijn typische chromatuur, maar heeft deze keer ook Björks Dancer In The Dark in het achterhoofd gehouden, vertrouwde hij ons toe. Vooral de ‘lichaamspercussie’ intrigeerde hem, en dat heeft hij dan ook geïntegreerd in dit werk, net zoals een paar ‘rap-achtige’ passages.
Bleef de kwestie van de naam: Psalm L. Logischerwijs zou dit Psalm Vijftig moeten uitgesproken worden, maar dat wil Bikkembergs niet: het is een atypische psalm met een boze god, met atypische muziek, en dus mocht ook de titel enige tegendraadsheid krijgen. Het is dus wel degelijk Psalm EL.
Kamerkoor Furiant zal dit werk creëren op vrijdag 23 november 2007 om 20u30 in de St.-Pauluskerk, Smidsestraat te Gent. Drie andere Gentse koren brengen op deze concertavond hun hedendaags repertoire: Novecanto o.l.v. Katrijn Friant; Kalliope o.l.v. Sabine Haenebalcke; Vokamando o.l.v. Steve de Veirman. Elk koor brengt ook een werk van Kurt Bikkembergs, die op deze avond centraal staat.
Een creatieconcert is niet niks natuurlijk, en vooral een unieke gelegenheid: elk werk kan maar één keer zijn maagdelijkheid verliezen :-p Rep u daarom vrijdag naar de Sint-Pauluskerk, en geniet van de muziek. U zal het zich niet beklagen.

VVK: €10 (student €8)
ADD: €12 (student €10)

Tickets en reservatie: kaartenverkoop at artemusicale.be
of uitbureau 09/233 77 88

De Jacobijn

Donderdag had ik niet veel tijd om iets te eten, dus zijn Bart en ik snel binnengewipt in de vernieuwde Jacobijn in Onderbergen.

De Jacobijn was vroeger al een adresje waar je rustig kon koffiedrinken, en een spaghetti of een croque of iets dergelijks kon eten. Het was er eigenlijk altijd wel vrij druk. Tot onze grote verbazing merkten we op een bepaald moment dat het over te nemen was, en dat het eigenlijk al gesloten was. Tiens.

Het feit dat er opnieuw iets mee ging gebeuren, werd ons duidelijk toen het smeedijzeren hek aan de ingang fluogroen werd geschilderd. Ah bon? Langzaamaan werd het hele interieur vernieuwd: heldere wanden aan het begin, en dan fel limegroen voor het achterste gedeelte waar ook de toonbank staat. Fris en modern, jawel. Leuk detail: er is een afhaalloket aan de zijkant waar je broodjes kan afhalen zonder binnen te komen.

Want dat is de Jacobijn eigenlijk geworden: een koffie-thee-broodjeszaak. De kaart is dan ook bijzonder klein wanneer het op warm eten aankomt: twee soorten quiches. Verder zijn er een aantal slaatjes, en een ganse resem broodjes. Wel kan je er een hele variëteit aan thee verkrijgen, en ook het gamma koffiebereidingen is niet mis. Uiteraard is er de begeleidende taart, waarvan er een aantal op een bord neergeschreven staan als suggestie.

Een vriendelijke jonge gast kwam snel onze bestelling opnemen, en aangezien het om lunch ging, kozen mijn tafelgezelschap en ik elk voor een quiche met begeleidende sla.

Een goeie tien minuten later kwam die quiche ook op tafel, samen met de drankjes, die niet op voorhand waren gebracht. Aan de overkant verscheen een punt quiche met ham, geitenkaas en spinazie, zelf had ik voor de zalm-courgette-dille-variant gekozen. Op het bord kwam meteen ook een salade: verschillende soorten sla, een paar stukjes tomaat en zongedroogde tomaat, gesnipperde rauwe sjalot, pijnboompitten, en een apart kannetje met een smakelijke vinaigrette.
Lekker, maar weinig als lunch: een achtste van een quiche is niet bepaald overdadig. Ik denk niet dat dat trouwens de bedoeling was, voor acht euro. De drankjes, zijnde plat en spuitwater, waren 1,90 euro per stuk.

Ideaal dus als je in de Veldstraat loopt en honger krijgt: smakelijk, snel en niet duur. Alleen mag je geen àl te grote honger hebben natuurlijk.

De Jacobijn
Onderbergen 15
9000 Gent
09/225.06.92

Coeur d’Artichaut

Vooravonden van vrije dagen, zeker wanneer de kroost bij oma zit, moeten gevierd worden, en waar kan dat beter dan op restaurant?

Bart en ik gingen dus woensdagavond eten in Coeur D’Artichaut, een stijlvol restaurant in Onderbergen, tegenover het Pand. Ik kende de keuken al van diverse cateringgelegenheden, maar was nog nooit in het restaurant zelf geweest. De sfeer zat meteen juist, vond ik: crèmekleurige muren, zwartgeschilderde deuren en houtwerk, moderne stoelen in dezelfde kleuren, en gesteven witte tafellakens. Het licht was gedimd, hier en daar stonden kaarsen, en op elke tafel stond een enkele lage rode margriet in een klein vaasje. Op de vensterbanken kon je dan weer hoge vazen met helderrode amarylissen bewonderen, een frisse rode noot dus in een verder sober interieur.

Toen we in de namiddag belden om te reserveren, wist men ons te vertellen dat het druk ging worden, en jawel, het restaurant zat vol. Nochtans werden we bij het binnenkomen dadelijk naar een tafeltje gebracht, en kwam men vrijwel meteen de kaart brengen. Hoewel er een aantrekkelijk maandmenu te verkrijgen was voor 49 euro per persoon, kozen we voor een diner à la carte: duurder, maar dan wel met precies díe gerechten waar we zin in hadden.

We begonnen met een aperitiefje: een Gentse Roomer voor mij (5 euro), een Bloody Mary voor Bart (7,5 euro). Dadelijk kwam daar ook een amuse-gueule bij: een klein kommetje ‘frisse kruidensoep’, en een dobbelsteentje ’tortilla van boschampignons’. Iets later werd een mandje dik gesneden bruin brood op tafel gezet, met een schaaltje boter.

Vrij snel, zeker voor zo’n drukke avond, volgde het voorgerecht. We hadden beiden geopteerd voor de ‘Gebakken ganzenlever met appel, gekarameliseerd witloof en balsamico’ (16 euro) en die kwam gewoon perfect op het bord: drie mooie strookjes lever, geflankeerd door een torentje witloof, gemengd met appeltjes, en vrij stevig gepeperd, zoals het hoort.

Voor het hoofdgerecht kwamen wel twee verschillende schotels op tafel: aan de overkant was dat de “Gebraden hertenfilet, boschampignons en een peertje in de rode wijn, met aardappelkroketjes en chocoladesaus” (24 euro), zelf verkoos ik de “Hazenrug met gebakken pompoenstaafjes, puree met savooi en spekblokjes, pepersausje” (24 euro). Toen het meisje met de borden aan kwam zetten, vermeldde ze er expliciet bij: “Let op, want de borden zijn zeer heet!” Aan Barts zijde was dat inderdaad zo, maar toen ik een spruitje opprikte, bleek dat koud te zijn, net zoals de hazenrug en de rest van het bord. Retour naar de keuken dus, waardoor ik even later het bord gloeiend heet terugkreeg, met excuses van de chef en een iets teveel uitgebakken hazenrug. Schoonheidsfoutje door de drukte, wellicht. Jammer, want het gerecht was heerlijk, alleen bleek de savooi gekrompen te zijn tot spruitjes. De pompoenstaafjes zijn trouwens een idee om te onthouden wegens zeer geslaagd. Bart was iets minder mild in zijn beoordeling: het hert was lekker, maar ook niet meer dan dat. Hij vond het al bij al weinig verrassend.

Bij het eten had Bart een half litertje Château Haut Breton (Margaux 2003) gevraagd (26 euro), die overigens wel de noemer ‘excellent’ kreeg. Mijn literfles Vittel werd gebracht voor 6 euro.

Als dessert kon ik niet weerstaan aan een crème brûlée (7,5 euro) en wilde Bart het laatste restje wijn tot zijn recht laten komen met een gemengd kaasbordje (8,5 euro). De crème was trouwens succulent: een smeuige pudding, met een perfect gebrande, krokante laag caramel.

Om af te sluiten bestelde Bart nog een espresso (2,5 euro) en ikzelf een caffè latte (3,25 euro), vergezeld door een enkel huisgemaakt koekje.

Het resultaat was een aangename avond met een heerlijk diner in een gezellig kader. Niet goedkoop, maar wel de juiste prijs voor het gebodene, zijnde 146,25 euro voor ons beiden. Coeur d’Artichaut is met andere woorden zeker een aanrader, en moest het niet zijn dat we gans culinair Gent willen afschuimen, we gingen er zeker terug.
Coeur d’Artichaut
Onderbergen 6
9000 Gent
www.artichaut.be

Werkzaamheden aan de R4 in Wondelgem

Wegwerkzaamheden, heet het voluit. Het zal me worst wezen, het stuurt alles hier in de buurt in de war. Waar heb ik het precies over? Wel, de herstellingswerkzaamheden aan het wegdek op het kruispunt van de R4 en de Evergemsesteenweg in Wondelgem. Juist ja.

Concreet houdt dat in dat alle verkeer op de R4 over 1 rijstrook per rijrichting wordt geleid, en dat hij niet meer te dwarsen valt aan het bewuste kruispunt. Fijn hoor.
Zaterdag heb ik om 18.00u tien minuten in de file gestaan, donderdag om 15.00u was het amper vijf minuten. Ik mag het dus niet gedróómd hebben dat ik er op pakweg een vrijdag om 17.00u door moet: er staat standaard zo al een kwartier file, dus doe dat maar maal vier. Yippie.

De alternatieve wegen zijn overigens ook niet zo opbeurend: tijdens het spitsuur kan je ook aan de afrit Vinderhoute een tijdje staan aanschuiven, en de afrit Eeklo zit ook al strop.

Helemaal leuk wordt het als je eigenlijk gewoon wil dwarsen, en bv van Meulesteebrug naar Evergem wil. Reken ook maar op een pak meer tijd dan gewoonlijk: de omleiding loopt nu eenmaal langs die route, zodat je ook wel file kan hebben van aan de brug tot de R4. Leuk als je zoals ik even naar de Brico wil, of naar de kinesist moet, of stomweg wil tanken.

Ze zijn vorige week begonnen, en zouden zich nog kunnen bezighouden, als we de borden moeten geloven, tot begin november. Als het weer het toelaat. Het eeuwige optimisme van wegenwerkers kennende, houd ik mijn hart vast: wedden dat Murphy toeslaat?

In elk geval: een gewaarschuwd man enzovoort. Kom dus niet in de buurt van de R4 als het niet echt moet. Wordt het hier misschien eens wat rustiger :-p

Liefken

Ik kan het niet helpen, maar ik vind het zó zonde! ‘Het’ is in dit geval het feit dat hier in Wondelgem langs de Lieve de populieren moeten sneuvelen…

Een tijd geleden heeft men (het stadsbestuur? Aquafin?) namelijk besloten eindelijk het Liefken te saneren, en dat meteen grondig aan te pakken. Meer kan je lezen in een archiefbericht van de Stad Gent.

Het Liefken, of het Lievekanaal, is een kanaal dat in de Middeleeuwen is gegraven voor de toenmalige industrie een duw in de rug te geven. De Standaard verwoordde het in 2004 als volgt, in een artikel waarin gemeld werd dat toenmalig minister Van Grembergen het Liefken wilde beschermen: “Het Lievekanaal, ook de Lieve of het Liefke genoemd, werd in de tweede helft van de 13de eeuw als binnenscheepvaartkanaal gegraven tussen Gent en Damme. De waterweg was zo’n 45 km lang en een druk bevaren route tijdens de eerste tweehonderd jaar van zijn bestaan. De Lieve droeg bij tot de ontsluiting en de bloei van het middeleeuwse Gent en stimuleerde de internationale handel. Ondanks de verzanding van het Zwin, de aanleg van de Sassevaart in de 16de eeuw en van het kanaal Gent-Brugge in het midden van de 17de eeuw, bleef de Lieve zijn oorspronklijke functie behouden tot diep in de 18de eeuw.”

Het is een feit dat de stank al een tijdje niet meer te harden was, en dat het water er ook alles behalve appetijtelijk uitzag. Ik herinner me dat 20 jaar geleden er in Zomergem nog Lievefeesten waren, waarbij men onder andere in het water sprong, maar dat men die noodgedwongen heeft moeten stopzetten omdat de vervuiling de spuigaten uitliep.
Ondertussen is de collector van Aquafin aan de Eeklostraat in Mariakerke afgewerkt, zijn alle rioleringen langs het traject van de Lieve ontkoppeld, en is men aan de grote werken begonnen: het uitbaggeren. In concreto houdt dat hier in Wondelgem in dat men een van de oevers ‘onteigend’ heeft (ik dacht dat die eigenlijk altijd al eigendom van de stad waren, en dat de bewoners die gewoon ingepalmd hadden) en dat men al weken bezig is vanuit het ‘klein straatje’ (de Schaluinstraat, een klein verbindingsstraatje zonder huizen dat nu al weken is afgesloten) met gigantische kranen, hoeveelheden aarde, graafmachines en dergelijke de Lieve aan te pakken.

Er stond ook een hele mooie rij populieren, die zachtjes ruisten in de wind, zodat het leek alsof in de verte de zee ruiste. En ja, tot mijn grote spijt zijn die nu aan het sneuvelen, en worden ze vakkundig in stukken verzaagd en afgevoerd. Ik kan het best begrijpen hoor, die machines moeten kunnen passeren, en op lange termijn groeien ze wel terug en zal de Lieve eindelijk weer leefbaar zijn, maar dat neemt niet weg dat mijn hart bloedt als ik de kettingzagen hoor…

Suburbia, 8.15

Flink ingeduffeld in een dikke winterjas stappen we de straat op, het prille lentezonnetje tegemoet. Wij, dat zijn mijn zoontje van drie en ik, zijn kleine warme handje in mijn hand, zijn boekentas in mijn andere hand. Onze hond springt uitgelaten mee tot aan het tuinhek, en kijkt ons dan teleurgesteld na. Poes is nergens te bespeuren, of die was wel een flink eind meegelopen.

Een klein wolkje damp vormt zich bij elke ademhaling, maar echt koud is het niet: de zon schijnt, en de wereld wordt wakker. Wolf huppelt vrolijk naast me mee, en kan het niet laten even in elke vrijstaande brievenbus te piepen. Sommige zijn al leeg, in andere wacht, tot zijn grote vreugde, de krant nog tot haar lezers buiten komen sloffen om ze op te halen.
Er wordt enthousiast gezwaaid wanneer de apotheker met dochtertje op de achterbank toeterend voorbij rijdt, en even later stopt papa zelfs eventjes, op weg naar kantoor. Wolf zet het even op een lopen, wil de auto’s bijhouden, maar ziet gelukkig snel in dat dat niet bepaald tot zijn mogelijkheden behoort. Even later voel ik opnieuw zijn handje in de mijne: “Ik ben wel moe van het lopen hoor mama!”

Rustig stappen we verder langs de voortuintjes. Een werkman van de gemeente stapt uit een pickuptruck, en tot Wolfs ontzetting rijdt die daarna verder. Het kost me moeite hem te overtuigen dat de vrachtwagen gewoon het pleintje rondrijdt om daarna te parkeren. Pas als hij dat met eigen ogen heeft kunnen bevestigen, is hij gerustgesteld. “Dat was wel raar hé mama!”

Ondertussen worden we voortdurend ingehaald door fietsers met kleuters in het kinderstoeltje. Het verbaast me telkens weer dat ze Wolf allemaal kennen en hem vrolijk toeroepen. Hij zwaait terug, en geeft me tekst en uitleg bij de passanten. Aan de schoolpoort zelf is het natuurlijk drukker, en we zijn zelfs een half minuutje te laat: we zien net zijn rij naar binnen gaan. Ontzet sleurt hij me mee naar binnen (ik moet zijn vermiste muts zoeken) tot hij de rang vervoegd heeft, geeft me snel een kus op de wang, en vergeet me dan. ‘Zijn kinderen’ eisen immers al zijn aandacht op: Evert grijpt zijn hand, Sara wil haar nieuwste knuffeltje tonen, en zelf is hij al bezig zijn inderhaast uitgespeelde jas aan de kapstok te hangen.

Stilletjes muis ik ervan onder, nadat ik zijn muts – die gewoon op een andere kapstok hing – in zijn mouw heb gepropt. Een paar meter voorbij de school overvalt de stilte me opnieuw. Genietend van de koude ochtendlucht stap ik verder, en dan krijg ik plots een beeld dat zo lijkt weggelopen uit ‘The Truman Show’: gelijktijdig gaan twee voordeuren van villa’s open. Uit de ene komt een man in keurig pak naar buiten, uit de andere een huisvrouw in ochtendjas en op sloffen. Beiden dragen een doos oud papier naar de straatkant, en zetten die netjes naast de brievenbus. Ze knikken even beleefd naar elkaar, en verdwijnen dan weer naar binnen. Ik kan een glimlach niet onderdrukken.

Even later pluk ik zelf de krant uit de brievenbus, en verdwijn op mijn beurt door mijn voordeur naar binnen. En als u me nu wil excuseren, ik moet nog de was ophangen.

Feestelijke (her)opening van de Ajuinlei

Toevallige passanten zullen zaterdag rond elf uur raar opgekeken hebben op de Ajuinlei. Het was dan ook een speciaal zicht: een kleine stoet, vergezeld van een violist (met extra materiaal) in livrei, liep de nieuw aangelegde wandelstraat officieel in.

De Ajuinlei, parallel met de Veldstraat en dus aan de achterkant van de Inno en de Fnac en dergelijke, is namelijk na anderhalf jaar eindelijk weer open voor alle verkeer. Zowat alle winkeliers, omwonenden en mensen die er werken, slaakten een zucht van opluchting. Niet alleen zijn ze eindelijk verlost van de vele tonnen modder en de ronkende machines, de straat wil zich nu ook profileren als een echte winkelwandelstraat, waar je rustig kan kuieren langs het water. Er is nog steeds eenrichtingsverkeer voor auto’s, en fietsers mogen er zelfs in twee richtingen door.
Daar is nochtans wel enige polemiek rond geweest: de straat is bijzonder smal, en hier en daar dan ook ronduit onveilig voor fietsers die uit de tegenovergestelde richting komen. Toen de betrokken stadsdiensten daarop werden aangesproken, gaven zij als commentaar dat de Ajuinlei op het smalste stuk gewoon niet genoeg plaats biedt aan zowel een rijstrook voor auto’s als twee fietspaden. Een ander heikel punt zijn de paaltjes die geplaatst werden om wildparkeren op het royale voetpad tegen te gaan. Volgens de winkeliers wordt laden en lossen op die manier wel heel erg moeilijk. De noodzaak van de paaltjes werd zaterdag nochtans al meteen pijnlijk duidelijk: op het enige plaatsje waar geen paaltje staat, aan het begin van de straat, stond inderdaad al meteen een auto geparkeerd.

In elk geval is de heraanleg een hele verbetering: er is een ruim wandelpad voorzien voor voetgangers, afgebakend door de bewuste paaltjes, en gelardeerd met grote bloembakken. Aan de overkant zijn er nog steeds parkeerplaatsen, maar netjes aangeduid, en mooi in het straatbeeld ingewerkt.

Huidig burgemeester Beke, diens opvolger Termont, en schepen van Openbare Werken Versnick kwamen, en zagen dat het goed was. Het stof van de voorbije werken werd nog even van hen afgeborsteld door twee lakeien die aan de ingang van de priveparking van nummer 1 stonden. Op die parking was een partytent opgesteld en een klein podium, waar Geert Versnick een korte toespraak hield over alle moeilijkheden, en meteen ook alle vernieuwingen in de straat. Een van de punten die hij sterk beklemtoonde, was het plaatsen van de waterzuivering, zodat de rioleringen niet meer rechtstreeks in het water werden geloosd.
Ondertussen werd er aperitief geschonken, werden belegde broodjes uitgedeeld, en – hoe kan het ook anders – heerlijke ajuinsoep met broodkorstjes. De sfeer was opperbest, ondanks de regen. Veel had wellicht niet alleen met de drank te maken, maar ook met de mooie livemuziek van de violist, en de aanwezigheid van beide lakeien in historisch kostuum. Zij boden de aanwezigen een witte roos aan, met de vraag die verder door te geven met een positieve noot en een glimlach. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat er hier eentje in de woonkamer prijkt, maar ze doet me wel telkens weer glimlachen. En ik geloof dat dat toch de boodschap was achter de feestelijke (her)opening van de Ajuinlei.

Blauwe reiger

’t Is dat ik al te laat was en mijn fototoestel niet bij had, maarre… Ik heb daarnet (20.30u) in het voorbijrijden aan de Watersportbaan een blauwe reiger zien zitten op een verlichtingspaal. Quite the sight.

Gent is toch een schone stad, nee ?

(btw, Huug, was jij dat die daar aan het lopen was ?)